De besturingsring gebruiken
Door de besturingsring (A) te draaien, kunt u de gewenste instellingen voor diverse opnamefuncties onmiddellijk veranderen.
U kunt ook veelvuldig gebruikte functies toewijzen aan de besturingsring door MENU → (Eigen instellingen) → [Eigen toetsinstelling.] → [Draairing] te selecteren.
Pictogrammen en functienamen worden als volgt op het scherm aangegeven.
Bijv.
: Stel de zoomvergroting in door de besturingsring te draaien.