De opnamefuncties aanpassen voor handig gebruik
-
Geheugen
U kunt maximaal 3 veelgebruikte functies of apparaatinstellingen registreren in het apparaat, en maximaal 4 (M1 tot en met M4) in de geheugenkaart. U kunt de instellingen eenvoudig oproepen met de functiekeuzeknop.
-
Instell. functiemenu
U kunt de functies toewijzen die moet worden opgeroepen wanneer u op de Fn (Functie)-knop drukt.
-
Eigen toets(opname) / Eigen toets(WG)
Door functies toe te wijzen aan diverse knoppen kunt u de bediening versnellen door op de betreffende knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm of weergavescherm wordt afgebeeld om de toegewezen functie uit te voeren.
-
Werking van de besturingsring
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de besturingsring, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig de besturingsring te draaien wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.
-
Werking van de C-knop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de C-knop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de C-knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.
-
Werking van de middenknop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de middenknop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de middenknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.
-
Werking van de linkerknop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de linkerknop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de linkerknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.
-
Werking van de rechterknop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de rechterknop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de rechterknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.
-
Werking van de knop Naar smartph verznd
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de knop Naar smartph verznd, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de knop Naar smartph verznd te drukken wanneer het weergavescherm wordt afgebeeld.