Opnemen

Zie ook "Geheugenkaart".
Door op START/STOP of PHOTO te drukken, worden geen beelden opgenomen.
  • Het afspeelscherm wordt weergegeven. Druk op MODE als u de (Film)-lamp [Details] of de (Foto)-lamp [Details] wilt inschakelen.

  • Het beeld dat u zojuist hebt opgenomen, wordt vastgelegd op het opnamemedium. U kunt geen nieuwe opname maken tijdens deze periode.

  • Het opnamemedium is vol. Verwijder ongewenste beelden. [Details]

  • Het totale aantal filmscènes of foto's overschrijdt de opnamecapaciteit van de camcorder [Details] [Details]. Verwijder beelden die u niet meer wilt bewaren [Details].

  • Uw camcorder is heel warm. Schakel de camcorder uit en laat hem afkoelen op een koele plek.

  • Uw camcorder is heel koud. Schakel uw camcorder uit en breng hem naar een warme plek. Laat uw camcorder opwarmen en schakel hem vervolgens in.

Foto's kunnen niet worden opgenomen.
  • U kunt geen foto's opnemen met:

  • [Vloeiende lang- zame OPNAME]

  • [Golfopname]

  • [Fader]

  • De camcorder kan geen foto's nemen in de filmopnamestand, als [Opnamefunctie] of [Framerate] is geselecteerd.

Het toegangslampje blijft branden of knipperen nadat de opname is gestopt.
  • De scène die u zojuist hebt opgenomen, wordt vastgelegd op de geheugenkaart.

Het beeldveld ziet er anders uit.
  • Het beeldveld kan er anders uitzien afhankelijk van de toestand van de camcorder. Dit duidt niet op een storing.

De flitser werkt niet.
  • U kunt geen opnamen maken met de ingebouwde flitser zolang:

  • de (Film)-lamp brandt

  • [Conversielens] anders is ingesteld dan op [Uit]

  • Zelfs als u de optie voor automatisch flitsen of (Automatische Beperking van Rode Ogen) hebt geselecteerd, kunt u de flitser niet gebruiken met:

  • NightShot

  • handmatig ingestelde [IRIS] of [Sluitertijd] (wanneer één van beide is toegekend aan de MANUAL-knop)

  • [Spotmeter/-focus]

  • [Spotmeter]

  • [Handmatig] in [Belichting]

  • [Nachtscène], [Zonsop-/onderg.], [Vuurwerk], [Landschap], [Spotlight], [Strand] of [Sneeuw] in [Scènekeuze]

De werkelijke opnameduur voor films is minder dan de verwachte opnameduur van het opnamemedium.
  • Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de beschikbare opnameduur korter zijn, bijvoorbeeld bij het opnemen van een snel bewegend onderwerp e.d.

De camcorder stopt met werken.
  • Uw camcorder is heel warm. Schakel de camcorder uit en laat hem afkoelen op een koele plek.

  • Uw camcorder is heel koud. Schakel uw camcorder uit en breng hem naar een warme plek. Laat uw camcorder opwarmen en schakel hem vervolgens in.

  • Als u de camcorder blijft blootstellen aan trillingen, kan de opname stoppen.

Er is een tijdverschil tussen het moment waarop u op START/STOP drukt en het moment dat de opgenomen film start/stopt.
  • Op uw camcorder kan er een klein tijdverschil zijn tussen het moment waarop u op START/STOP drukt en het moment dat de opgenomen film werkelijk start/stopt. Dit duidt niet op een storing.

De breedte-/hoogteverhouding van de film (16:9 (breedbeeld)/4:3) kan niet worden gewijzigd.
  • De breedte-/hoogteverhouding van films met hogedefinitiekwaliteit (HD) is 16:9 (breedbeeld).

Automatisch scherpstellen functioneert niet.
  • Stel [Scherpstellen] in op [Autom.]. [Details]

  • De opnamecondities zijn niet geschikt voor automatisch scherpstellen. Pas de scherpstelling handmatig aan. [Details]

SteadyShot werkt niet.
  • Stel [SteadyShot] in op [Actief] of [Standaard] [Details], [SteadyShot] in op [Aan] [Details].

  • De camcorder compenseert mogelijk geen uitzonderlijk sterke trillingen, ook al is [SteadyShot] ingesteld op [Actief] of [Standaard], [SteadyShot] op [Aan].

  • Stel [Conversielens] in op [Uit].

Beelden kunnen niet correct worden opgenomen of afgespeeld.
  • Wanneer u langdurig beelden herhaaldelijk opneemt en wist, kunnen de bestanden op de opnamemedia gefragmenteerd raken waardoor beelden niet goed worden opgenomen of afgespeeld. de opnamemedia op uw camcorder nadat u een reservekopie van de beelden op andere media hebt gemaakt. [Details]

De onderwerpen die snel door het beeld gaan, kunnen misvormd zijn.
  • Dit wordt het brandpuntsvlakfenomeen genoemd. Dit duidt niet op een storing. Door de manier waarop het beeldapparaat (CMOS-sensor) de beeldsignalen leest, kunnen onderwerpen die snel door de lens lopen, afhankelijk van de opnameomstandigheden vervormd zijn.

De kleur van het beeld wordt niet correct weergegeven.
  • Druk op NIGHTSHOT als u de functie NightShot wilt annuleren. [Details]

Het beeld op het scherm is helder en het onderwerp wordt niet weergegeven op het scherm.
  • Druk op NIGHTSHOT als u de functie NightShot wilt annuleren. [Details]

Horizontale strepen verschijnen op het beeld.
  • Dit doet zich voor bij opnamen onder een fluorescentielamp, natriumlamp of kwiklamp. Dit duidt niet op een storing.

Er verschijnen zwarte strepen als u een televisiescherm of computerscherm opneemt.
  • Stel [SteadyShot] niet in op [Actief]. [Details]

De LCD-helderheid kan niet worden ingesteld.
  • U kunt de LCD-helderheid niet instellen wanneer:

  • Het LCD-paneel is gesloten op uw camcorder met het LCD-scherm naar buiten gericht.

  • Stroom wordt geleverd door de netspanningsadapter.

Geluid wordt niet goed opgenomen.
  • Sluit de microfoon weer op dezelfde manier aan als toen u begon te filmen.

Foto's worden automatisch opgenomen.
  • In de standaardinstelling worden foto's automatisch vastgelegd wanneer de camcorder een lach detecteert ([Lach-sluiter]). [Details]