SRS-BTV5

Koppelen en verbinden met een BLUETOOTH-apparaat

  1. Plaats het BLUETOOTH-apparaat binnen 1 meter van het systeem.

  1. Verschuif de POWER-schakelaar om het systeem in te schakelen.

Het systeem schakelt standaard automatisch om naar de koppelmodus.
De  (BLUETOOTH) indicator (blauw) knippert snel in de koppelmodus.
Om het systeem de volgende keer om te laten schakelen naar de koppelmodus, houdt u de schakelaar ongeveer 2 seconden naar de kant PAIRING geschoven terwijl het systeem uitgeschakeld is. Het systeem laat een pieptoon horen wanneer het omschakelt naar de koppelmodus.
  1. Voer de koppelingsprocedure op het BLUETOOTH-apparaat uit om het systeem te herkennen.

Als de lijst met herkende apparaten op het scherm van het BLUETOOTH-apparaat wordt weergegeven, selecteert u "SRS-BTV5".
Als een wachtwoord moet worden ingevoerd op het scherm van een BLUETOOTH-apparaat, voert u "0000" in.
Een wachtwoord wordt ook wel een "pascode", "pincode", "PIN-nummer" of "sleutel" genoemd.
  1. Breng de BLUETOOTH-verbinding vanaf het BLUETOOTH-apparaat tot stand.

Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, gaat de  (BLUETOOTH) indicator (blauw) branden.
Tips
  • Als u andere BLUETOOTH-apparaten wilt koppelen, herhaalt u stap 1 tot en met 4 voor elk apparaat.

  • Zie "Wat kan ik doen om een probleem te verhelpen?" voor informatie over het wissen van alle koppelingsgegevens. [Details]

Opmerkingen
  • Raadpleeg de gebruiksaanwijzing die met het BLUETOOTH-apparaat is meegeleverd voor details.

  • Bij het koppelen met een BLUETOOTH-apparaat dat geen lijst met herkende apparaten kan weergeven of dat geen scherm heeft, kunt u het apparaat mogelijk koppelen door op zowel het systeem als het BLUETOOTH-apparaat de koppelmodus in te schakelen. Als in dat geval een ander wachtwoord dan "0000" op het BLUETOOTH-apparaat is ingesteld, kan niet worden gekoppeld met het systeem.

  • Als BLUETOOTH-apparaten eenmaal gekoppeld zijn, hoeven ze niet opnieuw te worden gekoppeld behalve in de volgende gevallen:

  • Koppelingsgegevens zijn gewist, bijvoorbeeld na een reparatie.

  • Het systeem is met 5 of meer apparaten gekoppeld. Het systeem kan met maximaal 4 apparaten worden gekoppeld; als een nieuw apparaat wordt gekoppeld als er al 4 apparaten zijn gekoppeld, wordt het apparaat waarmee het langst geleden verbinding is gemaakt vervangen door het nieuwe.

  • Als de herkenning van het systeem door het apparaat dat u wilt verbinden is gewist.

  • Het systeem wordt geïnitialiseerd. Alle koppelingsgegevens worden gewist.