Wi-Fi

Het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken, wordt niet weergegeven.
  • Afhankelijk van de aanwezige radiogolven wordt het draadloze toegangspunt mogelijk niet weergegeven op de camera. Plaats de camera dichter bij het draadloze toegangspunt.

  • Afhankelijk van de instelling van het draadloze toegangspunt wordt het toegangspunt mogelijk niet weergegeven op de camera. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het draadloze toegangspunt voor de correcte instellingen.

[WPS-Push] werkt niet.
  • Afhankelijk van de instelling van het draadloze toegangspunt is [WPS-Push] mogelijk niet beschikbaar. Controleer het wachtwoord en SSID van het draadloze toegangspunt om [Toegangspunt instell.] in te stellen. [Details]

[Naar computer verzenden] wordt vroegtijdig afgesloten.
  • Als het accuniveau laag is, wordt [Naar computer verzenden] mogelijk vroegtijdig afgesloten. Laad de accu vóór gebruik op.

Kan geen bewegende beelden overzetten naar de smartphone.
  • Vooraleer u bewegende beelden die moeten worden overgezet naar een smartphone opneemt, stelt u MENU 1 [Bestandsindeling] [MP4] in. [Details]

[Naar smartph verznd] wordt vroegtijdig afgesloten.
  • Als het accuniveau laag is, wordt [Naar smartph verznd] mogelijk vroegtijdig afgesloten. Laad de accu vóór gebruik op.

Het opnamescherm wordt niet vloeiend weergegeven wanneer de camera losgekoppeld is van de computer.
  • Afhankelijk van de aanwezige radiogolven werkt de communicatie tussen de smartphone en de camera mogelijk niet correct. Breng de camera en de smartphone dichter bij elkaar.

Een opname met [Besturen m. smartph.] wordt vroegtijdig afgesloten.
  • Als het accuniveau laag is, wordt een opname met [Besturen m. smartph.] mogelijk vroegtijdig afgesloten. Laad de accu vóór gebruik op.

Het lukt niet om verbinding via aanraking (NFC) te gebruiken.
  • Wijzig de positie van de camera en de smartphone om de symbolen (N-markering) zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. Als de NFC-verbinding nog steeds niet kan worden doorgevoerd, wijzigt u de positie van de smartphone enkele millimeters of verwijdert u de smartphone minstens 10 seconden uit de buurt van de camera en voert u vervolgens de aanraking opnieuw uit.

  • [Vliegtuig-stand] is ingesteld op [Aan]. Stel [Uit] in.

  • Controleer of de smartphone klaar is om te worden verbonden.
    Raadpleeg voor meer informatie de bedieningshandleiding van de smartphone.

  • Breng geen andere metalen voorwerpen dan een smartphone in de buurt van (N-markering) op de camera.

  • Raak de camera niet met meerdere smartphones tegelijk aan.

  • Als er een andere toepassing die gebruikmaakt van de NFC-functie geactiveerd is op de smartphone, sluit u die toepassing.