U kunt maximaal 3 veelgebruikte functies of apparaatinstellingen registreren in het apparaat. U kunt de instellingen eenvoudig oproepen met de functiekeuzeknop.

U kunt de functies toewijzen die moet worden opgeroepen wanneer u op de Fn (Functie)-knop drukt.

Door functies toe te wijzen aan diverse knoppen kunt u de bediening versnellen door op de betreffende knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Maakt het mogelijk om een functie toe te wijzen aan de scherpstelling-vasthoudknop op de lens.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de AEL-knop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de AEL-knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de AF/MF-knop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de AF/MF-knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de ISO-knop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de ISO-knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de belichtingscompensatieknop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de belichtingscompensatieknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de WB-knop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de WB-knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de transportfunctieknop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de transportfunctieknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de intelligente-teleconverterknop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de intelligente-teleconverterknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de opname-voorbeeldknop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de opname-voorbeeldknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de C-knop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de C-knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

Nadat u een functie hebt toegewezen aan de middenknop, kunt u die functie uitvoeren door eenvoudig op de middenknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.

U kunt de functies van de voorste en achterste keuzeknoppen omwisselen.