Geheugen
U kunt maximaal 2 veelgebruikte functies of apparaatinstellingen registreren in het apparaat. U kunt de instellingen eenvoudig oproepen met de functiekeuzeknop.
- Stel het apparaat in op de instelling die u wilt registreren.
- MENU → (Camera- instellingen) → [Geheugen] → gewenst nummer.
Items die kunnen worden geregistreerd
- Opnamefunctie
- Diafragma (F-getal)
- Sluitertijd
- Camera- instellingen
Geregistreerde instellingen oproepen
Selecteer het geheugennummer uit "1" of "2" op de functiekeuzeknop.
Druk daarna op de rechter/-linkerkant van het besturingswiel om het gewenste geheugennummer te selecteren.
- U kunt alleen M1 tot en met M4 kan selecteren wanneer een geheugenkaart in het apparaat is geplaatst.
Geregistreerde instellingen veranderen
Verander de instelling naar de gewenste instelling en registreer deze instelling onder hetzelfde functienummer.
Opmerking
- Programmaverschuiving kan niet worden geregistreerd.
- Voor sommige functies komen de stand van de keuzeknop en de instelling die in werkelijkheid tijdens het opnemen wordt gebruikt mogelijk niet overeen. Als dat gebeurt neemt u beelden op door de informatie te raadplegen die op de monitor wordt afgebeeld.