Toegangspunt instel.
U kunt uw accesspoint handmatig registreren. Alvorens de procedure te starten, controleert u de SSID-naam van het accesspoint, beveiligingssysteem en wachtwoord. Het wachtwoord kan in sommige accesspoints vooraf ingesteld zijn. Zie voor meer informatie de gebruiksaanwijzing van het accesspoint, of vraag de beheerder van het accesspoint om advies.
- MENU → (Draadloos) → [Toegangspunt instel.].
- Selecteer het accesspoint dat u wilt registreren.
Wanneer het gewenste accesspoint wordt afgebeeld op het scherm: Selecteer het gewenste accesspoint.
Wanneer het gewenste accesspoint niet wordt afgebeeld op het scherm: Selecteer [Handmatige instelling] en stel het accesspoint in.
*Raadpleeg "Hoe het toetsenbord wordt gebruikt" voor de invoermethode.
- Als u [Handmatige instelling] selecteert, voert u de SSID-naam van het accesspoint in en selecteert u daarna het beveiligingssysteem.
- Voer het wachtwoord in en selecteer [OK].
- Voor een accesspoint zonder de markering is geen wachtwoord nodig.
- Selecteer [OK].
Hoe het toetsenbord wordt gebruikt
Wanneer het handmatig invoeren van tekens is vereist, wordt een toetsenbord afgebeeld op het scherm.
-
- Invoerveld
- De tekens die u invoert worden hierin afgebeeld.
-
- Tekensoort wisselen
- Elke keer wanneer u op in het midden van het besturingswiel drukt, wisselt de tekensoort tussen alfabetische letters, cijfers en symbolen.
-
- Toetsenbord
- Elke keer wanneer u op in het midden drukt, worden de tekens die bij die knop horen één voor één afgebeeld.
Bijvoorbeeld: Als u "abd" wilt invoeren
Selecteer de toets voor "abc" en druk eenmaal op zodat een "a" wordt afgebeeld → selecteer "" ((5) Cursor verplaatsen) en druk op → selecteer de toets voor "abc" en druk tweemaal op zodat een "b" wordt afgebeeld → selecteer de toets voor "def" en druk eenmaal op zodat "d" wordt afgebeeld.
-
- Vastleggen
- Legt de ingevoerde tekens vast.
-
- Cursor verplaatsen
- Verplaatst de cursor in het invoerveld naar links of rechts.
-
- Wissen
- Wist het teken vóór de cursor.
-
- Maakt van het volgende teken een hoofdletter of kleine letter.
-
- Voert een spatie in.
- Om het invoeren te annuleren, selecteert u [Annuleren].
Overige instelitems
Afhankelijk van de status of de instelmethode van uw accesspoint, wilt u mogelijk meer items instellen.
WPS PIN:
Beeldt de PIN-code af die u moet invoeren in het verbonden apparaat.
Voorrangsverbind.:
Selecteer [Aan] of [Uit].
IP-adres instelling:
Selecteer [Automatisch] of [Handmatig].
IP-adres:
Als u het IP-adres handmatig invoert, voert u het vaste adres in.
Subnetmasker/Standaardgateway:
Wanneer u [IP-adres instelling] instelt op [Handmatig], voert u het IP-adres in overeenkomstig uw netwerkomgeving.
Opmerking
- Om het geregistreerde accesspoint voorrang te geven, stelt u [Voorrangsverbind.] in op [Aan].