Het beeld is onscherp.
- Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale afstand waarop de lens kan scherpstellen.
- Er is onvoldoende omgevingslicht.
- [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [H. scherpst.]. Stel [Scherpstelfunctie] in op een andere instelling dan [H. scherpst.].