Digitale camera met verwisselbare lensILCA-68

AF-bereik regeling

U kunt het bereik van de automatische scherpstelling beperken om scherp te stellen op een onderwerp zonder dat voorwerpen in de voorgrond en achtergrond dit verstoren. De functie [AF-bereik regeling] is in de standaardinstelling toegewezen aan de C2 (Custom 2)-knop.

  1. Druk op de C2 (Custom 2)-knop (A).

  2. Stel de maximale opnameafstand in met behulp van de besturingsknop en stel de minimale opnameafstand in met behulp van het besturingswiel.
    • De scherpstelgebieden van het onderwerp die binnen het ingestelde gebied van het AF-bereik vallen, worden geel afgebeeld.
  3. Druk nogmaals op de C2 (Custom 2)-knop en bepaal de opnameafstand.
    • Het beperkte gebied blijft afgebeeld.
    • De scherpstelgebieden van het onderwerp die binnen de ingestelde afstand vallen, worden geel afgebeeld.

De functie AF-bereikregeling afsluiten

Druk nogmaals op de C2 (Custom 2)-knop.

Hint

  • Nadat de scherpstelling is ingesteld op het gewenste onderwerp, beperkt u het AF-bereik zodanig dat de scherpstellingsindicator van de lens binnen het ingestelde bereik valt.
  • Stel het AF-bereik in op binnen of buiten de beperkte waarde terwijl u naar het gele scherpstelgebied kijkt.

Opmerking

  • [AF-bereik regeling] kan niet worden gebruikt in de handmatige scherpstellingsfunctie of tijdens het opnemen van bewegende beelden.
  • Als u de lens verandert, wordt het ingestelde AF-bereik teruggesteld.
  • Als u een lens gebruikt die is uitgerust met een scherpstellingsbereik-beperkingsfunctie, mag u de functie [AF-bereik regeling] van de camera niet tegelijkertijd gebruiken. Gebruik de functie van de lens of van de camera.
  • Als u een lens gebruikt die niet is uitgerust met een afstandscodeerder, wordt de opnameafstand niet afgebeeld.
  • De waarde van de opnameafstand is een schatting.
  • De ingestelde waarde van het AF-bereik, de waarde van de opnameafstand en het daadwerkelijke scherpstellingspunt kunnen iets verschillen.
  • Het werkelijk ingestelde AF-bereik en de gele gids van het scherpstelgebied komen mogelijk niet overeen.
  • Het scherpstelgebied wordt mogelijk niet geel afgebeeld wanneer de lens niet goed kan scherpstellen.
  • Wanneer de belichting niet sterk genoeg is, of er niet veel contrast in het onderwerp zit, zoals bij monotone en vlakke onderwerpen, wordt het gele scherpstelgebied mogelijk niet afgebeeld. In dat geval gebruikt u de contouren van het onderwerp als richtlijn.