Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit.
In slaapstand behoudt de computer zijn huidige status, inclusief gegevens waar u mee aan het werken bent.
Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie over de slaapstand.
Om geen niet-opgeslagen gegevens kwijt te raken, volgt u de volgende stappen om uw VAIO-computer uit te zetten.
Na een korte tijd schakelt uw VAIO-computer automatisch uit. Als uw computer een stroomlampje heeft, gaat het groene stroomlampje uit.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is voordat u het LCD-scherm sluit.
Als de computer niet netjes wordt afgesloten, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan of kan uw VAIO-computer defect raken.
Om uw VAIO-computer helemaal van de stroomvoorziening los te koppelen, zet u de computer uit en trekt u de stekker uit het stopcontact.
Als u Afsluiten (Shut down) selecteert terwijl u in stap 4 Shift ingedrukt houdt, kunt u uw VAIO-computer in de minimale energieverbruiksstand plaatsen (ACPI S5-stand). In dat geval wordt de snelle opstartfunctie tijdelijk uitgeschakeld bij de volgende keer opstarten.
Na het wijzigen van instellingen of het installeren van toepassingen op uw VAIO-computer moet u de computer soms opnieuw starten.
U kunt uw VAIO-computer als volgt in de slaapstand zetten of uitschakelen/opnieuw opstarten.
In slaapstand kunt u uw VAIO-computer alleen laten; de computer blijft in dezelfde staat, inclusief de gegevens waaraan u aan het werken bent.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
SelecteerAan/Uit (Power) en Slaapstand (Sleep).
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, gaat dit uit wanneer de computer in slaapstand gaat (in de standaardinstelling).
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)).
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, gaat uw VAIO-computer automatisch uit. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in de sluimerstand wanneer de batterijset leeg raakt. Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden schakelt de computer mogelijk niet over naar de sluimerstand.
Als dit gebeurt en de batterijset leeg raakt, wordt de computer uitgeschakeld en gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Zorg ervoor dat de computer uit staat voordat u uw VAIO-computer verplaatst om te voorkomen dat de harde schijf beschadigd raakt door stoten of trillingen. Als de computer een stroomlampje heeft, zorg er dan voor dat dit helemaal uit is.
Standaard gaat uw VAIO-computer over in de slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit wanneer de computer op netstroom actief is.
De onderstaande bewerkingen zetten uw VAIO-computer ook in de slaapstand.
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)) (met de standaardinstellingen).
Klap het LCD-scherm dicht. De computer gaat na een paar seconden in slaapstand.
U kunt uw VAIO-computer van de slaapstand laten terugkeren naar de normale stand door het LCD-scherm te openen.
Als u de reactie op het openen van het LCD-scherm wilt wijzigen, start u VAIO Control Center en wijzigt u de instellingen in Stroom en batterij (Power and Battery). Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
U kunt snelkoppelingen toevoegen naar de toepassingen, het bureaublad en de websites die u het meest gebruikt.
Tegels
Selecteer een tegel om een toepassing te starten en pas het venster Start aan door tegels toe te voegen en te schikken.
Charms
Zoek naar toepassingen en bestanden, deel media, speel media af op andere apparaten of druk ze af en stel uw VAIO-computer in.
Open de charms en tik vervolgens op de charmStart. (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Open de charms en klik op vervolgens op de charmStart. (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Druk op de-toets (Windows).
U kunt het bureaublad weergeven door een tegel te selecteren, net als een toepassing. Volg de onderstaande instructies om het bureaublad weer te geven.
U kunt toepassingen installeren van Windows Store.
U heeft een Microsoft-account nodig voor het gebruik van bepaalde apps of services, waaronder Windows Store.
Voor informatie over het maken en gebruiken van een Microsoft-account raadpleegt u Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen).
Raadpleeg Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor informatie over verbinding maken met internet.
Er zijn twee typen gebruikersaccount beschikbaar in Windows 8: lokale accounts en Microsoft-accounts.
Een lokale account is een gebruikersnaam en wachtwoord dat u instelt op uw VAIO-computer. Omdat een lokale account bedoeld is voor gebruik op één computer, kunt u dezelfde account niet delen op meerdere computers.
U hoeft geen wachtwoord in te stellen voor een lokale account. Als u het wachtwoord van uw lokale account vergeten bent, dient u uw VAIO-computer te herstellen.
Een Microsoft-account is een e-mailadres en wachtwoord waarmee u zich aanmeldt bij Microsoft-diensten. Omdat u voor elke gebruiker een eigen Microsoft-account kunt instellen, kunt u dezelfde account gebruiken op meerdere computers. Als u apps wilt downloaden uit de Windows Store, moet u overschakelen van een lokale account naar een Microsoft-account.
Voor een Microsoft-account moet u een wachtwoord instellen. Als u uw wachtwoord voor een Microsoft-account bent vergeten, neemt u contact op met de helpdesk van Microsoft.
In Windows 8 kunt u overschakelen tussen een lokale account en een Microsoft-account.
Door van een lokale account over te schakelen naar een Microsoft-account kunt u apps downloaden vanuit de Windows Store.
Wilt u een Microsoft-account maken of ernaar overschakelen, volg dan de volgende stappen.
Om naar een lokale account over te schakelen, selecteert u in stap 4 Overschakelen naar een lokaal account in plaats van Overschakelen naar een Microsoft-account (Switch to a Microsoft account).
Als u uw wachtwoord voor een Microsoft-account bent vergeten, neemt u contact op met de helpdesk van Microsoft.
U kunt als volgt schakelen naar een ander gebruikersaccount.
Om een nieuwe gebruikersnaam aan te maken, moet u zijn aangemeld met beheersrechten. Open vervolgens de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings). Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer Gebruikers (Users) in het linkerdeelvenster.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
U kunt actieve toepassingen bekijken door de lijst in het Start-scherm weer te geven. Zie Het Start-scherm en het Start-menu voor meer informatie.
Veeg vanaf de linkerrand richting het midden van het scherm totdat een klein toepassingspictogram wordt weergegeven en sleep het pictogram vervolgens naar de linkerrand.
Wijs naar de linkerbovenhoek () en beweeg dan omlaag (
).
Druk tegelijkertijd op de toetsen(Windows) en Tab.
U kunt toepassingen, bestanden of instellingen zoeken met de charms en vervolgens de gewenste toepassingen, bestanden of instellingen openen.
Om ze te starten, opent u de charms, selecteert u de charmZoeken (Search) en voert u onderstaande stappen uit. Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
U kunt toepassingen installeren van Windows Store.
U heeft een Microsoft-account nodig voor het gebruik van bepaalde apps of services, waaronder Windows Store.
Voor informatie over het maken en gebruiken van een Microsoft-account raadpleegt u Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen).
Raadpleeg Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor informatie over verbinding maken met internet.
Volg de onderstaande instructies om actieve toepassingen te sluiten.
Plaats de aanwijzer in een geopende toepassing in het midden van de bovenrand van het scherm.
Sleep de toepassing vervolgens naar de onderrand van het scherm totdat de toepassing verdwijnt van het scherm.
Plaats de aanwijzer in een geopende toepassing in het midden van de bovenrand van het scherm totdat deze in een handje verandert.
Sleep de toepassing vervolgens naar de onderrand van het scherm totdat de toepassing verdwijnt van het scherm.
Druk tegelijkertijd op de toetsen Alt en F4.
Veel toepassingen hebben toepassingsmenu's waarmee u uw toepassingen kunt beheren. Volg de onderstaande instructies om het toepassingsmenu te openen.
Veeg omhoog vanaf de onderrand van het beeldscherm.
Klik, wanneer een app geopend is, met de rechtermuis ergens op het scherm. Klik op een touchpad in de hoek rechtsonder.
Druk tegelijkertijd op de toetsen(Windows) en Z.
Open het toepassingsmenu wanneer de toepassing wordt weergegeven op het computerscherm.
Toepassingsopdrachten zijn afhankelijk van de toepassing die op het computerscherm wordt weergegeven.
U kunt schakelen tussen actieve toepassingen.
Geef actieve toepassingen weer en veeg het pictogram van de gewenste toepassing van de linkerrand naar het midden van het scherm. Zie Actieve apps bekijken voor informatie over het weergeven van actieve toepassingen.
Geef actieve toepassingen weer en sleep het pictogram van de gewenste toepassing van de linkerrand naar het midden van het scherm. Zie Actieve apps bekijken voor informatie over het weergeven van actieve toepassingen.
U kunt Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) als volgt openen.
U kunt Configuratiescherm (Control Panel) als volgt openen.
U kunt snelkoppelingen toevoegen naar de toepassingen, het bureaublad en de websites die u het meest gebruikt.
Tegels
Selecteer een tegel om een toepassing te starten en pas het venster Start aan door tegels toe te voegen en te schikken.
Charms
Zoek naar toepassingen en bestanden, deel media, speel media af op andere apparaten of druk ze af en stel uw VAIO-computer in.
Open de charms en tik vervolgens op de charmStart. (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Open de charms en klik op vervolgens op de charmStart. (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Druk op de-toets (Windows).
U kunt de charms openen om te zoeken naar toepassingen en bestanden, media te delen, media af te spelen op andere apparaten of ze af te drukken en uw VAIO-computer in te stellen.
Veeg vanaf de rechterrand richting het midden van het beeldscherm.
Wijs naar de rechterbovenhoek () en beweeg dan omlaag (
).
Met een touchpad kunt u ook vanaf de rechterrand naar binnen vegen.
Druk tegelijkertijd op de toetsen(Windows) en C.
U kunt het bureaublad weergeven door een tegel te selecteren, net als een toepassing. Volg de onderstaande instructies om het bureaublad weer te geven.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit.
In slaapstand behoudt de computer zijn huidige status, inclusief gegevens waar u mee aan het werken bent.
Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie over de slaapstand.
Om geen niet-opgeslagen gegevens kwijt te raken, volgt u de volgende stappen om uw VAIO-computer uit te zetten.
Na een korte tijd schakelt uw VAIO-computer automatisch uit. Als uw computer een stroomlampje heeft, gaat het groene stroomlampje uit.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is voordat u het LCD-scherm sluit.
Als de computer niet netjes wordt afgesloten, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan of kan uw VAIO-computer defect raken.
Om uw VAIO-computer helemaal van de stroomvoorziening los te koppelen, zet u de computer uit en trekt u de stekker uit het stopcontact.
Als u Afsluiten (Shut down) selecteert terwijl u in stap 4 Shift ingedrukt houdt, kunt u uw VAIO-computer in de minimale energieverbruiksstand plaatsen (ACPI S5-stand). In dat geval wordt de snelle opstartfunctie tijdelijk uitgeschakeld bij de volgende keer opstarten.
Na het wijzigen van instellingen of het installeren van toepassingen op uw VAIO-computer moet u de computer soms opnieuw starten.
In slaapstand kunt u uw VAIO-computer alleen laten; de computer blijft in dezelfde staat, inclusief de gegevens waaraan u aan het werken bent.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
SelecteerAan/Uit (Power) en Slaapstand (Sleep).
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, gaat dit uit wanneer de computer in slaapstand gaat (in de standaardinstelling).
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)).
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, gaat uw VAIO-computer automatisch uit. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in de sluimerstand wanneer de batterijset leeg raakt. Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden schakelt de computer mogelijk niet over naar de sluimerstand.
Als dit gebeurt en de batterijset leeg raakt, wordt de computer uitgeschakeld en gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Zorg ervoor dat de computer uit staat voordat u uw VAIO-computer verplaatst om te voorkomen dat de harde schijf beschadigd raakt door stoten of trillingen. Als de computer een stroomlampje heeft, zorg er dan voor dat dit helemaal uit is.
Standaard gaat uw VAIO-computer over in de slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit wanneer de computer op netstroom actief is.
De onderstaande bewerkingen zetten uw VAIO-computer ook in de slaapstand.
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)) (met de standaardinstellingen).
Klap het LCD-scherm dicht. De computer gaat na een paar seconden in slaapstand.
U kunt uw VAIO-computer van de slaapstand laten terugkeren naar de normale stand door het LCD-scherm te openen.
Als u de reactie op het openen van het LCD-scherm wilt wijzigen, start u VAIO Control Center en wijzigt u de instellingen in Stroom en batterij (Power and Battery). Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
U kunt als volgt schakelen naar een ander gebruikersaccount.
Om een nieuwe gebruikersnaam aan te maken, moet u zijn aangemeld met beheersrechten. Open vervolgens de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings). Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer Gebruikers (Users) in het linkerdeelvenster.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
U kunt toepassingen installeren van Windows Store.
U heeft een Microsoft-account nodig voor het gebruik van bepaalde apps of services, waaronder Windows Store.
Voor informatie over het maken en gebruiken van een Microsoft-account raadpleegt u Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen).
Raadpleeg Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor informatie over verbinding maken met internet.
U kunt Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) als volgt openen.
Er zijn twee typen gebruikersaccount beschikbaar in Windows 8: lokale accounts en Microsoft-accounts.
Een lokale account is een gebruikersnaam en wachtwoord dat u instelt op uw VAIO-computer. Omdat een lokale account bedoeld is voor gebruik op één computer, kunt u dezelfde account niet delen op meerdere computers.
U hoeft geen wachtwoord in te stellen voor een lokale account. Als u het wachtwoord van uw lokale account vergeten bent, dient u uw VAIO-computer te herstellen.
Een Microsoft-account is een e-mailadres en wachtwoord waarmee u zich aanmeldt bij Microsoft-diensten. Omdat u voor elke gebruiker een eigen Microsoft-account kunt instellen, kunt u dezelfde account gebruiken op meerdere computers. Als u apps wilt downloaden uit de Windows Store, moet u overschakelen van een lokale account naar een Microsoft-account.
Voor een Microsoft-account moet u een wachtwoord instellen. Als u uw wachtwoord voor een Microsoft-account bent vergeten, neemt u contact op met de helpdesk van Microsoft.
In Windows 8 kunt u overschakelen tussen een lokale account en een Microsoft-account.
Door van een lokale account over te schakelen naar een Microsoft-account kunt u apps downloaden vanuit de Windows Store.
Wilt u een Microsoft-account maken of ernaar overschakelen, volg dan de volgende stappen.
Om naar een lokale account over te schakelen, selecteert u in stap 4 Overschakelen naar een lokaal account in plaats van Overschakelen naar een Microsoft-account (Switch to a Microsoft account).
Als u uw wachtwoord voor een Microsoft-account bent vergeten, neemt u contact op met de helpdesk van Microsoft.
Beschrijving van de voorzieningen aan de voorzijde van de VAIO-computer, zoals knoppen en lampjes.
Interne dubbele microfoon (De ingebouwde camera gebruiken (modellen met ingebouwde camera))
Ingebouwde camera*1 (De ingebouwde camera gebruiken (modellen met ingebouwde camera))
Lampje voor ingebouwde camera (De ingebouwde camera gebruiken (modellen met ingebouwde camera))
LCD-scherm of aanraakscherm*2 (modellen met aanraakscherm) (Het aanraakscherm gebruiken (modellen met aanraakscherm))
Luchtinlaatopening
Toetsenbord
Touchpad of touchpad met geïntegreerde NFC (modellen met NFC) (Het touchpad gebruiken, Het gebruik van NFC/One-touch-functies (modellen met NFC))
*1 De vorm van de ingebouwde camera kan variëren, afhankelijk van uw model.
*2 Bij modellen met aanraakscherm kan het scherm gemakkelijk open en dicht tot ongeveer 105 graden. Voorbij deze hoek wordt het bewegen van het scherm moeilijker zodat het scherm stabiel blijft bij aanraakgebruik.
Houd creditkaarten enz. die gevoelig zijn voor magnetische velden weg bij uw VAIO-computer, vooral de gebieden vooraan de linker- en rechterhoeken van het toetsenbord. De magnetische componenten van de computer kunnen schade veroorzaken aan de gegevens.
De ingebouwde luidsprekers zijn ingebouwd onder het toetsenbord.
Knop ASSIST (Over de knop ASSIST)
Sensor voor omgevingslicht (De helderheid van het LCD-scherm wijzigen)
Aan-uitknop /
Aan-uitlampje (Uw VAIO-computer aanzetten)
SD-geheugenkaartsleuf (SVP112) (Plaatsen van SD-geheugenkaarten)
Beschrijving van de voorzieningen aan de onderzijde van de VAIO-computer.
A: SVP112
B: SVP132
Knop batterij uit*
Klep voor aansluiting uitgebreide batterijset
Bevestigingsgaten voor uitgebreide batterijset
* De knop batterij uit zit onder de klep van de uitgebreide batterijset.
Het geheugen van uw VAIO-computer kan niet worden vervangen.
Als u op de knop batterij uit drukt terwijl de VAIO-computer aan staat, kunnen niet-opgeslagen gegevens verloren gaan. Zorg ervoor dat u uw werkgegevens opslaat en de VAIO-computer uitschakelt voordat u op de knop batterij uit drukt.
Beschrijving van de voorzieningen aan de zijkanten van de VAIO-computer, zoals verbindingspoorten.
DC IN-poort (Een stroombron aansluiten)
Batterijlampje (Statusoverzicht van batterijlampje)
Ventilatieopening
SD-geheugenkaartsleuf (SVP132) (Plaatsen van SD-geheugenkaarten)
Headset-compatibele hoofdtelefoonaansluiting (Externe luidsprekers, een hoofdtelefoon of een headset aansluiten)
USB-poort (Een USB-apparaat aansluiten)
USB-poort (Een USB-apparaat aansluiten)
Deze USB-poort ondersteunt opladen via USB. Zie Een USB-apparaat opladen voor meer informatie.
HDMI-uitgang (Een tv met een HDMI-ingangspoort aansluiten)
In dit onderwerp wordt beschreven waar u uw VAIO-computer wel en niet moet plaatsen, en worden ergonomische instructies gegeven.
Let bij het plaatsen van uw VAIO-computer op de volgende punten:
Eenvoudig toegang tot een voedingsbron en vereiste poorten.
Laat voldoende ruimte vrij rond de computer.
Plaats de computer op een vlak oppervlak dat breed genoeg is en waar u zicht hebt op het computerscherm terwijl u werkt.
U kunt de computer voor u plaatsen als u rechtop kunt zitten en uw onderarmen parallel aan de vloer kunt houden.
Het plaatsen van uw VAIO-computer op een ongeschikte locatie kan leiden tot schade of een storing. Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan:
Direct zonlicht
Magnetische voorwerpen of bronnen van magnetisme
Warmtebronnen, zoals centrale verwarming
Veel stof
Hoge vochtigheid
Slechte ventilatie
Het gebied rond de luchtuitlaat kan zeer heet worden als uw VAIO-computer ingeschakeld is. Raak dit gebied niet aan.
Plaats geen voorwerpen nabij de luchtuitlaat die de opening kunnen blokkeren.
Uw VAIO-computer gebruikt hoogfrequente radiosignalen die de radio- of tv-ontvangst kunnen storen. Als dit gebeurt, verplaatst u de computer naar een locatie op voldoende afstand van de radio of tv.
Indien mogelijk moet u rekening houden met de volgende ergonomische overwegingen.
Gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit.
Neem een ontspannen houding aan, houd uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Kantel het scherm om de beste stand te vinden. Plaats het computerscherm op ooghoogte of iets lager wanneer u voor uw VAIO-computer zit. Stel ook de helderheid van het scherm optimaal in.
U kunt uw ogen en spieren minder belasten door het computerscherm te kantelen en de helderheid van het aan te passen tot u de juiste instelling hebt gevonden.
Zorg dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden. Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het computerscherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen comfortabeler, maar ook efficiënter.
Oefen bij het aanpassen van de gezichtshoek niet te veel druk uit op uw VAIO-computer om het risico van mechanische schade te voorkomen.
Dezelfde overwegingen zijn van toepassing als u een externe monitor gebruikt.
Lees het volgende aandachtig om storingen en schade aan uw VAIO-computer te voorkomen.
Plaats uw VAIO-computer voorzichtig op een vlak oppervlak om mechanische schokken te vermijden.
Schakel uw VAIO-computer altijd uit voordat u de computer verplaatst. Het verplaatsen van de computer als deze is ingeschakeld, kan een storing van de vaste schijf veroorzaken. Koppel alle kabels los voordat u de computer verplaatst.
Laat uw VAIO-computer niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken. Zelfs een kleine schok of trilling kan een storing van de vaste schijf veroorzaken.
Plaats uw VAIO-computer niet in een instabiele positie.
Controleer voor gebruik alle items die bij het product zijn geleverd.
Netadapter
Netsnoer
Uitgebreide batterijset
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
Draadloze router
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
VGA-adapter
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
Er is geen herstelmedia inbegrepen omdat uw VAIO-computer hersteld kan worden vanaf de gegevens op de interne vaste schijf of de SSD. Zie Herstel vanaf het herstelgebied voor meer informatie.
Overige onderdelen: Schoonmaakdoek
Om het LCD-scherm en het toetsenbord tegen schade te beschermen, bijvoorbeeld wanneer u de computer draagt, legt u de schoonmaakdoek over het toetsenbord voordat u het LCD-scherm sluit.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit.
In slaapstand behoudt de computer zijn huidige status, inclusief gegevens waar u mee aan het werken bent.
Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie over de slaapstand.
Om geen niet-opgeslagen gegevens kwijt te raken, volgt u de volgende stappen om uw VAIO-computer uit te zetten.
Na een korte tijd schakelt uw VAIO-computer automatisch uit. Als uw computer een stroomlampje heeft, gaat het groene stroomlampje uit.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is voordat u het LCD-scherm sluit.
Als de computer niet netjes wordt afgesloten, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan of kan uw VAIO-computer defect raken.
Om uw VAIO-computer helemaal van de stroomvoorziening los te koppelen, zet u de computer uit en trekt u de stekker uit het stopcontact.
Als u Afsluiten (Shut down) selecteert terwijl u in stap 4 Shift ingedrukt houdt, kunt u uw VAIO-computer in de minimale energieverbruiksstand plaatsen (ACPI S5-stand). In dat geval wordt de snelle opstartfunctie tijdelijk uitgeschakeld bij de volgende keer opstarten.
Als de computer is aangesloten op een voedingsbron, wordt de batterijset wordt ook opgeladen terwijl u uw VAIO-computer gebruikt. De oplaadtijd is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Merk op dat bij een lage omgevingstemperatuur het opladen van de batterijset langer duurt.
Ga naar het bureaublad en selecteer het batterijpictogram, bijvoorbeeld(op batterij) of
(op netstroom), om de accustatus van uw VAIO-computer te controleren. Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Schakel uw VAIO-computer in om Windows te starten.
Lees de voorzorgsmaatregelen in Opmerkingen over het gebruik van de voeding zorgvuldig voordat u uw computer inschakelt.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, gaat het groen branden.
Uw computer is ingeschakeld en Windows wordt opgestart.
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt uw VAIO-computer niet ingeschakeld.
Houd bij het openen van het klepje van het LCD-scherm niet de ingebouwde camera vast, omdat hierdoor een storing in uw VAIO-computer kan optreden. (met ingebouwde camera uitgeruste modellen)
Als u op de knop(Aan/Uit (Power)) drukt wanneer het klepje van het LCD-scherm nog dicht is, zal uw VAIO-computer niet worden aangezet.
Raak het aanraakscherm tijdens het opstarten van uw VAIO-computer niet aan omdat hierdoor een storing in uw computer kan optreden. (modellen met aanraakscherm)
Uw VAIO-computer gaat standaard in de slaapstand als deze op een stopcontact is aangesloten en bepaalde tijd niet gebruikt wordt. Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie.
Uw VAIO-computer aansluiten op een netspanningsbron.
Lees de voorzorgsmaatregelen in Opmerkingen over het gebruik van de voeding zorgvuldig voordat u uw computer aansluit.
Sluit niet meer dan één apparaat aan op een stopcontact.
De vorm van de netadapter kan variëren afhankelijk van uw model.
Zorg ervoor dat de stroomstekker goed in de aansluiting van uw VAIO-computer zit.
U kunt een stekkerdoos met stroomstootbescherming kopen om te voorkomen dat uw VAIO-computer beschadigd kan raken door plotselinge stroomstoten (bijv. in een elektrische storm).
Als de computer is aangesloten op een voedingsbron, wordt de batterijset wordt ook opgeladen terwijl u uw VAIO-computer gebruikt. De oplaadtijd is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Merk op dat bij een lage omgevingstemperatuur het opladen van de batterijset langer duurt.
Ga naar het bureaublad en selecteer het batterijpictogram, bijvoorbeeld(op batterij) of
(op netstroom), om de accustatus van uw VAIO-computer te controleren. Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u de batterijset gebruikt.
De batterijset die is ingebouwd in uw VAIO-computer kan niet worden verwijderd.
Vanwege de veiligheid kan het opladen worden onderbroken bij hogere of lagere temperaturen.
De batterijset is niet volledig opgeladen op het moment van levering.
Er wordt hitte gecumuleerd in de batterijset terwijl deze wordt gebruikt of opgeladen. Dit is normaal en is geen reden tot bezorgdheid.
Nadat de batterijset is geladen, raakt de batterijset geleidelijk aan leeg, zelfs wanneer u deze niet gebruikt. Als de batterijset langere tijd niet is gebruikt, is het mogelijk dat de batterijset is ontladen. Het wordt aanbevolen de batterijset opnieuw te laden voor gebruik.
De levensduur van de batterijset kan variëren afhankelijk van gebruik en instellingen.
De batterijset is een verbruiksartikel. De capaciteit neemt geleidelijk af door het steeds weer opladen en ontladen. Dit heeft tot gevolg dat de gebruiksduur van de batterijset korter wordt, zelfs als hij volledig is opgeladen. Dit betekent dat de batterijset het einde van de gebruiksduur heeft bereikt.
Als de batterijset snel leeg raakt of als de batterijset waarschijnlijk het einde van de gebruiksduur heeft bereikt, vervangt u de batterijset door een nieuwe.
Neem contact op met een service/supportcentrum van Sony en laat de batterijset vervangen door een nieuwe, zoals opgegeven door Sony.
Als de batterijset leeg raakt en uw VAIO-computer is niet aangesloten op netstroom, is er geen voeding meer en gaan de gegevens waaraan u werkt, verloren.
Als uw VAIO-computer op batterijstroom werkt, is het aan te raden om uw gegevens regelmatig op te slaan.
Controleer voor gebruik alle items die bij het product zijn geleverd.
Netadapter
Netsnoer
Uitgebreide batterijset
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
Draadloze router
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
VGA-adapter
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
Er is geen herstelmedia inbegrepen omdat uw VAIO-computer hersteld kan worden vanaf de gegevens op de interne vaste schijf of de SSD. Zie Herstel vanaf het herstelgebied voor meer informatie.
Overige onderdelen: Schoonmaakdoek
Om het LCD-scherm en het toetsenbord tegen schade te beschermen, bijvoorbeeld wanneer u de computer draagt, legt u de schoonmaakdoek over het toetsenbord voordat u het LCD-scherm sluit.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit.
In slaapstand behoudt de computer zijn huidige status, inclusief gegevens waar u mee aan het werken bent.
Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie over de slaapstand.
Om geen niet-opgeslagen gegevens kwijt te raken, volgt u de volgende stappen om uw VAIO-computer uit te zetten.
Na een korte tijd schakelt uw VAIO-computer automatisch uit. Als uw computer een stroomlampje heeft, gaat het groene stroomlampje uit.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is voordat u het LCD-scherm sluit.
Als de computer niet netjes wordt afgesloten, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan of kan uw VAIO-computer defect raken.
Om uw VAIO-computer helemaal van de stroomvoorziening los te koppelen, zet u de computer uit en trekt u de stekker uit het stopcontact.
Als u Afsluiten (Shut down) selecteert terwijl u in stap 4 Shift ingedrukt houdt, kunt u uw VAIO-computer in de minimale energieverbruiksstand plaatsen (ACPI S5-stand). In dat geval wordt de snelle opstartfunctie tijdelijk uitgeschakeld bij de volgende keer opstarten.
Bescherm uw VAIO-computer tegen computervirussen door een antivirustoepassing te gebruiken.
U kunt de antivirustoepassing actueel houden met de recentste updates door deze updates vanaf de website van de producent te downloaden en te installeren. Als u de antivirustoepassing wilt bijwerken, kijkt u van welke producent de op uw VAIO-computer geïnstalleerde antivirustoepassing afkomstig is en voert u de volgende stappen uit.
Trend Micro:
Start Trend Micro Titanium Maximum Security.
McAfee:
Start McAfee Internet Security of McAfee Total Protection.
Kaspersky Internet Security:
Start Kaspersky Internet Security.
De werkelijke procedure kan afwijken van hetgeen hiervoor is beschreven, afhankelijk van de versie van de toepassing die op uw VAIO-computer is geïnstalleerd. In dat geval volgt u de instructies op het scherm op.
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van de antivirustoepassing.
Raadpleeg het Help-bestand bij uw toepassing voor meer informatie.
Via het netwerk (LAN) kunt u uw VAIO-computer verbinding laten maken met internet en gegevens overdragen tussen de computer en andere apparaten.
U kunt uw VAIO-computer aansluiten op een netwerk via een draadloze verbinding.
Neem voor informatie over randapparatuur die vereist is voor LAN-toegang contact op met uw internetaanbieder of raadpleeg de handleiding bij uw apparaat dat u gebruikt.
Raadpleeg voor informatie over het aansluiten van uw VAIO-computer op het netwerk de instructies van uw internetaanbieder of de handleiding bij het apparaat waarop u uw computer aansluit. Als u meer informatie nodig hebt over de netwerkinstellingen op uw werkplek, vraagt u dit de netwerkbeheerder.
U kunt toepassingen installeren van Windows Store.
U heeft een Microsoft-account nodig voor het gebruik van bepaalde apps of services, waaronder Windows Store.
Voor informatie over het maken en gebruiken van een Microsoft-account raadpleegt u Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen).
Raadpleeg Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor informatie over verbinding maken met internet.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u de Wi-Fi-functie gebruikt.
In sommige landen of regio's kan lokale regelgeving beperkingen opleggen aan producten voor Wi-Fi.
Wi-Fi-apparaten werken met de 2,4 GHz-band die door verschillende apparaten wordt gebruikt. Ze maken gebruik van technologie om radio-interferentie van andere apparaten die dezelfde golfband gebruiken tot een minimum te beperken. Dergelijke radio-interferentie kan echter toch nog leiden tot lagere communicatiesnelheden en een kleiner communicatiebereik of storing in de communicatie.
Als de functies BLUETOOTH en 2,4 GHz Wi-Fi van uw VAIO-computer zijn ingeschakeld, kan er storing optreden en tot lagere communicatiesnelheden en/of andere problemen leiden.
Voor communicatie via Wi-Fi terwijl u onderweg bent, moet u mogelijk een contract afsluiten met een Wi-Fi-aanbieder.
Als uw VAIO-computer is uitgerust met de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, is gebruik buitenshuis van de functie 5 GHz Wi-Fi wettelijk verboden.
De communicatiesnelheid en het bereik variëren afhankelijk van de volgende omstandigheden:
De afstand tussen de apparaten
De aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten
De configuratie van de apparaten
Zendcondities
De onmiddellijke omgeving (inclusief bouwmateriaal enz.)
Actieve toepassingen
Afhankelijk van de zendcondities kan de communicatie worden afgesneden.
De gegevensoverdrachtsnelheid die wordt opgegeven in de specificatie, is de theoretische maximumwaarde. De werkelijke gegevensoverdrachtsnelheid kan hiervan afwijken.
De feitelijke snelheid van de communicatie is wellicht niet net zo snel als de snelheid die uw VAIO-computer aangeeft.
De Wi-Fi-frequentiebanden 2,4 GHz en 5 GHz kunnen niet met elkaar communiceren.
De gegevensoverdrachtsnelheid van IEEE 802.11g en IEEE 802.11n (2,4 GHz) kan worden beïnvloed door interferentie als deze worden gebruikt met een IEEE 802.11b-product. IEEE 802.11g en IEEE 802.11n verlagen bovendien automatisch de overdrachtsnelheid om de compatibiliteit met een IEEE 802.11b-product te handhaven. Hogere snelheden kunnen mogelijk worden bereikt door de kanaalinstellingen van uw toegangspunt te wijzigen.
Om de functie Wi-Fi abrupt te stoppen, zet u uw VAIO-computer uit.
De voor draadloos LAN-standaard omvat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van normen gebaseerd op onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end-codering, VPN's (virtuele particulier netwerken) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie (802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde IEEE 802.11i-standaard beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
U kunt de Wi-Fi-functie als volgt uitschakelen.
Zet voor het inschakelen van Wi-Fi Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Voor het uitschakelen van alle draadloze functies, zet u Vliegtuigstand (Airplane mode) uit.
De draadloze functie(s) waarvan de instelling op AAN staat, zullen ingeschakeld blijven wanneer u Vliegtuigstand (Airplane mode) uitzet.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Met Wi-Fi kan uw VAIO-computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Wi-Fi maakt gebruik van de volgende IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, die de specificaties voor het gebruikte technologietype bevat. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van de computer.
Alleen beschikbaar voor modellen die voldoen aan de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard.
De norm IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht dan IEEE 802.11b.
Op modellen die voldoen aan de IEEE 802.11b/g/n-standaard, kan alleen de 2,4 GHz-band worden gebruikt.
U kunt de Wi-Fi-communicatie als volgt stoppen.
Als u de Wi-Fi-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn beschikbaar.
U kunt de service kiezen die bij uw wensen aansluit, bijvoorbeeld communicatiesnelheid of kosten. Neem contact op met een internetprovider voor gedetailleerde informatie over de verschillende verbindingsservices.
FTTH (Fiber to the Home)
Kabelmodem
DSL (Digital Subscriber Line)
Satelliet
Inbelverbinding
Een beveiligingssleutel biedt een beveiligingsprotocol voor versleuteling van gegevens die worden verzonden via Wi-Fi. De beveiligingssleutel wordt ook wel coderingssleutel of WEP-sleutel (Wired Equivalent Privacy) genoemd.
Dankzij de beveiligingssleutel kunnen draadloze apparaten die dezelfde sleutel hebben, zoals een Wi-Fi-toegangspunt en een computer, met elkaar communiceren via Wi-Fi.
De beveiligingssleutel wordt standaard aan elk toegangspunt toegewezen. (Wijzig de standaardbeveiligingssleutel om gegevens te beschermen tegen niet-geautoriseerd gebruik.) Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt als u de standaardbeveiligingssleutel niet kunt vinden.
Als u een verkeerde beveiligingssleutel hebt ingevoerd, voert u de volgende stappen om de beveiligingssleutel opnieuw in te voeren.
U moet eerst de Wi-Fi-communicatie tussen uw VAIO-computer en het toegangspunt (niet meegeleverd) tot stand brengen.
Zorg dat het Wi-Fi-toegangspunt ingeschakeld is en werkt voordat u Wi-Fi gebruikt.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) en de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, verschijnt Verbonden (Connected) in het veld van het geselecteerde toegangspunt.
Als een venster voor invoer van een beveiligingssleutel verschijnt, voert u de beveiligingssleutel in en selecteert u OK. Zie Beveiligingssleutels voor Wi-Fi(R) (draadloos LAN) voor meer informatie.
Houd er rekening mee dat beveiligingssleutels hoofdlettergevoelig zijn.
Open het bureaublad en plaats de muisaanwijzer op(het netwerkpictogram) in het systeemvak om de status van de Wi-Fi-verbinding te controleren, bijvoorbeeld het toegangspunt dat is verbonden met uw VAIO-computer.
Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Wanneer op modellen die uitgerust zijn met IEEE 802.11a/b/g/n alleen de functie 2,4 GHz Wi-Fi is ingeschakeld, kan uw VAIO-computer geen verbinding maken met een 5 GHz Wi-Fi toegangspunt. Als alleen de 5 GHz Wi-Fi-functie is ingeschakeld, kan de computer geen verbinding maken met een 2,4 GHz Wi-Fi-toegangspunt.
Als op modellen die zijn uitgerust met IEEE 802.11b/g/n, de 2,4 GHz Wi-Fi-functie is uitgeschakeld, kan de computer geen verbinding maken met een toegangspunt. De computer kan dan ook geen verbinding maken met een 5 GHz Wi-Fi-toegangspunt.
Het kan enige tijd duren voordat verbinding is gemaakt met een Wi-Fi-toegangspunt en de communicatie via Wi-Fi wordt gestart.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Nadat uw VAIO-computer na het invullen van de beveiligingscode verbinding met het toegangspunt heeft gemaakt, wordt het toegangspunt in de computer geregistreerd. De volgende keer dat u verbinding maakt, hoeft u de beveiligingssleutel niet in te voeren.
Via het netwerk (LAN) kunt u uw VAIO-computer verbinding laten maken met internet en gegevens overdragen tussen de computer en andere apparaten.
U kunt uw VAIO-computer aansluiten op een netwerk via een draadloze verbinding.
Neem voor informatie over randapparatuur die vereist is voor LAN-toegang contact op met uw internetaanbieder of raadpleeg de handleiding bij uw apparaat dat u gebruikt.
Raadpleeg voor informatie over het aansluiten van uw VAIO-computer op het netwerk de instructies van uw internetaanbieder of de handleiding bij het apparaat waarop u uw computer aansluit. Als u meer informatie nodig hebt over de netwerkinstellingen op uw werkplek, vraagt u dit de netwerkbeheerder.
Met Wi-Fi kan uw VAIO-computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Wi-Fi maakt gebruik van de volgende IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, die de specificaties voor het gebruikte technologietype bevat. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van de computer.
Alleen beschikbaar voor modellen die voldoen aan de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard.
De norm IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht dan IEEE 802.11b.
Op modellen die voldoen aan de IEEE 802.11b/g/n-standaard, kan alleen de 2,4 GHz-band worden gebruikt.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn beschikbaar.
U kunt de service kiezen die bij uw wensen aansluit, bijvoorbeeld communicatiesnelheid of kosten. Neem contact op met een internetprovider voor gedetailleerde informatie over de verschillende verbindingsservices.
FTTH (Fiber to the Home)
Kabelmodem
DSL (Digital Subscriber Line)
Satelliet
Inbelverbinding
Een beveiligingssleutel biedt een beveiligingsprotocol voor versleuteling van gegevens die worden verzonden via Wi-Fi. De beveiligingssleutel wordt ook wel coderingssleutel of WEP-sleutel (Wired Equivalent Privacy) genoemd.
Dankzij de beveiligingssleutel kunnen draadloze apparaten die dezelfde sleutel hebben, zoals een Wi-Fi-toegangspunt en een computer, met elkaar communiceren via Wi-Fi.
De beveiligingssleutel wordt standaard aan elk toegangspunt toegewezen. (Wijzig de standaardbeveiligingssleutel om gegevens te beschermen tegen niet-geautoriseerd gebruik.) Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt als u de standaardbeveiligingssleutel niet kunt vinden.
Als u een verkeerde beveiligingssleutel hebt ingevoerd, voert u de volgende stappen om de beveiligingssleutel opnieuw in te voeren.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u de Wi-Fi-functie gebruikt.
In sommige landen of regio's kan lokale regelgeving beperkingen opleggen aan producten voor Wi-Fi.
Wi-Fi-apparaten werken met de 2,4 GHz-band die door verschillende apparaten wordt gebruikt. Ze maken gebruik van technologie om radio-interferentie van andere apparaten die dezelfde golfband gebruiken tot een minimum te beperken. Dergelijke radio-interferentie kan echter toch nog leiden tot lagere communicatiesnelheden en een kleiner communicatiebereik of storing in de communicatie.
Als de functies BLUETOOTH en 2,4 GHz Wi-Fi van uw VAIO-computer zijn ingeschakeld, kan er storing optreden en tot lagere communicatiesnelheden en/of andere problemen leiden.
Voor communicatie via Wi-Fi terwijl u onderweg bent, moet u mogelijk een contract afsluiten met een Wi-Fi-aanbieder.
Als uw VAIO-computer is uitgerust met de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, is gebruik buitenshuis van de functie 5 GHz Wi-Fi wettelijk verboden.
De communicatiesnelheid en het bereik variëren afhankelijk van de volgende omstandigheden:
De afstand tussen de apparaten
De aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten
De configuratie van de apparaten
Zendcondities
De onmiddellijke omgeving (inclusief bouwmateriaal enz.)
Actieve toepassingen
Afhankelijk van de zendcondities kan de communicatie worden afgesneden.
De gegevensoverdrachtsnelheid die wordt opgegeven in de specificatie, is de theoretische maximumwaarde. De werkelijke gegevensoverdrachtsnelheid kan hiervan afwijken.
De feitelijke snelheid van de communicatie is wellicht niet net zo snel als de snelheid die uw VAIO-computer aangeeft.
De Wi-Fi-frequentiebanden 2,4 GHz en 5 GHz kunnen niet met elkaar communiceren.
De gegevensoverdrachtsnelheid van IEEE 802.11g en IEEE 802.11n (2,4 GHz) kan worden beïnvloed door interferentie als deze worden gebruikt met een IEEE 802.11b-product. IEEE 802.11g en IEEE 802.11n verlagen bovendien automatisch de overdrachtsnelheid om de compatibiliteit met een IEEE 802.11b-product te handhaven. Hogere snelheden kunnen mogelijk worden bereikt door de kanaalinstellingen van uw toegangspunt te wijzigen.
Om de functie Wi-Fi abrupt te stoppen, zet u uw VAIO-computer uit.
De voor draadloos LAN-standaard omvat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van normen gebaseerd op onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end-codering, VPN's (virtuele particulier netwerken) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie (802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde IEEE 802.11i-standaard beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
U kunt de Wi-Fi-functie als volgt uitschakelen.
Zet voor het inschakelen van Wi-Fi Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Voor het uitschakelen van alle draadloze functies, zet u Vliegtuigstand (Airplane mode) uit.
De draadloze functie(s) waarvan de instelling op AAN staat, zullen ingeschakeld blijven wanneer u Vliegtuigstand (Airplane mode) uitzet.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Met Wi-Fi kan uw VAIO-computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Wi-Fi maakt gebruik van de volgende IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, die de specificaties voor het gebruikte technologietype bevat. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van de computer.
Alleen beschikbaar voor modellen die voldoen aan de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard.
De norm IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht dan IEEE 802.11b.
Op modellen die voldoen aan de IEEE 802.11b/g/n-standaard, kan alleen de 2,4 GHz-band worden gebruikt.
U kunt de Wi-Fi-communicatie als volgt stoppen.
Als u de Wi-Fi-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn beschikbaar.
U kunt de service kiezen die bij uw wensen aansluit, bijvoorbeeld communicatiesnelheid of kosten. Neem contact op met een internetprovider voor gedetailleerde informatie over de verschillende verbindingsservices.
FTTH (Fiber to the Home)
Kabelmodem
DSL (Digital Subscriber Line)
Satelliet
Inbelverbinding
Een beveiligingssleutel biedt een beveiligingsprotocol voor versleuteling van gegevens die worden verzonden via Wi-Fi. De beveiligingssleutel wordt ook wel coderingssleutel of WEP-sleutel (Wired Equivalent Privacy) genoemd.
Dankzij de beveiligingssleutel kunnen draadloze apparaten die dezelfde sleutel hebben, zoals een Wi-Fi-toegangspunt en een computer, met elkaar communiceren via Wi-Fi.
De beveiligingssleutel wordt standaard aan elk toegangspunt toegewezen. (Wijzig de standaardbeveiligingssleutel om gegevens te beschermen tegen niet-geautoriseerd gebruik.) Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt als u de standaardbeveiligingssleutel niet kunt vinden.
Als u een verkeerde beveiligingssleutel hebt ingevoerd, voert u de volgende stappen om de beveiligingssleutel opnieuw in te voeren.
U moet eerst de Wi-Fi-communicatie tussen uw VAIO-computer en het toegangspunt (niet meegeleverd) tot stand brengen.
Zorg dat het Wi-Fi-toegangspunt ingeschakeld is en werkt voordat u Wi-Fi gebruikt.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) en de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, verschijnt Verbonden (Connected) in het veld van het geselecteerde toegangspunt.
Als een venster voor invoer van een beveiligingssleutel verschijnt, voert u de beveiligingssleutel in en selecteert u OK. Zie Beveiligingssleutels voor Wi-Fi(R) (draadloos LAN) voor meer informatie.
Houd er rekening mee dat beveiligingssleutels hoofdlettergevoelig zijn.
Open het bureaublad en plaats de muisaanwijzer op(het netwerkpictogram) in het systeemvak om de status van de Wi-Fi-verbinding te controleren, bijvoorbeeld het toegangspunt dat is verbonden met uw VAIO-computer.
Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Wanneer op modellen die uitgerust zijn met IEEE 802.11a/b/g/n alleen de functie 2,4 GHz Wi-Fi is ingeschakeld, kan uw VAIO-computer geen verbinding maken met een 5 GHz Wi-Fi toegangspunt. Als alleen de 5 GHz Wi-Fi-functie is ingeschakeld, kan de computer geen verbinding maken met een 2,4 GHz Wi-Fi-toegangspunt.
Als op modellen die zijn uitgerust met IEEE 802.11b/g/n, de 2,4 GHz Wi-Fi-functie is uitgeschakeld, kan de computer geen verbinding maken met een toegangspunt. De computer kan dan ook geen verbinding maken met een 5 GHz Wi-Fi-toegangspunt.
Het kan enige tijd duren voordat verbinding is gemaakt met een Wi-Fi-toegangspunt en de communicatie via Wi-Fi wordt gestart.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Nadat uw VAIO-computer na het invullen van de beveiligingscode verbinding met het toegangspunt heeft gemaakt, wordt het toegangspunt in de computer geregistreerd. De volgende keer dat u verbinding maakt, hoeft u de beveiligingssleutel niet in te voeren.
U kunt toepassingen installeren van Windows Store.
U heeft een Microsoft-account nodig voor het gebruik van bepaalde apps of services, waaronder Windows Store.
Voor informatie over het maken en gebruiken van een Microsoft-account raadpleegt u Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen).
Raadpleeg Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor informatie over verbinding maken met internet.
U kunt toepassingen installeren van Windows Store.
U heeft een Microsoft-account nodig voor het gebruik van bepaalde apps of services, waaronder Windows Store.
Voor informatie over het maken en gebruiken van een Microsoft-account raadpleegt u Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen).
Raadpleeg Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor informatie over verbinding maken met internet.
Uw VAIO-computer aansluiten op een netspanningsbron.
Lees de voorzorgsmaatregelen in Opmerkingen over het gebruik van de voeding zorgvuldig voordat u uw computer aansluit.
Sluit niet meer dan één apparaat aan op een stopcontact.
De vorm van de netadapter kan variëren afhankelijk van uw model.
Zorg ervoor dat de stroomstekker goed in de aansluiting van uw VAIO-computer zit.
U kunt een stekkerdoos met stroomstootbescherming kopen om te voorkomen dat uw VAIO-computer beschadigd kan raken door plotselinge stroomstoten (bijv. in een elektrische storm).
U kunt een tv met een HDMI-ingangspoort met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) aansluiten op uw VAIO-computer.
Raadpleeg de handleiding bij het tv-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
Het beeld van uw VAIO-computer wordt weergegeven op de tv.
Als een ander stuurprogramma voor een apparaat wordt gebruikt dan het stuurprogramma dat meegeleverd is door Sony, zal er geen beeld en geen geluid worden weergegeven. Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Om geluid te horen dat afkomstig is van een apparaat dat aangesloten is op de aansluiting van de HDMI-uitgang, moet u van apparaat voor geluidsweergave wisselen. Zie Een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren voor uitgebreide instructies.
De HDMI-uitgang op uw VAIO-computer voldoet aan de voor High-bandwidth Digital Content Protection (HDCP)-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen versleutelen ten behoeve van auteursrechtelijke bescherming, waardoor u een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermd beeldmateriaal van hoge kwaliteit kunt bekijken.
U kunt de beeldschermuitvoer schakelen tussen het computerscherm en een extern beeldscherm dat is aangesloten op uw VAIO-computer.
Als u een monitorkabel (niet meegeleverd) loskoppelt terwijl een extern beeldscherm is geselecteerd als beeldschermuitvoer, kan het lastig zijn om uw VAIO-computer te bedienen omdat het computerscherm blanco is.
Als u de schermuitvoer naar het computerscherm wilt schakelen, drukt u tweemaal op de toetscombinatie Fn+F7 en drukt u vervolgens op Enter.
Bij het afspelen van videobeelden is de schakeloptie voor beeldschermuitvoer mogelijk niet beschikbaar of wordt uw VAIO-computer mogelijk instabiel. Sluit de weergavetoepassing voor video af voordat u de beeldschermuitvoer omschakelt.
De schakeloptie voor beeldschermuitvoer is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het type van het externe beeldscherm of de projector.
Dankzij de functie voor meerdere monitoren kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen het computerscherm en het externe beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
Welke instellingen worden aangeboden, kan variëren afhankelijk van het aantal aangesloten externe beeldschermen.
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de meerdere-monitorsfunctie niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde toepassingen niet compatibel zijn met de instellingen van de functie voor meerdere monitoren.
Wijzig de beeldscherminstellingen niet tijdens het gebruik van grafische of videotoepassingen of het afspelen van een DVD omdat het afspelen/weergeven hierdoor kan worden onderbroken of het systeem instabiel kan worden.
Wijzig de beeldscherminstellingen nadat u de grafische of videotoepassing hebt afgesloten.
U kunt de schermresolutie instellen voor elk beeldscherm dat wordt gebruikt voor de meerdere-monitorsfunctie.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik van het LCD-scherm.
Het LCD-scherm is gemaakt met technologie voor hoge precisie. Het is echter mogelijk dat voortdurend heel kleine zwarte en/of heldere puntjes (rood, blauw of groen) verschijnen op het LCD-scherm. Dit is een normaal gevolg van het productieproces en wijst niet op een defect.
Kras niet over het oppervlak van het LCD-scherm en oefen er geen druk op uit. Dit kan schade veroorzaken.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm wanneer dit gesloten is. Als u dit wel doet, kunnen er krassen op het LCD-scherm ontstaan of kan het vuil worden.
Het LCD-scherm kan warm worden tijdens het gebruik van de computer. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Door het mechanische ontwerp van het LCD-scherm/aanraakscherm van VAIO-computer, kan het schermoppervlak warm worden wanneer u de computer langdurig aaneengesloten gebruikt. Dit is normaal en wijst niet op een defect. (modellen met aanraakscherm)
Het LCD-scherm/aanraakscherm is gemaakt van gehard glas voor maximale duurzaamheid. Ga desondanks zorgvuldig om met het scherm: het is niet onbreekbaar. Als het scherm versplintert, moet u opletten dat u zich niet snijdt aan de scherven. (modellen met aanraakscherm)
Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken. Zorg dat u direct zonlicht tegenhoudt als u uw VAIO-computer gebruikt in de buurt van een raam.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm of de randen van het scherm wanneer u het LCD-scherm openklapt of uw VAIO-computer optilt. Mogelijk is het LCD-scherm gevoelig voor druk of scheeftrekken en kan het uitoefenen van druk het scherm beschadigen of de werking ervan verminderen. Als u de computer wilt openen, houdt u met één hand de basiseenheid vast en klapt u met de andere hand voorzichtig het LCD-scherm open. Als u met de computer wilt rondlopen met het scherm open, moet u de computer met beide handen vasthouden.
Als u uw VAIO-computer gebruikt bij een lage omgevingstemperatuur, kan het beeld op het LCD-scherm wat blijven hangen. Dit wijst niet op een defect. Als de computer terug op normale temperatuur komt, doet dit probleem zich niet meer voor.
Het beeld op het LCD-scherm kan enigszins blijven hangen als hetzelfde beeld geruime tijd wordt weergegeven. Na enige tijd verdwijnt dit "beeldrestant". U kunt een schermbeveiliging gebruiken om te vermijden dat het beeld inbrandt in het scherm.
U kunt de schermresolutie of de grootte van het VAIO-computerschermbeeld wijzigen dat wordt weergegeven op een extern beeldscherm, zoals een tv die met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) is aangesloten op uw computer.
Na enkele seconden wordt de geselecteerde resolutie toegepast.
Sommige resolutieopties zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of het aangesloten HDMI-apparaat.
De functie voor het aanpassen van de schermresolutie kan zijn uitgeschakeld, afhankelijk van de geselecteerde resolutie.
U kunt een tv met een HDMI-ingangspoort met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) aansluiten op uw VAIO-computer.
Raadpleeg de handleiding bij het tv-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
Het beeld van uw VAIO-computer wordt weergegeven op de tv.
Als een ander stuurprogramma voor een apparaat wordt gebruikt dan het stuurprogramma dat meegeleverd is door Sony, zal er geen beeld en geen geluid worden weergegeven. Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Om geluid te horen dat afkomstig is van een apparaat dat aangesloten is op de aansluiting van de HDMI-uitgang, moet u van apparaat voor geluidsweergave wisselen. Zie Een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren voor uitgebreide instructies.
De HDMI-uitgang op uw VAIO-computer voldoet aan de voor High-bandwidth Digital Content Protection (HDCP)-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen versleutelen ten behoeve van auteursrechtelijke bescherming, waardoor u een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermd beeldmateriaal van hoge kwaliteit kunt bekijken.
U kunt de schermresolutie of de grootte van het VAIO-computerschermbeeld wijzigen dat wordt weergegeven op een extern beeldscherm, zoals een tv die met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) is aangesloten op uw computer.
Na enkele seconden wordt de geselecteerde resolutie toegepast.
Sommige resolutieopties zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of het aangesloten HDMI-apparaat.
De functie voor het aanpassen van de schermresolutie kan zijn uitgeschakeld, afhankelijk van de geselecteerde resolutie.
U kunt een tv met een HDMI-ingangspoort met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) aansluiten op uw VAIO-computer.
Raadpleeg de handleiding bij het tv-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
Het beeld van uw VAIO-computer wordt weergegeven op de tv.
Als een ander stuurprogramma voor een apparaat wordt gebruikt dan het stuurprogramma dat meegeleverd is door Sony, zal er geen beeld en geen geluid worden weergegeven. Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Om geluid te horen dat afkomstig is van een apparaat dat aangesloten is op de aansluiting van de HDMI-uitgang, moet u van apparaat voor geluidsweergave wisselen. Zie Een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren voor uitgebreide instructies.
De HDMI-uitgang op uw VAIO-computer voldoet aan de voor High-bandwidth Digital Content Protection (HDCP)-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen versleutelen ten behoeve van auteursrechtelijke bescherming, waardoor u een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermd beeldmateriaal van hoge kwaliteit kunt bekijken.
U kunt de beeldschermuitvoer schakelen tussen het computerscherm en een extern beeldscherm dat is aangesloten op uw VAIO-computer.
Als u een monitorkabel (niet meegeleverd) loskoppelt terwijl een extern beeldscherm is geselecteerd als beeldschermuitvoer, kan het lastig zijn om uw VAIO-computer te bedienen omdat het computerscherm blanco is.
Als u de schermuitvoer naar het computerscherm wilt schakelen, drukt u tweemaal op de toetscombinatie Fn+F7 en drukt u vervolgens op Enter.
Bij het afspelen van videobeelden is de schakeloptie voor beeldschermuitvoer mogelijk niet beschikbaar of wordt uw VAIO-computer mogelijk instabiel. Sluit de weergavetoepassing voor video af voordat u de beeldschermuitvoer omschakelt.
De schakeloptie voor beeldschermuitvoer is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het type van het externe beeldscherm of de projector.
Dankzij de functie voor meerdere monitoren kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen het computerscherm en het externe beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
Welke instellingen worden aangeboden, kan variëren afhankelijk van het aantal aangesloten externe beeldschermen.
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de meerdere-monitorsfunctie niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde toepassingen niet compatibel zijn met de instellingen van de functie voor meerdere monitoren.
Wijzig de beeldscherminstellingen niet tijdens het gebruik van grafische of videotoepassingen of het afspelen van een DVD omdat het afspelen/weergeven hierdoor kan worden onderbroken of het systeem instabiel kan worden.
Wijzig de beeldscherminstellingen nadat u de grafische of videotoepassing hebt afgesloten.
U kunt de schermresolutie instellen voor elk beeldscherm dat wordt gebruikt voor de meerdere-monitorsfunctie.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik van het LCD-scherm.
Het LCD-scherm is gemaakt met technologie voor hoge precisie. Het is echter mogelijk dat voortdurend heel kleine zwarte en/of heldere puntjes (rood, blauw of groen) verschijnen op het LCD-scherm. Dit is een normaal gevolg van het productieproces en wijst niet op een defect.
Kras niet over het oppervlak van het LCD-scherm en oefen er geen druk op uit. Dit kan schade veroorzaken.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm wanneer dit gesloten is. Als u dit wel doet, kunnen er krassen op het LCD-scherm ontstaan of kan het vuil worden.
Het LCD-scherm kan warm worden tijdens het gebruik van de computer. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Door het mechanische ontwerp van het LCD-scherm/aanraakscherm van VAIO-computer, kan het schermoppervlak warm worden wanneer u de computer langdurig aaneengesloten gebruikt. Dit is normaal en wijst niet op een defect. (modellen met aanraakscherm)
Het LCD-scherm/aanraakscherm is gemaakt van gehard glas voor maximale duurzaamheid. Ga desondanks zorgvuldig om met het scherm: het is niet onbreekbaar. Als het scherm versplintert, moet u opletten dat u zich niet snijdt aan de scherven. (modellen met aanraakscherm)
Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken. Zorg dat u direct zonlicht tegenhoudt als u uw VAIO-computer gebruikt in de buurt van een raam.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm of de randen van het scherm wanneer u het LCD-scherm openklapt of uw VAIO-computer optilt. Mogelijk is het LCD-scherm gevoelig voor druk of scheeftrekken en kan het uitoefenen van druk het scherm beschadigen of de werking ervan verminderen. Als u de computer wilt openen, houdt u met één hand de basiseenheid vast en klapt u met de andere hand voorzichtig het LCD-scherm open. Als u met de computer wilt rondlopen met het scherm open, moet u de computer met beide handen vasthouden.
Als u uw VAIO-computer gebruikt bij een lage omgevingstemperatuur, kan het beeld op het LCD-scherm wat blijven hangen. Dit wijst niet op een defect. Als de computer terug op normale temperatuur komt, doet dit probleem zich niet meer voor.
Het beeld op het LCD-scherm kan enigszins blijven hangen als hetzelfde beeld geruime tijd wordt weergegeven. Na enige tijd verdwijnt dit "beeldrestant". U kunt een schermbeveiliging gebruiken om te vermijden dat het beeld inbrandt in het scherm.
Als er geen geluid hoorbaar is van het externe apparaat dat is aangesloten op uw VAIO-computer, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Als er geen vinkje naast het pictogram staat, selecteert u het pictogram en klikt u op Standaard (Set Default).
Stel de samplefrequentie en bitdiepte van het digitale uitvoersignaal af op uw digitale geluidsapparaat.
Volg bovenstaande stappen 1 t/m 3 en selecteer daarna het HDMI-apparaat of OPTISCHE UITGANG (OPTICAL OUT) (optische digitale geluidsweergave) pictogram en Eigenschappen (Properties). Selecteer op het tabblad Geavanceerd (Advanced) de samplefrequentie en de bitdiepte (bijvoorbeeld 16 bits, 48.000 Hz (DVD-kwaliteit)) die door het apparaat worden ondersteund en daarna OK.
U kunt een home theater-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander surround sound-decodeerapparaat tussen uw VAIO-computer en tv aansluiten via een HDMI-verbinding.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv aanpassen met uw VAIO-computer. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen op een apparaat dat is aangesloten met een HDMI-kabel voor meer informatie.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. Uw VAIO-computer kan het uitgangsvolume van aangesloten apparaten niet regelen.
Een extern schijfstation of externe harde schijf aansluiten op een USB-poort van uw VAIO-computer.
Zie Een USB-apparaat aansluiten voor meer informatie over de USB-aansluiting.
Sluit een extern station met een netadapter (indien meegeleverd) aan op een netspanningsbron.
Afhankelijk van het type van het externe station dat u gebruikt, moet u mogelijk een stuurprogramma installeren.
Daarnaast kunnen de procedures voor het aansluiten en gebruiken van een extern station variëren afhankelijk van het station dat u gebruikt. Raadpleeg de handleiding bij het externe station voor meer informatie.
Als er geen geluid hoorbaar is van het externe apparaat dat is aangesloten op uw VAIO-computer, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Als er geen vinkje naast het pictogram staat, selecteert u het pictogram en klikt u op Standaard (Set Default).
Stel de samplefrequentie en bitdiepte van het digitale uitvoersignaal af op uw digitale geluidsapparaat.
Volg bovenstaande stappen 1 t/m 3 en selecteer daarna het HDMI-apparaat of OPTISCHE UITGANG (OPTICAL OUT) (optische digitale geluidsweergave) pictogram en Eigenschappen (Properties). Selecteer op het tabblad Geavanceerd (Advanced) de samplefrequentie en de bitdiepte (bijvoorbeeld 16 bits, 48.000 Hz (DVD-kwaliteit)) die door het apparaat worden ondersteund en daarna OK.
U kunt een home theater-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander surround sound-decodeerapparaat tussen uw VAIO-computer en tv aansluiten via een HDMI-verbinding.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv aanpassen met uw VAIO-computer. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen op een apparaat dat is aangesloten met een HDMI-kabel voor meer informatie.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. Uw VAIO-computer kan het uitgangsvolume van aangesloten apparaten niet regelen.
U kunt externe apparaten voor geluidsweergave (zoals luidsprekers, een hoofdtelefoon of een headset) aansluiten op uw VAIO-computer.
Gebruik een Sony smartphone-compatibele headset (niet meegeleverd) als u internettelefoongesprekken of chatgesprekken wilt voeren.
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Uw hoofdtelefoon kan mogelijk niet worden gebruikt met uw VAIO-computer.
Een externe microfoon werkt niet, zelfs niet als u hem aansluit op de headset-compatibele hoofdtelefoonaansluiting.
Raadpleeg de handleiding bij uw luidsprekers, hoofdtelefoon of headset voor meer informatie.
U kunt externe apparaten voor geluidsweergave (zoals luidsprekers, een hoofdtelefoon of een headset) aansluiten op uw VAIO-computer.
Gebruik een Sony smartphone-compatibele headset (niet meegeleverd) als u internettelefoongesprekken of chatgesprekken wilt voeren.
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Uw hoofdtelefoon kan mogelijk niet worden gebruikt met uw VAIO-computer.
Een externe microfoon werkt niet, zelfs niet als u hem aansluit op de headset-compatibele hoofdtelefoonaansluiting.
Raadpleeg de handleiding bij uw luidsprekers, hoofdtelefoon of headset voor meer informatie.
U kunt externe apparaten voor geluidsweergave (zoals luidsprekers, een hoofdtelefoon of een headset) aansluiten op uw VAIO-computer.
Gebruik een Sony smartphone-compatibele headset (niet meegeleverd) als u internettelefoongesprekken of chatgesprekken wilt voeren.
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Uw hoofdtelefoon kan mogelijk niet worden gebruikt met uw VAIO-computer.
Een externe microfoon werkt niet, zelfs niet als u hem aansluit op de headset-compatibele hoofdtelefoonaansluiting.
Raadpleeg de handleiding bij uw luidsprekers, hoofdtelefoon of headset voor meer informatie.
U kunt een home theater-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander surround sound-decodeerapparaat tussen uw VAIO-computer en tv aansluiten via een HDMI-verbinding.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv aanpassen met uw VAIO-computer. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen op een apparaat dat is aangesloten met een HDMI-kabel voor meer informatie.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. Uw VAIO-computer kan het uitgangsvolume van aangesloten apparaten niet regelen.
Via het netwerk (LAN) kunt u uw VAIO-computer verbinding laten maken met internet en gegevens overdragen tussen de computer en andere apparaten.
U kunt uw VAIO-computer aansluiten op een netwerk via een draadloze verbinding.
Neem voor informatie over randapparatuur die vereist is voor LAN-toegang contact op met uw internetaanbieder of raadpleeg de handleiding bij uw apparaat dat u gebruikt.
Raadpleeg voor informatie over het aansluiten van uw VAIO-computer op het netwerk de instructies van uw internetaanbieder of de handleiding bij het apparaat waarop u uw computer aansluit. Als u meer informatie nodig hebt over de netwerkinstellingen op uw werkplek, vraagt u dit de netwerkbeheerder.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u de Wi-Fi-functie gebruikt.
In sommige landen of regio's kan lokale regelgeving beperkingen opleggen aan producten voor Wi-Fi.
Wi-Fi-apparaten werken met de 2,4 GHz-band die door verschillende apparaten wordt gebruikt. Ze maken gebruik van technologie om radio-interferentie van andere apparaten die dezelfde golfband gebruiken tot een minimum te beperken. Dergelijke radio-interferentie kan echter toch nog leiden tot lagere communicatiesnelheden en een kleiner communicatiebereik of storing in de communicatie.
Als de functies BLUETOOTH en 2,4 GHz Wi-Fi van uw VAIO-computer zijn ingeschakeld, kan er storing optreden en tot lagere communicatiesnelheden en/of andere problemen leiden.
Voor communicatie via Wi-Fi terwijl u onderweg bent, moet u mogelijk een contract afsluiten met een Wi-Fi-aanbieder.
Als uw VAIO-computer is uitgerust met de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, is gebruik buitenshuis van de functie 5 GHz Wi-Fi wettelijk verboden.
De communicatiesnelheid en het bereik variëren afhankelijk van de volgende omstandigheden:
De afstand tussen de apparaten
De aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten
De configuratie van de apparaten
Zendcondities
De onmiddellijke omgeving (inclusief bouwmateriaal enz.)
Actieve toepassingen
Afhankelijk van de zendcondities kan de communicatie worden afgesneden.
De gegevensoverdrachtsnelheid die wordt opgegeven in de specificatie, is de theoretische maximumwaarde. De werkelijke gegevensoverdrachtsnelheid kan hiervan afwijken.
De feitelijke snelheid van de communicatie is wellicht niet net zo snel als de snelheid die uw VAIO-computer aangeeft.
De Wi-Fi-frequentiebanden 2,4 GHz en 5 GHz kunnen niet met elkaar communiceren.
De gegevensoverdrachtsnelheid van IEEE 802.11g en IEEE 802.11n (2,4 GHz) kan worden beïnvloed door interferentie als deze worden gebruikt met een IEEE 802.11b-product. IEEE 802.11g en IEEE 802.11n verlagen bovendien automatisch de overdrachtsnelheid om de compatibiliteit met een IEEE 802.11b-product te handhaven. Hogere snelheden kunnen mogelijk worden bereikt door de kanaalinstellingen van uw toegangspunt te wijzigen.
Om de functie Wi-Fi abrupt te stoppen, zet u uw VAIO-computer uit.
De voor draadloos LAN-standaard omvat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van normen gebaseerd op onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end-codering, VPN's (virtuele particulier netwerken) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie (802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde IEEE 802.11i-standaard beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
U kunt de Wi-Fi-functie als volgt uitschakelen.
Zet voor het inschakelen van Wi-Fi Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Voor het uitschakelen van alle draadloze functies, zet u Vliegtuigstand (Airplane mode) uit.
De draadloze functie(s) waarvan de instelling op AAN staat, zullen ingeschakeld blijven wanneer u Vliegtuigstand (Airplane mode) uitzet.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Met Wi-Fi kan uw VAIO-computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Wi-Fi maakt gebruik van de volgende IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, die de specificaties voor het gebruikte technologietype bevat. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van de computer.
Alleen beschikbaar voor modellen die voldoen aan de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard.
De norm IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht dan IEEE 802.11b.
Op modellen die voldoen aan de IEEE 802.11b/g/n-standaard, kan alleen de 2,4 GHz-band worden gebruikt.
U kunt de Wi-Fi-communicatie als volgt stoppen.
Als u de Wi-Fi-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn beschikbaar.
U kunt de service kiezen die bij uw wensen aansluit, bijvoorbeeld communicatiesnelheid of kosten. Neem contact op met een internetprovider voor gedetailleerde informatie over de verschillende verbindingsservices.
FTTH (Fiber to the Home)
Kabelmodem
DSL (Digital Subscriber Line)
Satelliet
Inbelverbinding
Een beveiligingssleutel biedt een beveiligingsprotocol voor versleuteling van gegevens die worden verzonden via Wi-Fi. De beveiligingssleutel wordt ook wel coderingssleutel of WEP-sleutel (Wired Equivalent Privacy) genoemd.
Dankzij de beveiligingssleutel kunnen draadloze apparaten die dezelfde sleutel hebben, zoals een Wi-Fi-toegangspunt en een computer, met elkaar communiceren via Wi-Fi.
De beveiligingssleutel wordt standaard aan elk toegangspunt toegewezen. (Wijzig de standaardbeveiligingssleutel om gegevens te beschermen tegen niet-geautoriseerd gebruik.) Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt als u de standaardbeveiligingssleutel niet kunt vinden.
Als u een verkeerde beveiligingssleutel hebt ingevoerd, voert u de volgende stappen om de beveiligingssleutel opnieuw in te voeren.
U moet eerst de Wi-Fi-communicatie tussen uw VAIO-computer en het toegangspunt (niet meegeleverd) tot stand brengen.
Zorg dat het Wi-Fi-toegangspunt ingeschakeld is en werkt voordat u Wi-Fi gebruikt.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) en de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, verschijnt Verbonden (Connected) in het veld van het geselecteerde toegangspunt.
Als een venster voor invoer van een beveiligingssleutel verschijnt, voert u de beveiligingssleutel in en selecteert u OK. Zie Beveiligingssleutels voor Wi-Fi(R) (draadloos LAN) voor meer informatie.
Houd er rekening mee dat beveiligingssleutels hoofdlettergevoelig zijn.
Open het bureaublad en plaats de muisaanwijzer op(het netwerkpictogram) in het systeemvak om de status van de Wi-Fi-verbinding te controleren, bijvoorbeeld het toegangspunt dat is verbonden met uw VAIO-computer.
Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Wanneer op modellen die uitgerust zijn met IEEE 802.11a/b/g/n alleen de functie 2,4 GHz Wi-Fi is ingeschakeld, kan uw VAIO-computer geen verbinding maken met een 5 GHz Wi-Fi toegangspunt. Als alleen de 5 GHz Wi-Fi-functie is ingeschakeld, kan de computer geen verbinding maken met een 2,4 GHz Wi-Fi-toegangspunt.
Als op modellen die zijn uitgerust met IEEE 802.11b/g/n, de 2,4 GHz Wi-Fi-functie is uitgeschakeld, kan de computer geen verbinding maken met een toegangspunt. De computer kan dan ook geen verbinding maken met een 5 GHz Wi-Fi-toegangspunt.
Het kan enige tijd duren voordat verbinding is gemaakt met een Wi-Fi-toegangspunt en de communicatie via Wi-Fi wordt gestart.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Nadat uw VAIO-computer na het invullen van de beveiligingscode verbinding met het toegangspunt heeft gemaakt, wordt het toegangspunt in de computer geregistreerd. De volgende keer dat u verbinding maakt, hoeft u de beveiligingssleutel niet in te voeren.
Via het netwerk (LAN) kunt u uw VAIO-computer verbinding laten maken met internet en gegevens overdragen tussen de computer en andere apparaten.
U kunt uw VAIO-computer aansluiten op een netwerk via een draadloze verbinding.
Neem voor informatie over randapparatuur die vereist is voor LAN-toegang contact op met uw internetaanbieder of raadpleeg de handleiding bij uw apparaat dat u gebruikt.
Raadpleeg voor informatie over het aansluiten van uw VAIO-computer op het netwerk de instructies van uw internetaanbieder of de handleiding bij het apparaat waarop u uw computer aansluit. Als u meer informatie nodig hebt over de netwerkinstellingen op uw werkplek, vraagt u dit de netwerkbeheerder.
Met Wi-Fi kan uw VAIO-computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Wi-Fi maakt gebruik van de volgende IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, die de specificaties voor het gebruikte technologietype bevat. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van de computer.
Alleen beschikbaar voor modellen die voldoen aan de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard.
De norm IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht dan IEEE 802.11b.
Op modellen die voldoen aan de IEEE 802.11b/g/n-standaard, kan alleen de 2,4 GHz-band worden gebruikt.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn beschikbaar.
U kunt de service kiezen die bij uw wensen aansluit, bijvoorbeeld communicatiesnelheid of kosten. Neem contact op met een internetprovider voor gedetailleerde informatie over de verschillende verbindingsservices.
FTTH (Fiber to the Home)
Kabelmodem
DSL (Digital Subscriber Line)
Satelliet
Inbelverbinding
Een beveiligingssleutel biedt een beveiligingsprotocol voor versleuteling van gegevens die worden verzonden via Wi-Fi. De beveiligingssleutel wordt ook wel coderingssleutel of WEP-sleutel (Wired Equivalent Privacy) genoemd.
Dankzij de beveiligingssleutel kunnen draadloze apparaten die dezelfde sleutel hebben, zoals een Wi-Fi-toegangspunt en een computer, met elkaar communiceren via Wi-Fi.
De beveiligingssleutel wordt standaard aan elk toegangspunt toegewezen. (Wijzig de standaardbeveiligingssleutel om gegevens te beschermen tegen niet-geautoriseerd gebruik.) Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt als u de standaardbeveiligingssleutel niet kunt vinden.
Als u een verkeerde beveiligingssleutel hebt ingevoerd, voert u de volgende stappen om de beveiligingssleutel opnieuw in te voeren.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u de Wi-Fi-functie gebruikt.
In sommige landen of regio's kan lokale regelgeving beperkingen opleggen aan producten voor Wi-Fi.
Wi-Fi-apparaten werken met de 2,4 GHz-band die door verschillende apparaten wordt gebruikt. Ze maken gebruik van technologie om radio-interferentie van andere apparaten die dezelfde golfband gebruiken tot een minimum te beperken. Dergelijke radio-interferentie kan echter toch nog leiden tot lagere communicatiesnelheden en een kleiner communicatiebereik of storing in de communicatie.
Als de functies BLUETOOTH en 2,4 GHz Wi-Fi van uw VAIO-computer zijn ingeschakeld, kan er storing optreden en tot lagere communicatiesnelheden en/of andere problemen leiden.
Voor communicatie via Wi-Fi terwijl u onderweg bent, moet u mogelijk een contract afsluiten met een Wi-Fi-aanbieder.
Als uw VAIO-computer is uitgerust met de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, is gebruik buitenshuis van de functie 5 GHz Wi-Fi wettelijk verboden.
De communicatiesnelheid en het bereik variëren afhankelijk van de volgende omstandigheden:
De afstand tussen de apparaten
De aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten
De configuratie van de apparaten
Zendcondities
De onmiddellijke omgeving (inclusief bouwmateriaal enz.)
Actieve toepassingen
Afhankelijk van de zendcondities kan de communicatie worden afgesneden.
De gegevensoverdrachtsnelheid die wordt opgegeven in de specificatie, is de theoretische maximumwaarde. De werkelijke gegevensoverdrachtsnelheid kan hiervan afwijken.
De feitelijke snelheid van de communicatie is wellicht niet net zo snel als de snelheid die uw VAIO-computer aangeeft.
De Wi-Fi-frequentiebanden 2,4 GHz en 5 GHz kunnen niet met elkaar communiceren.
De gegevensoverdrachtsnelheid van IEEE 802.11g en IEEE 802.11n (2,4 GHz) kan worden beïnvloed door interferentie als deze worden gebruikt met een IEEE 802.11b-product. IEEE 802.11g en IEEE 802.11n verlagen bovendien automatisch de overdrachtsnelheid om de compatibiliteit met een IEEE 802.11b-product te handhaven. Hogere snelheden kunnen mogelijk worden bereikt door de kanaalinstellingen van uw toegangspunt te wijzigen.
Om de functie Wi-Fi abrupt te stoppen, zet u uw VAIO-computer uit.
De voor draadloos LAN-standaard omvat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van normen gebaseerd op onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end-codering, VPN's (virtuele particulier netwerken) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie (802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde IEEE 802.11i-standaard beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
U kunt de Wi-Fi-functie als volgt uitschakelen.
Zet voor het inschakelen van Wi-Fi Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Voor het uitschakelen van alle draadloze functies, zet u Vliegtuigstand (Airplane mode) uit.
De draadloze functie(s) waarvan de instelling op AAN staat, zullen ingeschakeld blijven wanneer u Vliegtuigstand (Airplane mode) uitzet.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Met Wi-Fi kan uw VAIO-computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Wi-Fi maakt gebruik van de volgende IEEE 802.11a/b/g/n-standaard, die de specificaties voor het gebruikte technologietype bevat. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van de computer.
Alleen beschikbaar voor modellen die voldoen aan de IEEE 802.11a/b/g/n-standaard.
De norm IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht dan IEEE 802.11b.
Op modellen die voldoen aan de IEEE 802.11b/g/n-standaard, kan alleen de 2,4 GHz-band worden gebruikt.
U kunt de Wi-Fi-communicatie als volgt stoppen.
Als u de Wi-Fi-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn beschikbaar.
U kunt de service kiezen die bij uw wensen aansluit, bijvoorbeeld communicatiesnelheid of kosten. Neem contact op met een internetprovider voor gedetailleerde informatie over de verschillende verbindingsservices.
FTTH (Fiber to the Home)
Kabelmodem
DSL (Digital Subscriber Line)
Satelliet
Inbelverbinding
Een beveiligingssleutel biedt een beveiligingsprotocol voor versleuteling van gegevens die worden verzonden via Wi-Fi. De beveiligingssleutel wordt ook wel coderingssleutel of WEP-sleutel (Wired Equivalent Privacy) genoemd.
Dankzij de beveiligingssleutel kunnen draadloze apparaten die dezelfde sleutel hebben, zoals een Wi-Fi-toegangspunt en een computer, met elkaar communiceren via Wi-Fi.
De beveiligingssleutel wordt standaard aan elk toegangspunt toegewezen. (Wijzig de standaardbeveiligingssleutel om gegevens te beschermen tegen niet-geautoriseerd gebruik.) Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt als u de standaardbeveiligingssleutel niet kunt vinden.
Als u een verkeerde beveiligingssleutel hebt ingevoerd, voert u de volgende stappen om de beveiligingssleutel opnieuw in te voeren.
U moet eerst de Wi-Fi-communicatie tussen uw VAIO-computer en het toegangspunt (niet meegeleverd) tot stand brengen.
Zorg dat het Wi-Fi-toegangspunt ingeschakeld is en werkt voordat u Wi-Fi gebruikt.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) en de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, verschijnt Verbonden (Connected) in het veld van het geselecteerde toegangspunt.
Als een venster voor invoer van een beveiligingssleutel verschijnt, voert u de beveiligingssleutel in en selecteert u OK. Zie Beveiligingssleutels voor Wi-Fi(R) (draadloos LAN) voor meer informatie.
Houd er rekening mee dat beveiligingssleutels hoofdlettergevoelig zijn.
Open het bureaublad en plaats de muisaanwijzer op(het netwerkpictogram) in het systeemvak om de status van de Wi-Fi-verbinding te controleren, bijvoorbeeld het toegangspunt dat is verbonden met uw VAIO-computer.
Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Wanneer op modellen die uitgerust zijn met IEEE 802.11a/b/g/n alleen de functie 2,4 GHz Wi-Fi is ingeschakeld, kan uw VAIO-computer geen verbinding maken met een 5 GHz Wi-Fi toegangspunt. Als alleen de 5 GHz Wi-Fi-functie is ingeschakeld, kan de computer geen verbinding maken met een 2,4 GHz Wi-Fi-toegangspunt.
Als op modellen die zijn uitgerust met IEEE 802.11b/g/n, de 2,4 GHz Wi-Fi-functie is uitgeschakeld, kan de computer geen verbinding maken met een toegangspunt. De computer kan dan ook geen verbinding maken met een 5 GHz Wi-Fi-toegangspunt.
Het kan enige tijd duren voordat verbinding is gemaakt met een Wi-Fi-toegangspunt en de communicatie via Wi-Fi wordt gestart.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Nadat uw VAIO-computer na het invullen van de beveiligingscode verbinding met het toegangspunt heeft gemaakt, wordt het toegangspunt in de computer geregistreerd. De volgende keer dat u verbinding maakt, hoeft u de beveiligingssleutel niet in te voeren.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u de BLUETOOTH-functie gebruikt.
In sommige landen of regio's kan lokale regelgeving beperkingen opleggen aan het gebruik van de BLUETOOTH-functie.
Het is mogelijk dat de BLUETOOTH-functie met sommige apparaten niet werkt, afhankelijk van de fabrikant of de toepassingsversie die door de fabrikant wordt gebruikt. Controleer de systeemvereisten van het BLUETOOTH-apparaat vóór aanschaf.
Ga voor meer informatie over BLUETOOTH-apparaten naar de ondersteuningswebsite van VAIO.
Bij sommige BLUETOOTH-apparaten is verificatie (koppeling) vereist voordat een verbinding tot stand wordt gebracht met een ander apparaat. Voer het verificatieproces uit voordat u verbinding maakt met dergelijke apparaten.
BLUETOOTH-apparaten werken op de 2,4 GHz-band die door verschillende apparaten wordt gebruikt. Hoewel BLUETOOTH-apparaten gebruikmaken van technologie om radio-interferentie van andere apparaten die dezelfde golfband gebruiken tot een minimum te beperken, kan dergelijke radio-interferentie leiden tot lagere communicatiesnelheden en een kleiner bereik of, in bepaalde gevallen, storing in de communicatie.
De communicatiesnelheid en het bereik variëren afhankelijk van de volgende omstandigheden:
De afstand tussen de communicerende apparaten
De aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten
De onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en het gebruikte bouwmateriaal
De configuratie van de apparaten
Actieve toepassingen
Zendcondities
Afhankelijk van de zendcondities kan de communicatie worden afgesneden.
Als uw VAIO-computer de hogesnelheidstechnologie van BLUETOOTH ondersteunt en u deze wilt gebruiken voor hogesnelheidscommunicatie, schakelt u de functies voor draadloos LAN en BLUETOOTH op de computer in.
Grote bestanden kunnen tijdens de continue overdracht soms beschadigd raken vanwege de beperkingen van de BLUETOOTH-standaard en elektromagnetische interferentie in de omgeving.
Video en audio zijn mogelijk niet gesynchroniseerd als u video's op uw VAIO-computer afspeelt en de audio wordt uitgevoerd via een aangesloten BLUETOOTH-apparaat. Dit komt regelmatig voor bij het gebruik van BLUETOOTH-technologie en wijst niet op een defect.
Alle BLUETOOTH-apparaten moeten zijn gecertificeerd volgens de procedure die is vastgelegd door Bluetooth SIG om te garanderen dat ze voldoen aan de BLUETOOTH-standaard.
Zelfs indien BLUETOOTH-apparaten voldoen aan de BLUETOOTH-standaard, kunnen prestaties van afzonderlijke apparaten, specificaties en bedieningsprocedures verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
De compatibiliteit met uw VAIO-computer kan niet voor alle BLUETOOTH-apparaten worden gegarandeerd.
Als u de BLUETOOTH-functie dringend moet uitschakelen, schakelt u uw VAIO-computer uit.
De draadloze technologie van BLUETOOTH beschikt over een verificatiefunctie waarmee u de communicatie met andere apparaten kunt besturen.
Met de verificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme BLUETOOTH-apparaten toegang krijgen tot uw VAIO-computer. De eerste keer dat twee BLUETOOTH-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een wachtwoordcode (een wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd. Wanneer een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze wachtwoordcode niet opnieuw in te voeren.
Open voor meer informatie Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) en geef "BLUETOOTH" op in het zoekvak.
U kunt de BLUETOOTH-communicatie als volgt stoppen.
U kunt van uw VAIO-computer verbinding maken met BLUETOOTH-apparaten.
Zie BLUETOOTH voor meer informatie over communicatie met Over de BLUETOOTH(R)-functie.
Raadpleeg de handleiding van uw BLUETOOTH-apparaat voor de procedure om het apparaat klaar te maken voor de verbinding.
Uw VAIO-computer zoekt naar apparaten en geeft deze weer in een lijst met apparaten.
Volg de aanwijzingen op het scherm om uw apparaat aan te melden.
Afhankelijk van het BLUETOOTH-apparaat, kan het even duren voordat uw VAIO-computer het apparaat heeft gevonden.
Als uw apparaat niet in de lijst met apparaten staat, herhaalt u de procedure om het apparaat gereed te maken voor verbinding (bijvoorbeeld op de knop drukken om een verbinding tot stand te brengen).
Afhankelijk van het BLUETOOTH-apparaat, kan de procedure voor het maken van een verbinding verschillen. Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor de procedure.
Als uw VAIO-computer de hogesnelheidstechnologie van BLUETOOTH ondersteunt en u deze wilt gebruiken voor hogesnelheidscommunicatie, wijzigt u in stap 4 de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Er wordt een venster geopend voor het invullen van een wachtwoord als een BLUETOOTH-apparaat om verificatie vraagt om de verbinding te maken. Volg de instructies op het scherm om het wachtwoord te delen tussen het BLUETOOTH-apparaat en uw VAIO-computer. Als u geen verbinding wilt maken, selecteert u de knop Annuleren (Cancel) in het venster.
Een wachtwoord is een geheim nummer dat door een gebruiker is ingevuld voor het verificatieproces om twee BLUETOOTH-apparaten met elkaar te laten communiceren. Voer op beide apparaten dezelfde alfanumerieke tekenreeks (hoofdlettergevoelig) in om ze met elkaar te laten communiceren. U kunt de wachtwoordcode bij elke verificatie wijzigen, zolang op beide apparaten tijdens het verificatieproces dezelfde wachtwoordcode wordt ingevoerd. Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor informatie over de wachtwoordcode van een BLUETOOTH-apparaat. Als er gedurende enige tijd geen BLUETOOTH-wachtwoordcode wordt ingevoerd, wordt het verbindingsproces omwille van de veiligheid afgebroken. Probeer het in dit geval opnieuw.
Open voor meer informatie over deze bewerkingen Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen), en geef "BLUETOOTH" op in het zoekvak.
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw VAIO-computer en andere BLUETOOTH-apparaten, zoals andere computers, smartphones, mobiele telefoons, headsets of muizen.
U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van 10 meter in een open ruimte.
Een BLUETOOTH-apparaat kan via een draadloos netwerk verbinding maken met maximaal zeven apparaten om gegevens uit te wisselen.
Als een apparaat verbinding moet maken met een ander apparaat, verzendt het een verzoek naar BLUETOOTH-apparaten in de directe nabijheid. Als een apparaat reageert op de aanvraag, kunnen de twee apparaten worden gekoppeld.
U kunt op uw VAIO-computer een USB-apparaat (Universal Serial Bus) aansluiten, zoals een muis, diskettestation, luidspreker of printer.
Voor aansluiting moet mogelijk het bij het USB-apparaat geleverde stuurprogramma worden geïnstalleerd.
Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor meer informatie.
U moet mogelijk het stuurprogramma installeren dat bij uw USB-apparaat is geleverd voordat u het apparaat kunt gebruiken. Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
Om documenten te kunnen afdrukken moet u ervoor zorgen dat de USB-printer gebruikt kan worden met uw versie van Windows.
Voordat u USB-luidsprekers van uw VAIO-computer loskoppelt, moet u eerst de DVD of de muziek stoppen of uw computer uitzetten. Het loskoppelen van USB-luidsprekers tijdens het afspelen kan een storing veroorzaken.
Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van USB-apparaten.
Om uw VAIO-computer en/of USB-apparaten tegen beschadigingen te beschermen, moet u letten op het volgende:
Wanneer u uw VAIO-computer verplaatste met de USB-apparaten nog aangesloten, moet u voorkomen dat de USB-poorten worden blootgesteld aan schokken of stoten.
Doe uw VAIO-computer niet in een tas als er nog USB-apparaten aangesloten zijn.
De USB-poorten op uw VAIO-computer zijn compatibel met de USB 2.0-standaard en/of USB 3.0-standaard.
USB-poorten die compatibel zijn met de USB 3.0-standaard kunt u herkennen aan hun blauwe kleur.
Naast de overdrachtsmodi van de USB 2.0-standaard hoort de volgende overdrachtsmodus bij de USB 3.0-standaard:
SuperSpeed: overdrachtssnelheid van 5 Gbps.
U kunt een USB-apparaat opladen, zelfs wanneer uw VAIO-computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand of in de slaapstand staat door de instelling voor het opladen van USB-apparaten in te schakelen.
Wijzig de instellingen voor de USB-poort die laden via USB ondersteunt alleen wanneer geen USB-apparaat is verbonden met de poort.
Als het opladen niet start, zelfs wanneer u een USB-apparaat aansluit op de USB-poort die opladen via USB ondersteunt, koppelt u het apparaat los en sluit u het opnieuw aan.
Wanneer de instellingen voor het opladen van USB-apparaten is geactiveerd, zal het stroomverbruik wanneer uw VAIO-computer uit staat of in de sluimerstand staat, toenemen omdat de computer de USB-aansluiting van stroom voorziet, zelfs wanneer er op de USB-aansluiting geen USB-apparaat is aangesloten.
Wanneer de instellingen voor opladen via USB zijn ingeschakeld, kunt u de functie voor extern ontwaken op het USB-apparaat dat is aangesloten op de USB-poort die opladen via USB ondersteunt, niet gebruiken.
Opladen via USB is standaard uitgeschakeld.
Druk op de knop ASSIST om terugkerend onderhoud van uw VAIO-computer uit te voeren of om problemen te verhelpen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de computer.
Als de computer is ingeschakeld, start u met de knop ASSIST de toepassing VAIO Care.
Als de computer is uitgeschakeld, opent u met de knop ASSIST het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)).
U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Als het VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode))-scherm geopend wordt en er gedurende vijf minuten geen handelingen worden verricht, wordt uw VAIO-computer automatisch uitgeschakeld.
U kunt uw VAIO-computer met de BIOS-functie opstarten vanaf externe apparaten zoals een optisch station, een USB-diskettestation of een USB-stick.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Het opstartproces vanaf het externe apparaat wordt gestart.
Koppel alle apparaten af van uw VAIO-computer, behalve het externe apparaat vanaf waar u wilt opstarten. Sommige apparaten kunnen niet worden gebruikt om de computer op te starten of kunnen niet worden gebruikt met de computer.
Als een netadapter is geleverd bij het externe apparaat, moet u deze eerst aansluiten op een netspanningsbron.
Met de BIOS-functie kunt u ingebouwde apparaten als hieronder uitschakelen. Met deze functie kunt u externe verbindingen en communicatie voorkomen.
USB Ports
Memory Card Slot
Wireless Device
LAN Device (modellen met LAN-poort)
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Wanneer u Disabled selecteert:
Het geselecteerde apparaat is uitgeschakeld.
Wanneer u Enabled selecteert:
Het geselecteerde apparaat is ingeschakeld en kan worden gebruikt op uw VAIO-computer.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op de toets Enter.
Welke apparaten u kunt uitschakelen, hangt af van het model.
Zelfs als u het gebruik van het draadloze apparaat beperkt, kunt u NFC/One-touch-functies niet uitschakelen.
Met VAIO Care kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren om ervoor te zorgen dat uw VAIO-computer optimaal blijft werken.
Regelmatig prestatiecontroles en systeemafstellingen uitvoeren.
Ondersteuningsinformatie zoeken (de URL van de ondersteuningswebsite, het contactinformatienummer enz.).
Start VAIO Care door de knop ASSIST in te drukken en zoek naar de juiste maatregelen voor eventuele problemen.
VAIO Care start.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op de knop ASSIST drukt terwijl uw VAIO-computer uitstaat, wordt het venster VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weergegeven. U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wil starten.
U kunt ook de charms openen, de charmZoeken (Search) selecteren, Apps selecteren en "VAIO Care (Desktop)" opgeven in het zoekvak om VAIO Care te starten.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Update regelmatig uw VAIO-computer met de volgende apps om de efficiëntie, beveiliging en functionaliteit van uw computer te verbeteren.
Om onderstaande update-instellingen uit te voeren, moet uw VAIO-computer verbinding met internet hebben.
Met Windows Update kunt u uw VAIO-computer stabieler maken.
Open de charms en selecteer de charm Zoeken (Search). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Selecteer Instellingen (Settings) en geef "Windows" op in het zoekvak.
Selecteer Windows Update in de lijst en volg de instructies op het scherm om de updates te voltooien.
VAIO Update waarschuwt u automatisch wanneer er nieuwe updates beschikbaar zijn op het internet en downloadt en installeert die op uw VAIO-computer.
Start VAIO Update en volg de instructies op het scherm. (Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Update.)
Zorg dat de Windows Store app geüpdatet wordt. Als een update vereist is, wordt een getal weergegeven in de tegel Store van het Start.
Selecteer de tegel Store om deze te openen.
Selecteer Updates rechtsboven in het scherm.
Het getal tussen haakjes is het aantal programma's dat u kunt gebruiken.
Zet een vinkje bij de apps die u wilt bijwerken en selecteer vervolgens Installeren (Install).
Om de apps later te updaten, moet u het vinkje verwijderen.
VAIO Update biedt een service die u op de hoogte houdt van beschikbare informatie over updates, zoals belangrijke kennisgevingen of updateprogramma's, waarmee u uw VAIO-computer up-to-date kunt houden.
Via het internet detecteert VAIO Update automatisch de updateprogramma's die vereist zijn voor het verbeteren van de prestaties van uw computer, of nieuwe toepassingen die beschikbaar zijn. U kunt deze toepassingen downloaden en in eenvoudige stappen installeren.
U kunt VAIO Update ook starten via VAIO Care (Desktop).
U kunt de systeeminformatie van uw VAIO-computer bekijken.
De systeeminformatie van uw VAIO-computer wordt weergegeven.
Met VAIO Control Center kunt u systeeminformatie bekijken en instellingen wijzigen voor verschillende functies zoals weergave en geluid.
Niet alle onderdelen zijn zichtbaar als u zich aanmeldt als gebruiker zonder beheerdersrechten.
Met Energiebeheer kunt u energiebeheerschema's instellen die geheel zijn aangepast aan uw eisen op het gebied van energieverbruik.
Selecteer Geavanceerde energie-instellingen wijzigen (Change advanced power settings) als u geavanceerde instellingen wilt wijzigen.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over de instellingen van energiebeheerschema's.
Het pictogram van de stroomstatus geeft aan van wat voor soort stroomvoorziening uw VAIO-computer momenteel gebruikmaakt, en u kunt de stroomstatus van de computer zien door dit pictogram te selecteren.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u de slaapstand gebruikt.
Sommige USB-apparaten ondersteunen de slaapstand mogelijk niet. Wanneer uw VAIO-computer terugkeert uit de slaapstand, herkent de computer dergelijke USB-apparaten mogelijk niet, afhankelijk van het type en aantal aangesloten USB-apparaten.
Als u de computer niet in de slaapstand kunt zetten, koppelt u alle USB-apparaten los en probeert u het opnieuw.
Als uw VAIO-computer in de slaapstand gaat wanneer de computer instabiel is, bestaat de mogelijkheid dat de computer niet uit de slaapstand terugkeert. De volgende werkwijze wordt aanbevolen:
Sla al uw bestanden op en sluit alle actieve apps voordat u uw VAIO-computer in de slaapstand zet.
Sluit uw VAIO-computer regelmatig af.
Afhankelijk van de huidige staat van Windows kan uw VAIO-computer misschien niet in slaapstand gaan.
Uw VAIO-computer houdt u niet op de hoogte van e-mailmeldingen, meldingen van sociale netwerken (SNS) enz. wanneer de computer geen verbinding heeft met het internet.
Uw VAIO-computer informeert u niet over e-mailmeldingen, meldingen van sociale netwerkdiensten (SNS) enz. wanneer de computer geen verbinding heeft met het internet.
Uw VAIO-computer kan in slaapstand warm worden.
Lees de volgende voorzorgen voordat u de spanningsbron gebruikt.
Gebruik de netadapter die bij uw VAIO-computer is meegeleverd of met originele producten van Sony. Gebruik geen enkele andere netadapter omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
Sluit de netadapter niet aan op een stroomomvormer, zoals een stroomomzetter voor onderweg. Dit kan oververhitting of een storing veroorzaken.
Gebruik nooit een beschadigde of gebroken netadapter.
Omdat uw VAIO-computer magnetische onderdelen bevat, moet u magnetische opslagmedia uit de buurt van de computer houden, omdat de gegevens hierdoor verminkt kunnen raken.
Plaats magnetische apparaten nooit in de buurt van de VAIO-computer.
In slaapstand kunt u uw VAIO-computer alleen laten; de computer blijft in dezelfde staat, inclusief de gegevens waaraan u aan het werken bent.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
SelecteerAan/Uit (Power) en Slaapstand (Sleep).
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, gaat dit uit wanneer de computer in slaapstand gaat (in de standaardinstelling).
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)).
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, gaat uw VAIO-computer automatisch uit. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in de sluimerstand wanneer de batterijset leeg raakt. Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden schakelt de computer mogelijk niet over naar de sluimerstand.
Als dit gebeurt en de batterijset leeg raakt, wordt de computer uitgeschakeld en gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Zorg ervoor dat de computer uit staat voordat u uw VAIO-computer verplaatst om te voorkomen dat de harde schijf beschadigd raakt door stoten of trillingen. Als de computer een stroomlampje heeft, zorg er dan voor dat dit helemaal uit is.
Standaard gaat uw VAIO-computer over in de slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit wanneer de computer op netstroom actief is.
De onderstaande bewerkingen zetten uw VAIO-computer ook in de slaapstand.
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)) (met de standaardinstellingen).
Klap het LCD-scherm dicht. De computer gaat na een paar seconden in slaapstand.
U kunt uw VAIO-computer van de slaapstand laten terugkeren naar de normale stand door het LCD-scherm te openen.
Als u de reactie op het openen van het LCD-scherm wilt wijzigen, start u VAIO Control Center en wijzigt u de instellingen in Stroom en batterij (Power and Battery). Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
U kunt de resolutie wijzigen om het formaat van tekst en pictogrammen te wijzigen, voor eenvoudigere bediening via het aanraakscherm.
De tekstgrootte in Windows is gewijzigd.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u het aanraakscherm gebruikt.
Druk niet hard of ongecontroleerd op het aanraakscherm.
Zachte aanrakingen volstaan omdat uw VAIO-computer is uitgerust met een capacitief aanraakscherm.
Gebruik geen andere voorwerpen dan uw vinger om het aanraakscherm te bedienen.
Als u dat doet, kunt u het aanraakscherm beschadigen of een storing veroorzaken. Raak het scherm alleen aan met uw vingers.
Het aanraakscherm functioneert mogelijk niet goed als u uw VAIO-computer aanzet terwijl u het aanraakscherm aanraakt. Start in dat geval de computer opnieuw op.
Het kan even duren voordat uw aanraakscherm functioneert nadat uw VAIO-computer vanuit de slaapstand in de normale stand terugkeert. In dat geval wacht u even voordat u het aanraakscherm opnieuw gebruikt.
Houd het aanraakscherm schoon voor optimale gevoeligheid. Vuil kan het scherm beschadiging of storingen veroorzaken.
U kunt de beeldschermresolutie wijzigen om de grootte van de tekens en afbeeldingen op het computerscherm aan te passen.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie.
Afhankelijk van het videogeheugen van uw VAIO-computer is het wellicht niet mogelijk om video's met een hoge resolutie af te spelen. Verlaag in dat geval de schermresolutie.
Wijzig de instelling voor de beeldschermresolutie niet tijdens het gebruik van grafische of videotoepassingen of het afspelen van een DVD omdat het afspelen/weergeven hierdoor kan worden onderbroken of het systeem instabiel kan worden.
U kunt een tv met een HDMI-ingangspoort met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) aansluiten op uw VAIO-computer.
Raadpleeg de handleiding bij het tv-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
Het beeld van uw VAIO-computer wordt weergegeven op de tv.
Als een ander stuurprogramma voor een apparaat wordt gebruikt dan het stuurprogramma dat meegeleverd is door Sony, zal er geen beeld en geen geluid worden weergegeven. Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Om geluid te horen dat afkomstig is van een apparaat dat aangesloten is op de aansluiting van de HDMI-uitgang, moet u van apparaat voor geluidsweergave wisselen. Zie Een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren voor uitgebreide instructies.
De HDMI-uitgang op uw VAIO-computer voldoet aan de voor High-bandwidth Digital Content Protection (HDCP)-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen versleutelen ten behoeve van auteursrechtelijke bescherming, waardoor u een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermd beeldmateriaal van hoge kwaliteit kunt bekijken.
U kunt de beeldschermuitvoer schakelen tussen het computerscherm en een extern beeldscherm dat is aangesloten op uw VAIO-computer.
Als u een monitorkabel (niet meegeleverd) loskoppelt terwijl een extern beeldscherm is geselecteerd als beeldschermuitvoer, kan het lastig zijn om uw VAIO-computer te bedienen omdat het computerscherm blanco is.
Als u de schermuitvoer naar het computerscherm wilt schakelen, drukt u tweemaal op de toetscombinatie Fn+F7 en drukt u vervolgens op Enter.
Bij het afspelen van videobeelden is de schakeloptie voor beeldschermuitvoer mogelijk niet beschikbaar of wordt uw VAIO-computer mogelijk instabiel. Sluit de weergavetoepassing voor video af voordat u de beeldschermuitvoer omschakelt.
De schakeloptie voor beeldschermuitvoer is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het type van het externe beeldscherm of de projector.
Dankzij de functie voor meerdere monitoren kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen het computerscherm en het externe beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
Welke instellingen worden aangeboden, kan variëren afhankelijk van het aantal aangesloten externe beeldschermen.
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de meerdere-monitorsfunctie niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde toepassingen niet compatibel zijn met de instellingen van de functie voor meerdere monitoren.
Wijzig de beeldscherminstellingen niet tijdens het gebruik van grafische of videotoepassingen of het afspelen van een DVD omdat het afspelen/weergeven hierdoor kan worden onderbroken of het systeem instabiel kan worden.
Wijzig de beeldscherminstellingen nadat u de grafische of videotoepassing hebt afgesloten.
U kunt de schermresolutie instellen voor elk beeldscherm dat wordt gebruikt voor de meerdere-monitorsfunctie.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik van het LCD-scherm.
Het LCD-scherm is gemaakt met technologie voor hoge precisie. Het is echter mogelijk dat voortdurend heel kleine zwarte en/of heldere puntjes (rood, blauw of groen) verschijnen op het LCD-scherm. Dit is een normaal gevolg van het productieproces en wijst niet op een defect.
Kras niet over het oppervlak van het LCD-scherm en oefen er geen druk op uit. Dit kan schade veroorzaken.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm wanneer dit gesloten is. Als u dit wel doet, kunnen er krassen op het LCD-scherm ontstaan of kan het vuil worden.
Het LCD-scherm kan warm worden tijdens het gebruik van de computer. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Door het mechanische ontwerp van het LCD-scherm/aanraakscherm van VAIO-computer, kan het schermoppervlak warm worden wanneer u de computer langdurig aaneengesloten gebruikt. Dit is normaal en wijst niet op een defect. (modellen met aanraakscherm)
Het LCD-scherm/aanraakscherm is gemaakt van gehard glas voor maximale duurzaamheid. Ga desondanks zorgvuldig om met het scherm: het is niet onbreekbaar. Als het scherm versplintert, moet u opletten dat u zich niet snijdt aan de scherven. (modellen met aanraakscherm)
Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken. Zorg dat u direct zonlicht tegenhoudt als u uw VAIO-computer gebruikt in de buurt van een raam.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm of de randen van het scherm wanneer u het LCD-scherm openklapt of uw VAIO-computer optilt. Mogelijk is het LCD-scherm gevoelig voor druk of scheeftrekken en kan het uitoefenen van druk het scherm beschadigen of de werking ervan verminderen. Als u de computer wilt openen, houdt u met één hand de basiseenheid vast en klapt u met de andere hand voorzichtig het LCD-scherm open. Als u met de computer wilt rondlopen met het scherm open, moet u de computer met beide handen vasthouden.
Als u uw VAIO-computer gebruikt bij een lage omgevingstemperatuur, kan het beeld op het LCD-scherm wat blijven hangen. Dit wijst niet op een defect. Als de computer terug op normale temperatuur komt, doet dit probleem zich niet meer voor.
Het beeld op het LCD-scherm kan enigszins blijven hangen als hetzelfde beeld geruime tijd wordt weergegeven. Na enige tijd verdwijnt dit "beeldrestant". U kunt een schermbeveiliging gebruiken om te vermijden dat het beeld inbrandt in het scherm.
U kunt uw VAIO-computer bedienen door op het aanraakscherm te tikken of eenvoudige gebaren te maken met uw vingers.
Tik met één vinger op het aanraakscherm. U kunt een knop, zoals OK en Annuleren (Cancel), of een optie in een menu selecteren door erop te tikken.
Tik tweemaal snel achter elkaar met één vinger op het aanraakscherm.
U kunt een toepassing starten, zoals en tekstverwerker of spreadsheetprogramma, of bestanden openen door dubbel te tikken op het pictogram.
Plaats uw vinger in de gewenste positie op het aanraakscherm en schuif. Op deze manier kunt u bestanden verplaatsen of het formaat van vensters wijzigen.
Tik op het pictogram van het gewenste bestand, sleep het naar een map, venster of toepassingspictogram en til uw vinger van het scherm. Op deze manier kunt u bestanden verplaatsen of kopiëren.
U kunt uw VAIO-computer bedienen door eenvoudige gebaren op het aanraakscherm te maken met uw vingers.
De werking van gebaren verschilt per toepassing.
Tik en houd het gewenste punt op het aanraakscherm enkele seconden vast. Til daarna uw vinger van het scherm. Afhankelijk van de plaats waar u tikt, kunt u verschillende menu's weergeven.
Tik en schuif in een schuifbaar gedeelte van een venster, zoals een venster van Internet Explorer. U kunt ook de verticale schuifbalk in het geselecteerde venster gebruiken om door het venster te schuiven.
Maak een knijpbeweging met twee vingers op het aanraakscherm om in- of uit te zoomen op een afbeelding, zoals een foto in Foto's (Photos). Beweeg de vingers uit elkaar om in te zoomen of naar elkaar toe om uit te zoomen.
Plaats twee vingers op het aanraakscherm en draai deze in een cirkel om een afbeelding of foto te roteren. Of u afbeeldingen kunt draaien, is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Veeg uw vinger over een korte afstand in de richting waarin scrollen in het scherm niet mogelijk is.
U kunt items zoals toepassingstegels of afbeeldingen selecteren.
U kunt scherpe en heldere beelden weergeven met X-Reality for mobile, een beeldtechnologie van hoge kwaliteit.
De instelling schakelt niet tussen aan en uit zo lang er beelden worden weergegeven.
Uw VAIO-computer meet de intensiteit van het omgevingslicht en past de helderheid van het LCD-scherm automatisch aan.
Tijdens het configuratie- of herstelproces werkt de functie voor automatische aanpassing van de helderheid mogelijk niet en kan de helderheid van het LCD-scherm veranderen, ongeacht de intensiteit van het omgevingslicht.
De intensiteit van het omgevingslicht wordt gemeten door de sensor voor omgevingslicht. Wanneer u de sensor voor omgevingslicht blokkeert, kan de helderheid van het LCD-scherm afnemen.
U kunt de schermresolutie of de grootte van het VAIO-computerschermbeeld wijzigen dat wordt weergegeven op een extern beeldscherm, zoals een tv die met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) is aangesloten op uw computer.
Na enkele seconden wordt de geselecteerde resolutie toegepast.
Sommige resolutieopties zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of het aangesloten HDMI-apparaat.
De functie voor het aanpassen van de schermresolutie kan zijn uitgeschakeld, afhankelijk van de geselecteerde resolutie.
U kunt helderheid van het LCD-scherm aanpassen.
U verlaagt de lichtintensiteit door de toetsen Fn+F5 vast te houden. U verhoogt de lichtintensiteit door de toetsen Fn+F6 vast te houden.
De instelling voor de helderheid van het LCD-scherm blijft behouden, ook na het opnieuw opstarten van uw VAIO-computer.
U kunt een tv met een HDMI-ingangspoort met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) aansluiten op uw VAIO-computer.
Raadpleeg de handleiding bij het tv-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
Het beeld van uw VAIO-computer wordt weergegeven op de tv.
Als een ander stuurprogramma voor een apparaat wordt gebruikt dan het stuurprogramma dat meegeleverd is door Sony, zal er geen beeld en geen geluid worden weergegeven. Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Om geluid te horen dat afkomstig is van een apparaat dat aangesloten is op de aansluiting van de HDMI-uitgang, moet u van apparaat voor geluidsweergave wisselen. Zie Een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren voor uitgebreide instructies.
De HDMI-uitgang op uw VAIO-computer voldoet aan de voor High-bandwidth Digital Content Protection (HDCP)-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen versleutelen ten behoeve van auteursrechtelijke bescherming, waardoor u een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermd beeldmateriaal van hoge kwaliteit kunt bekijken.
U kunt de schermresolutie of de grootte van het VAIO-computerschermbeeld wijzigen dat wordt weergegeven op een extern beeldscherm, zoals een tv die met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) is aangesloten op uw computer.
Na enkele seconden wordt de geselecteerde resolutie toegepast.
Sommige resolutieopties zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of het aangesloten HDMI-apparaat.
De functie voor het aanpassen van de schermresolutie kan zijn uitgeschakeld, afhankelijk van de geselecteerde resolutie.
U kunt een tv met een HDMI-ingangspoort met een HDMI-kabel (niet meegeleverd) aansluiten op uw VAIO-computer.
Raadpleeg de handleiding bij het tv-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
Het beeld van uw VAIO-computer wordt weergegeven op de tv.
Als een ander stuurprogramma voor een apparaat wordt gebruikt dan het stuurprogramma dat meegeleverd is door Sony, zal er geen beeld en geen geluid worden weergegeven. Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Om geluid te horen dat afkomstig is van een apparaat dat aangesloten is op de aansluiting van de HDMI-uitgang, moet u van apparaat voor geluidsweergave wisselen. Zie Een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren voor uitgebreide instructies.
De HDMI-uitgang op uw VAIO-computer voldoet aan de voor High-bandwidth Digital Content Protection (HDCP)-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen versleutelen ten behoeve van auteursrechtelijke bescherming, waardoor u een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermd beeldmateriaal van hoge kwaliteit kunt bekijken.
U kunt de beeldschermuitvoer schakelen tussen het computerscherm en een extern beeldscherm dat is aangesloten op uw VAIO-computer.
Als u een monitorkabel (niet meegeleverd) loskoppelt terwijl een extern beeldscherm is geselecteerd als beeldschermuitvoer, kan het lastig zijn om uw VAIO-computer te bedienen omdat het computerscherm blanco is.
Als u de schermuitvoer naar het computerscherm wilt schakelen, drukt u tweemaal op de toetscombinatie Fn+F7 en drukt u vervolgens op Enter.
Bij het afspelen van videobeelden is de schakeloptie voor beeldschermuitvoer mogelijk niet beschikbaar of wordt uw VAIO-computer mogelijk instabiel. Sluit de weergavetoepassing voor video af voordat u de beeldschermuitvoer omschakelt.
De schakeloptie voor beeldschermuitvoer is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het type van het externe beeldscherm of de projector.
Dankzij de functie voor meerdere monitoren kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen het computerscherm en het externe beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
Welke instellingen worden aangeboden, kan variëren afhankelijk van het aantal aangesloten externe beeldschermen.
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de meerdere-monitorsfunctie niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde toepassingen niet compatibel zijn met de instellingen van de functie voor meerdere monitoren.
Wijzig de beeldscherminstellingen niet tijdens het gebruik van grafische of videotoepassingen of het afspelen van een DVD omdat het afspelen/weergeven hierdoor kan worden onderbroken of het systeem instabiel kan worden.
Wijzig de beeldscherminstellingen nadat u de grafische of videotoepassing hebt afgesloten.
U kunt de schermresolutie instellen voor elk beeldscherm dat wordt gebruikt voor de meerdere-monitorsfunctie.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik van het LCD-scherm.
Het LCD-scherm is gemaakt met technologie voor hoge precisie. Het is echter mogelijk dat voortdurend heel kleine zwarte en/of heldere puntjes (rood, blauw of groen) verschijnen op het LCD-scherm. Dit is een normaal gevolg van het productieproces en wijst niet op een defect.
Kras niet over het oppervlak van het LCD-scherm en oefen er geen druk op uit. Dit kan schade veroorzaken.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm wanneer dit gesloten is. Als u dit wel doet, kunnen er krassen op het LCD-scherm ontstaan of kan het vuil worden.
Het LCD-scherm kan warm worden tijdens het gebruik van de computer. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Door het mechanische ontwerp van het LCD-scherm/aanraakscherm van VAIO-computer, kan het schermoppervlak warm worden wanneer u de computer langdurig aaneengesloten gebruikt. Dit is normaal en wijst niet op een defect. (modellen met aanraakscherm)
Het LCD-scherm/aanraakscherm is gemaakt van gehard glas voor maximale duurzaamheid. Ga desondanks zorgvuldig om met het scherm: het is niet onbreekbaar. Als het scherm versplintert, moet u opletten dat u zich niet snijdt aan de scherven. (modellen met aanraakscherm)
Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken. Zorg dat u direct zonlicht tegenhoudt als u uw VAIO-computer gebruikt in de buurt van een raam.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm of de randen van het scherm wanneer u het LCD-scherm openklapt of uw VAIO-computer optilt. Mogelijk is het LCD-scherm gevoelig voor druk of scheeftrekken en kan het uitoefenen van druk het scherm beschadigen of de werking ervan verminderen. Als u de computer wilt openen, houdt u met één hand de basiseenheid vast en klapt u met de andere hand voorzichtig het LCD-scherm open. Als u met de computer wilt rondlopen met het scherm open, moet u de computer met beide handen vasthouden.
Als u uw VAIO-computer gebruikt bij een lage omgevingstemperatuur, kan het beeld op het LCD-scherm wat blijven hangen. Dit wijst niet op een defect. Als de computer terug op normale temperatuur komt, doet dit probleem zich niet meer voor.
Het beeld op het LCD-scherm kan enigszins blijven hangen als hetzelfde beeld geruime tijd wordt weergegeven. Na enige tijd verdwijnt dit "beeldrestant". U kunt een schermbeveiliging gebruiken om te vermijden dat het beeld inbrandt in het scherm.
Als er geen geluid hoorbaar is van het externe apparaat dat is aangesloten op uw VAIO-computer, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Als er geen vinkje naast het pictogram staat, selecteert u het pictogram en klikt u op Standaard (Set Default).
Stel de samplefrequentie en bitdiepte van het digitale uitvoersignaal af op uw digitale geluidsapparaat.
Volg bovenstaande stappen 1 t/m 3 en selecteer daarna het HDMI-apparaat of OPTISCHE UITGANG (OPTICAL OUT) (optische digitale geluidsweergave) pictogram en Eigenschappen (Properties). Selecteer op het tabblad Geavanceerd (Advanced) de samplefrequentie en de bitdiepte (bijvoorbeeld 16 bits, 48.000 Hz (DVD-kwaliteit)) die door het apparaat worden ondersteund en daarna OK.
U kunt een home theater-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander surround sound-decodeerapparaat tussen uw VAIO-computer en tv aansluiten via een HDMI-verbinding.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv aanpassen met uw VAIO-computer. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen op een apparaat dat is aangesloten met een HDMI-kabel voor meer informatie.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. Uw VAIO-computer kan het uitgangsvolume van aangesloten apparaten niet regelen.
U kunt uw VAIO-computer met de BIOS-functie opstarten vanaf externe apparaten zoals een optisch station, een USB-diskettestation of een USB-stick.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Het opstartproces vanaf het externe apparaat wordt gestart.
Koppel alle apparaten af van uw VAIO-computer, behalve het externe apparaat vanaf waar u wilt opstarten. Sommige apparaten kunnen niet worden gebruikt om de computer op te starten of kunnen niet worden gebruikt met de computer.
Als een netadapter is geleverd bij het externe apparaat, moet u deze eerst aansluiten op een netspanningsbron.
Met de BIOS-functie kunt u ingebouwde apparaten als hieronder uitschakelen. Met deze functie kunt u externe verbindingen en communicatie voorkomen.
USB Ports
Memory Card Slot
Wireless Device
LAN Device (modellen met LAN-poort)
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Wanneer u Disabled selecteert:
Het geselecteerde apparaat is uitgeschakeld.
Wanneer u Enabled selecteert:
Het geselecteerde apparaat is ingeschakeld en kan worden gebruikt op uw VAIO-computer.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op de toets Enter.
Welke apparaten u kunt uitschakelen, hangt af van het model.
Zelfs als u het gebruik van het draadloze apparaat beperkt, kunt u NFC/One-touch-functies niet uitschakelen.
U kunt het volumeniveau van de luidsprekers en hoofdtelefoon wijzigen.
Druk op de toets F3 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt om het volume zachter te zetten. Druk op de toets F4 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt om het volume harder te zetten.
Druk op de toets F2 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt om het volume van de luidsprekers en de hoofdtelefoon uit te zetten.
Druk nogmaals op de toetsen Fn+F2 om het geluid weer aan te zetten.
U kunt ook op de toetsen Fn+F3 of Fn+F4 drukken om het geluid aan te zetten.
Als er geen geluid hoorbaar is van het externe apparaat dat is aangesloten op uw VAIO-computer, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Als er geen vinkje naast het pictogram staat, selecteert u het pictogram en klikt u op Standaard (Set Default).
Stel de samplefrequentie en bitdiepte van het digitale uitvoersignaal af op uw digitale geluidsapparaat.
Volg bovenstaande stappen 1 t/m 3 en selecteer daarna het HDMI-apparaat of OPTISCHE UITGANG (OPTICAL OUT) (optische digitale geluidsweergave) pictogram en Eigenschappen (Properties). Selecteer op het tabblad Geavanceerd (Advanced) de samplefrequentie en de bitdiepte (bijvoorbeeld 16 bits, 48.000 Hz (DVD-kwaliteit)) die door het apparaat worden ondersteund en daarna OK.
U kunt een home theater-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander surround sound-decodeerapparaat tussen uw VAIO-computer en tv aansluiten via een HDMI-verbinding.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv aanpassen met uw VAIO-computer. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen op een apparaat dat is aangesloten met een HDMI-kabel voor meer informatie.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. Uw VAIO-computer kan het uitgangsvolume van aangesloten apparaten niet regelen.
U kunt het volume voor elke toepassing aanpassen in het Configuratiescherm (Control Panel).
Als het volume is uitgeschakeld (), klikt u op
(Demping opheffen) om het volume in te schakelen (
). Als het volume zeer laag is, zet u het volume hoger met de schuifregelaar.
U kunt het volumeniveau van de microfoon aanpassen.
Als het microfoonvolume ook op het maximale volumeniveau nog niet luid genoeg is, verschuift u de schuifregelaar onder Microfoonversterking (Microphone Boost) naar rechts en links om het volumeniveau aan te passen.
De modus ClearAudio+ zorgt voor geluid van hoge kwaliteit dat is geoptimaliseerd voor uw VAIO-computer door digitale signaalverwerkingstechnologieën die oorspronkelijk zijn ontwikkeld door Sony.
Met een eenvoudige handeling kunt u genieten van rijk geluid met heldere hoge tonen en diepe lage tonen.
Het geoptimaliseerde geluid wordt gereproduceerd wanneer u de modus ClearAudio+ selecteert die overeenkomt met uw geluidsbron.
U kunt de geluidseffecten ook aanpassen aan uw voorkeuren in Meer informatie (Details) onder Geluidseffecten (Sound Effects).
U kunt het volumeniveau van de luidsprekers en hoofdtelefoon wijzigen.
Druk op de toets F3 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt om het volume zachter te zetten. Druk op de toets F4 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt om het volume harder te zetten.
Druk op de toets F2 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt om het volume van de luidsprekers en de hoofdtelefoon uit te zetten.
Druk nogmaals op de toetsen Fn+F2 om het geluid weer aan te zetten.
U kunt ook op de toetsen Fn+F3 of Fn+F4 drukken om het geluid aan te zetten.
De modus ClearAudio+ zorgt voor geluid van hoge kwaliteit dat is geoptimaliseerd voor uw VAIO-computer door digitale signaalverwerkingstechnologieën die oorspronkelijk zijn ontwikkeld door Sony.
Met een eenvoudige handeling kunt u genieten van rijk geluid met heldere hoge tonen en diepe lage tonen.
Het geoptimaliseerde geluid wordt gereproduceerd wanneer u de modus ClearAudio+ selecteert die overeenkomt met uw geluidsbron.
U kunt de geluidseffecten ook aanpassen aan uw voorkeuren in Meer informatie (Details) onder Geluidseffecten (Sound Effects).
U kunt het volumeniveau van de microfoon aanpassen.
Als het microfoonvolume ook op het maximale volumeniveau nog niet luid genoeg is, verschuift u de schuifregelaar onder Microfoonversterking (Microphone Boost) naar rechts en links om het volumeniveau aan te passen.
U kunt een home theater-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander surround sound-decodeerapparaat tussen uw VAIO-computer en tv aansluiten via een HDMI-verbinding.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv aanpassen met uw VAIO-computer. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen op een apparaat dat is aangesloten met een HDMI-kabel voor meer informatie.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. Uw VAIO-computer kan het uitgangsvolume van aangesloten apparaten niet regelen.
Druk op de knop ASSIST om terugkerend onderhoud van uw VAIO-computer uit te voeren of om problemen te verhelpen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de computer.
Als de computer is ingeschakeld, start u met de knop ASSIST de toepassing VAIO Care.
Als de computer is uitgeschakeld, opent u met de knop ASSIST het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)).
U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Als het VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode))-scherm geopend wordt en er gedurende vijf minuten geen handelingen worden verricht, wordt uw VAIO-computer automatisch uitgeschakeld.
Druk op de knop ASSIST om terugkerend onderhoud van uw VAIO-computer uit te voeren of om problemen te verhelpen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de computer.
Als de computer is ingeschakeld, start u met de knop ASSIST de toepassing VAIO Care.
Als de computer is uitgeschakeld, opent u met de knop ASSIST het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)).
U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Als het VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode))-scherm geopend wordt en er gedurende vijf minuten geen handelingen worden verricht, wordt uw VAIO-computer automatisch uitgeschakeld.
U kunt de achtergrondverlichting van het toetsenbord in- en uitschakelen door de instellingen voor de achtergrondverlichting van het toetsenbord te wijzigen.
Het instellingenvenster verschijnt. Volg de aanwijzingen op het scherm om de instellingen te wijzigen.
U kunt de achtergrondverlichting van het toetsenbord automatisch in- en uitschakelen, afhankelijk van de intensiteit van het omgevingslicht.
Wanneer u deze functie inschakelt, kunt u ook een tijdsperiode instellen om de achtergrondverlichting van het toetsenbord na een bepaalde periode van inactiviteit uit te schakelen.
De intensiteit van het omgevingslicht wordt gemeten door de sensor voor omgevingslicht. Wanneer u de sensor voor omgevingslicht blokkeert, wordt mogelijk de achtergrondverlichting van het toetsenbord ingeschakeld.
U kunt de gebaarfunctie van het touchpad op uw VAIO-computer in- en uitschakelen.
Met de gebaarfunctie kunt u de volgende handelingen uitvoeren.
Schuiven
Achteruit/vooruit
Inzoomen/uitzoomen
Het toepassingsmenu openen
De charms openen
Schakelen tussen toepassingen
Voer de onderstaande stappen uit om de gebaarfunctie in- of uit te schakelen.
Schakel het selectievakje in om de functie in te schakelen of schakel het uit om de functie uit te schakelen.
U kunt de tikfunctie uitschakelen om te voorkomen dat u onbedoeld klikt als u het touchpad licht aanraakt wanneer u het toetsenbord gebruikt.
U kunt het touchpad op uw VAIO-computer in- en uitschakelen.
Elke keer dat u op deze toetsen drukt, wordt het touchpad ingeschakeld of uitgeschakeld.
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u dit niet doet, kunt u alleen het toetsenbord gebruiken voor aanwijsacties. (Modellen zonder aanraakscherm)
Door met uw vinger over het touchpad te schuiven, kunt u de aanwijzer bewegen op het computerscherm.
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object en druk op de linker- of rechterknopzone om een opdracht uit te voeren of een menu te openen.
Linkerknopzone
Rechterknopzone
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object en druk eenmaal op de linkerknopzone.
U kunt ook een keer op het touchpad tikken.
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object en druk snel tweemaal op de linkerknopzone.
U kunt ook twee keer snel achter elkaar op het touchpad tikken.
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object en druk eenmaal op de rechterknopzone.
U kunt ook met twee vingers op het touchpad tikken.
Er wordt een snelmenu geopend waarvan de inhoud afhankelijk is van de plaats van de aanwijzer.
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object, houd de linkerknopzone ingedrukt en schuif met uw vinger over het touchpad.
U kunt ook twee keer snel achter elkaar op het touchpad tikken en bij de tweede tap uw vinger schuiven.
Sleep een pictogram, zoals een bestand, naar de gewenste locatie en laat de linkerknopzone los.
U kunt ook twee keer snel achter elkaar op pictogram tikken en bij de tweede tik uw vinger naar de gewenste locatie schuiven en vervolgens uw vinger van het touchpad halen.
Schuif met twee vingers omhoog en omlaag op het touchpad om verticaal in het venster te schuiven.
Schuif met twee vingers van links naar rechts op het touchpad of andersom om horizontaal in het venster te schuiven.
Als u websites, foto's enz. bekijkt, plaatst u drie vingers op het touchpad en schuift u ze van de ene kant naar de andere om vooruit of achteruit te bladeren zonder de aanwijzer te bewegen.
Als u websites, foto's enz. bekijkt, kunt u met twee vingers een knijpbeweging maken op het touchpad om te zoomen. Beweeg de vingers uit elkaar om in te zoomen of naar elkaar toe om uit te zoomen.
Plaats uw vinger op de bovenrand van het touchpad en schuif omlaag.
Het app-menu wordt niet geopend als een app niet door het app-menu ondersteund wordt.
Plaats uw vinger op de rechterrand van het touchpad en schuif naar links. Zie De charms openen voor meer informatie.
Plaats uw vinger op de linker rand van het touchpad en schuif uw vinger naar rechts om naar de actieve app te gaan. Als er meer dan één toepassing actief is, herhaalt u deze actie om naar de volgende toepassing te schakelen, beginnend bij de meest recente toepassing.
De gebarenfunctie (bladeren, achteruit/vooruit, inzoomen/uitzoomen, app-menu openen, charms openen, schakelen tussen apps) werken mogelijk niet afhankelijk van de bedieningsvoorwaarden van uw VAIO-computer of de instellingen van het touchpad.
De vorm van het touchpad kan variëren afhankelijk van uw model.
Voor meer informatie over hoe u het touchpad kunt gebruiken, start u VAIO Control Center, klikt u op Muis en toetsenbord (Mouse and Keyboard) en volgt u het instructiefilmpje. Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
Met de ingebouwde camera en communicatietoepassingen kunt u videogesprekken voeren via internet.
Het lampje voor de ingebouwde camera brandt bij gebruik van de ingebouwde camera.
Ingebouwde camera*
Lampje voor ingebouwde camera
Interne dubbele microfoon
* De vorm van de ingebouwde camera kan variëren afhankelijk van uw model.
De apps die op uw VAIO-computer geïnstalleerd zijn, hangen af van de computerconfiguratie.
Sommige apps ondersteunen misschien de maximale resolutie van de ingebouwde camera niet.
Bescherm uw VAIO-computer tegen computervirussen door een antivirustoepassing te gebruiken.
U kunt de antivirustoepassing actueel houden met de recentste updates door deze updates vanaf de website van de producent te downloaden en te installeren. Als u de antivirustoepassing wilt bijwerken, kijkt u van welke producent de op uw VAIO-computer geïnstalleerde antivirustoepassing afkomstig is en voert u de volgende stappen uit.
Trend Micro:
Start Trend Micro Titanium Maximum Security.
McAfee:
Start McAfee Internet Security of McAfee Total Protection.
Kaspersky Internet Security:
Start Kaspersky Internet Security.
De werkelijke procedure kan afwijken van hetgeen hiervoor is beschreven, afhankelijk van de versie van de toepassing die op uw VAIO-computer is geïnstalleerd. In dat geval volgt u de instructies op het scherm op.
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van de antivirustoepassing.
Raadpleeg het Help-bestand bij uw toepassing voor meer informatie.
U kunt met de BIOS-functie een wachtwoord instellen voor het opstarten van uw VAIO-computer. U wordt gevraagd om het opstartwachtwoord in te voeren nadat het VAIO-logo verschijnt bij het opstarten van de computer.
Er zijn twee soorten wachtwoorden. Stel eerst het computerwachtwoord in.
Computerwachtwoord (voor beheerders):
Met dit wachtwoord zijn gebruikers met beheerdersrechten bevoegd om alle configuratieopties in het scherm BIOS Setup aan te passen en uw VAIO-computer op te starten.
Gebruikerswachtwoord (voor gebruikers zonder beheerdersrechten):
Hiermee kunnen gebruikers met beheerrechten bepaalde instellingen in het BIOS-scherm aanpassen en uw VAIO-computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het computerwachtwoord hebt ingesteld.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt.
U wijzigt het wachtwoord door het huidige wachtwoord en een nieuw wachtwoord in te voeren. Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties) en er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Noteer het wachtwoord om te voorkomen dat u het vergeet.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, kunt u uw VAIO-computer niet starten.
U kunt het gebruikerswachtwoord opnieuw instellen in het scherm BIOS Setup nadat u het computerwachtwoord hebt ingevoerd.
Als u het computerwachtwoord bent vergeten, moet het wachtwoord worden gereset door een erkend Sony-service-/ondersteuningscentrum. (De kosten voor het terugzetten worden in rekening gebracht.)
Stel een Windows-wachtwoord in om uw VAIO-computer te beveiligen tegen onbevoegd gebruik. De gebruiker moet dat wachtwoord invoeren als de computer wordt ingeschakeld en als de computer teruggaat naar de normale stand vanuit een energiebesparingsstand.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
Zorg dat u het wachtwoord niet vergeet. Noteer het wachtwoord en bewaar het op een veilige plaats.
U kunt een geheugensteun invoeren om u te helpen het wachtwoord te onthouden. U kunt ook een wachtwoordhersteldiskette maken waarmee u een nieuw wachtwoord kunt instellen. Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
Als het opstartwachtwoord niet langer nodig is voor uw VAIO-computer, kunt u de volgende stappen uitvoeren om het computerwachtwoord en gebruikerswachtwoord te verwijderen.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
In Windows 8 kunt u overschakelen tussen een lokale account en een Microsoft-account.
Door van een lokale account over te schakelen naar een Microsoft-account kunt u apps downloaden vanuit de Windows Store.
Wilt u een Microsoft-account maken of ernaar overschakelen, volg dan de volgende stappen.
Om naar een lokale account over te schakelen, selecteert u in stap 4 Overschakelen naar een lokaal account in plaats van Overschakelen naar een Microsoft-account (Switch to a Microsoft account).
Als u uw wachtwoord voor een Microsoft-account bent vergeten, neemt u contact op met de helpdesk van Microsoft.
U kunt de systeeminformatie van uw VAIO-computer bekijken.
De systeeminformatie van uw VAIO-computer wordt weergegeven.
Druk op de knop ASSIST om terugkerend onderhoud van uw VAIO-computer uit te voeren of om problemen te verhelpen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de computer.
Als de computer is ingeschakeld, start u met de knop ASSIST de toepassing VAIO Care.
Als de computer is uitgeschakeld, opent u met de knop ASSIST het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)).
U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Als het VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode))-scherm geopend wordt en er gedurende vijf minuten geen handelingen worden verricht, wordt uw VAIO-computer automatisch uitgeschakeld.
U kunt met de BIOS-functie een wachtwoord instellen voor het opstarten van uw VAIO-computer. U wordt gevraagd om het opstartwachtwoord in te voeren nadat het VAIO-logo verschijnt bij het opstarten van de computer.
Er zijn twee soorten wachtwoorden. Stel eerst het computerwachtwoord in.
Computerwachtwoord (voor beheerders):
Met dit wachtwoord zijn gebruikers met beheerdersrechten bevoegd om alle configuratieopties in het scherm BIOS Setup aan te passen en uw VAIO-computer op te starten.
Gebruikerswachtwoord (voor gebruikers zonder beheerdersrechten):
Hiermee kunnen gebruikers met beheerrechten bepaalde instellingen in het BIOS-scherm aanpassen en uw VAIO-computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het computerwachtwoord hebt ingesteld.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt.
U wijzigt het wachtwoord door het huidige wachtwoord en een nieuw wachtwoord in te voeren. Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties) en er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Noteer het wachtwoord om te voorkomen dat u het vergeet.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, kunt u uw VAIO-computer niet starten.
U kunt het gebruikerswachtwoord opnieuw instellen in het scherm BIOS Setup nadat u het computerwachtwoord hebt ingevoerd.
Als u het computerwachtwoord bent vergeten, moet het wachtwoord worden gereset door een erkend Sony-service-/ondersteuningscentrum. (De kosten voor het terugzetten worden in rekening gebracht.)
U kunt uw VAIO-computer met de BIOS-functie opstarten vanaf externe apparaten zoals een optisch station, een USB-diskettestation of een USB-stick.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Het opstartproces vanaf het externe apparaat wordt gestart.
Koppel alle apparaten af van uw VAIO-computer, behalve het externe apparaat vanaf waar u wilt opstarten. Sommige apparaten kunnen niet worden gebruikt om de computer op te starten of kunnen niet worden gebruikt met de computer.
Als een netadapter is geleverd bij het externe apparaat, moet u deze eerst aansluiten op een netspanningsbron.
Als het opstartwachtwoord niet langer nodig is voor uw VAIO-computer, kunt u de volgende stappen uitvoeren om het computerwachtwoord en gebruikerswachtwoord te verwijderen.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
U kunt de Intel(R) Anti-Theft Technology-instellingen wijzigen in het scherm BIOS Setup.
Volg deze stappen voor het inschakelen van Intel(R) Anti-Theft Technology.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op de toets Enter.
Met de BIOS-functie kunt u ingebouwde apparaten als hieronder uitschakelen. Met deze functie kunt u externe verbindingen en communicatie voorkomen.
USB Ports
Memory Card Slot
Wireless Device
LAN Device (modellen met LAN-poort)
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Wanneer u Disabled selecteert:
Het geselecteerde apparaat is uitgeschakeld.
Wanneer u Enabled selecteert:
Het geselecteerde apparaat is ingeschakeld en kan worden gebruikt op uw VAIO-computer.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op de toets Enter.
Welke apparaten u kunt uitschakelen, hangt af van het model.
Zelfs als u het gebruik van het draadloze apparaat beperkt, kunt u NFC/One-touch-functies niet uitschakelen.
Met VAIO Care kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren om ervoor te zorgen dat uw VAIO-computer optimaal blijft werken.
Regelmatig prestatiecontroles en systeemafstellingen uitvoeren.
Ondersteuningsinformatie zoeken (de URL van de ondersteuningswebsite, het contactinformatienummer enz.).
Start VAIO Care door de knop ASSIST in te drukken en zoek naar de juiste maatregelen voor eventuele problemen.
VAIO Care start.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op de knop ASSIST drukt terwijl uw VAIO-computer uitstaat, wordt het venster VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weergegeven. U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wil starten.
U kunt ook de charms openen, de charmZoeken (Search) selecteren, Apps selecteren en "VAIO Care (Desktop)" opgeven in het zoekvak om VAIO Care te starten.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Update regelmatig uw VAIO-computer met de volgende apps om de efficiëntie, beveiliging en functionaliteit van uw computer te verbeteren.
Om onderstaande update-instellingen uit te voeren, moet uw VAIO-computer verbinding met internet hebben.
Met Windows Update kunt u uw VAIO-computer stabieler maken.
Open de charms en selecteer de charm Zoeken (Search). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Selecteer Instellingen (Settings) en geef "Windows" op in het zoekvak.
Selecteer Windows Update in de lijst en volg de instructies op het scherm om de updates te voltooien.
VAIO Update waarschuwt u automatisch wanneer er nieuwe updates beschikbaar zijn op het internet en downloadt en installeert die op uw VAIO-computer.
Start VAIO Update en volg de instructies op het scherm. (Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Update.)
Zorg dat de Windows Store app geüpdatet wordt. Als een update vereist is, wordt een getal weergegeven in de tegel Store van het Start.
Selecteer de tegel Store om deze te openen.
Selecteer Updates rechtsboven in het scherm.
Het getal tussen haakjes is het aantal programma's dat u kunt gebruiken.
Zet een vinkje bij de apps die u wilt bijwerken en selecteer vervolgens Installeren (Install).
Om de apps later te updaten, moet u het vinkje verwijderen.
VAIO Update biedt een service die u op de hoogte houdt van beschikbare informatie over updates, zoals belangrijke kennisgevingen of updateprogramma's, waarmee u uw VAIO-computer up-to-date kunt houden.
Via het internet detecteert VAIO Update automatisch de updateprogramma's die vereist zijn voor het verbeteren van de prestaties van uw computer, of nieuwe toepassingen die beschikbaar zijn. U kunt deze toepassingen downloaden en in eenvoudige stappen installeren.
U kunt VAIO Update ook starten via VAIO Care (Desktop).
U kunt de resolutie wijzigen om het formaat van tekst en pictogrammen te wijzigen, voor eenvoudigere bediening via het aanraakscherm.
De tekstgrootte in Windows is gewijzigd.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u het aanraakscherm gebruikt.
Druk niet hard of ongecontroleerd op het aanraakscherm.
Zachte aanrakingen volstaan omdat uw VAIO-computer is uitgerust met een capacitief aanraakscherm.
Gebruik geen andere voorwerpen dan uw vinger om het aanraakscherm te bedienen.
Als u dat doet, kunt u het aanraakscherm beschadigen of een storing veroorzaken. Raak het scherm alleen aan met uw vingers.
Het aanraakscherm functioneert mogelijk niet goed als u uw VAIO-computer aanzet terwijl u het aanraakscherm aanraakt. Start in dat geval de computer opnieuw op.
Het kan even duren voordat uw aanraakscherm functioneert nadat uw VAIO-computer vanuit de slaapstand in de normale stand terugkeert. In dat geval wacht u even voordat u het aanraakscherm opnieuw gebruikt.
Houd het aanraakscherm schoon voor optimale gevoeligheid. Vuil kan het scherm beschadiging of storingen veroorzaken.
U kunt uw VAIO-computer bedienen door op het aanraakscherm te tikken of eenvoudige gebaren te maken met uw vingers.
Tik met één vinger op het aanraakscherm. U kunt een knop, zoals OK en Annuleren (Cancel), of een optie in een menu selecteren door erop te tikken.
Tik tweemaal snel achter elkaar met één vinger op het aanraakscherm.
U kunt een toepassing starten, zoals en tekstverwerker of spreadsheetprogramma, of bestanden openen door dubbel te tikken op het pictogram.
Plaats uw vinger in de gewenste positie op het aanraakscherm en schuif. Op deze manier kunt u bestanden verplaatsen of het formaat van vensters wijzigen.
Tik op het pictogram van het gewenste bestand, sleep het naar een map, venster of toepassingspictogram en til uw vinger van het scherm. Op deze manier kunt u bestanden verplaatsen of kopiëren.
U kunt uw VAIO-computer bedienen door eenvoudige gebaren op het aanraakscherm te maken met uw vingers.
De werking van gebaren verschilt per toepassing.
Tik en houd het gewenste punt op het aanraakscherm enkele seconden vast. Til daarna uw vinger van het scherm. Afhankelijk van de plaats waar u tikt, kunt u verschillende menu's weergeven.
Tik en schuif in een schuifbaar gedeelte van een venster, zoals een venster van Internet Explorer. U kunt ook de verticale schuifbalk in het geselecteerde venster gebruiken om door het venster te schuiven.
Maak een knijpbeweging met twee vingers op het aanraakscherm om in- of uit te zoomen op een afbeelding, zoals een foto in Foto's (Photos). Beweeg de vingers uit elkaar om in te zoomen of naar elkaar toe om uit te zoomen.
Plaats twee vingers op het aanraakscherm en draai deze in een cirkel om een afbeelding of foto te roteren. Of u afbeeldingen kunt draaien, is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Veeg uw vinger over een korte afstand in de richting waarin scrollen in het scherm niet mogelijk is.
U kunt items zoals toepassingstegels of afbeeldingen selecteren.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u Trusted Platform Module (TPM) gebruikt.
Wanneer u de TPM-instellingen in het BIOS-instellingenscherm terugstelt, zijn uw met de TPM versleutelde gegevens niet toegankelijk meer. Als u gegevens met de TPM hebt versleuteld, maak dan zo nodig eerst een reservekopie voordat u de instellingen terugstelt.
Voordat u de TPM inschakelt in het BIOS-instellingenscherm, stelt u het BIOS-wachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers de TPM-instellingen veranderen. Zie Het opstartwachtwoord instellen/wijzigen voor meer informatie.
De TPM-beveiligingsfunctie op uw VAIO-computer garandeert geen volledige bescherming van uw gegevens en hardware.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen of schade die voortkomen uit uw gebruik of het niet kunnen gebruiken van de TPM.
Maak een reservekopie van de gegevens op de TPM en het ingebouwde opslagapparaat voordat u uw VAIO-computer instuurt voor reparatie en houdt de reservekopieën buiten bereik van anderen.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies van gegevens ten gevolge van reparatie.
De TPM wordt ook vervangen als het moederbord van uw computer moet worden vervangen bij een reparatie.
Het gebruik en beheer van TPM-gerelateerde gegevens gebeurt op uw eigen risico. Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen ten gevolge van uw gebruik en beheer.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u Trusted Platform Module (TPM) gebruikt.
Wanneer u de TPM-instellingen in het BIOS-instellingenscherm terugstelt, zijn uw met de TPM versleutelde gegevens niet toegankelijk meer. Als u gegevens met de TPM hebt versleuteld, maak dan zo nodig eerst een reservekopie voordat u de instellingen terugstelt.
Voordat u de TPM inschakelt in het BIOS-instellingenscherm, stelt u het BIOS-wachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers de TPM-instellingen veranderen. Zie Het opstartwachtwoord instellen/wijzigen voor meer informatie.
De TPM-beveiligingsfunctie op uw VAIO-computer garandeert geen volledige bescherming van uw gegevens en hardware.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen of schade die voortkomen uit uw gebruik of het niet kunnen gebruiken van de TPM.
Maak een reservekopie van de gegevens op de TPM en het ingebouwde opslagapparaat voordat u uw VAIO-computer instuurt voor reparatie en houdt de reservekopieën buiten bereik van anderen.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies van gegevens ten gevolge van reparatie.
De TPM wordt ook vervangen als het moederbord van uw computer moet worden vervangen bij een reparatie.
Het gebruik en beheer van TPM-gerelateerde gegevens gebeurt op uw eigen risico. Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen ten gevolge van uw gebruik en beheer.
Update regelmatig uw VAIO-computer met de volgende apps om de efficiëntie, beveiliging en functionaliteit van uw computer te verbeteren.
Om onderstaande update-instellingen uit te voeren, moet uw VAIO-computer verbinding met internet hebben.
Met Windows Update kunt u uw VAIO-computer stabieler maken.
Open de charms en selecteer de charm Zoeken (Search). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Selecteer Instellingen (Settings) en geef "Windows" op in het zoekvak.
Selecteer Windows Update in de lijst en volg de instructies op het scherm om de updates te voltooien.
VAIO Update waarschuwt u automatisch wanneer er nieuwe updates beschikbaar zijn op het internet en downloadt en installeert die op uw VAIO-computer.
Start VAIO Update en volg de instructies op het scherm. (Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Update.)
Zorg dat de Windows Store app geüpdatet wordt. Als een update vereist is, wordt een getal weergegeven in de tegel Store van het Start.
Selecteer de tegel Store om deze te openen.
Selecteer Updates rechtsboven in het scherm.
Het getal tussen haakjes is het aantal programma's dat u kunt gebruiken.
Zet een vinkje bij de apps die u wilt bijwerken en selecteer vervolgens Installeren (Install).
Om de apps later te updaten, moet u het vinkje verwijderen.
U kunt Configuratiescherm (Control Panel) als volgt openen.
In slaapstand kunt u uw VAIO-computer alleen laten; de computer blijft in dezelfde staat, inclusief de gegevens waaraan u aan het werken bent.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
SelecteerAan/Uit (Power) en Slaapstand (Sleep).
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, gaat dit uit wanneer de computer in slaapstand gaat (in de standaardinstelling).
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)).
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, gaat uw VAIO-computer automatisch uit. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in de sluimerstand wanneer de batterijset leeg raakt. Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden schakelt de computer mogelijk niet over naar de sluimerstand.
Als dit gebeurt en de batterijset leeg raakt, wordt de computer uitgeschakeld en gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Zorg ervoor dat de computer uit staat voordat u uw VAIO-computer verplaatst om te voorkomen dat de harde schijf beschadigd raakt door stoten of trillingen. Als de computer een stroomlampje heeft, zorg er dan voor dat dit helemaal uit is.
Standaard gaat uw VAIO-computer over in de slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit wanneer de computer op netstroom actief is.
De onderstaande bewerkingen zetten uw VAIO-computer ook in de slaapstand.
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)) (met de standaardinstellingen).
Klap het LCD-scherm dicht. De computer gaat na een paar seconden in slaapstand.
U kunt uw VAIO-computer van de slaapstand laten terugkeren naar de normale stand door het LCD-scherm te openen.
Als u de reactie op het openen van het LCD-scherm wilt wijzigen, start u VAIO Control Center en wijzigt u de instellingen in Stroom en batterij (Power and Battery). Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
In Windows 8 kunt u overschakelen tussen een lokale account en een Microsoft-account.
Door van een lokale account over te schakelen naar een Microsoft-account kunt u apps downloaden vanuit de Windows Store.
Wilt u een Microsoft-account maken of ernaar overschakelen, volg dan de volgende stappen.
Om naar een lokale account over te schakelen, selecteert u in stap 4 Overschakelen naar een lokaal account in plaats van Overschakelen naar een Microsoft-account (Switch to a Microsoft account).
Als u uw wachtwoord voor een Microsoft-account bent vergeten, neemt u contact op met de helpdesk van Microsoft.
Druk op de knop ASSIST om terugkerend onderhoud van uw VAIO-computer uit te voeren of om problemen te verhelpen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de computer.
Als de computer is ingeschakeld, start u met de knop ASSIST de toepassing VAIO Care.
Als de computer is uitgeschakeld, opent u met de knop ASSIST het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)).
U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Als het VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode))-scherm geopend wordt en er gedurende vijf minuten geen handelingen worden verricht, wordt uw VAIO-computer automatisch uitgeschakeld.
U kunt uw VAIO-computer met de BIOS-functie opstarten vanaf externe apparaten zoals een optisch station, een USB-diskettestation of een USB-stick.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Het opstartproces vanaf het externe apparaat wordt gestart.
Koppel alle apparaten af van uw VAIO-computer, behalve het externe apparaat vanaf waar u wilt opstarten. Sommige apparaten kunnen niet worden gebruikt om de computer op te starten of kunnen niet worden gebruikt met de computer.
Als een netadapter is geleverd bij het externe apparaat, moet u deze eerst aansluiten op een netspanningsbron.
Met VAIO Care kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren om ervoor te zorgen dat uw VAIO-computer optimaal blijft werken.
Regelmatig prestatiecontroles en systeemafstellingen uitvoeren.
Ondersteuningsinformatie zoeken (de URL van de ondersteuningswebsite, het contactinformatienummer enz.).
Start VAIO Care door de knop ASSIST in te drukken en zoek naar de juiste maatregelen voor eventuele problemen.
VAIO Care start.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op de knop ASSIST drukt terwijl uw VAIO-computer uitstaat, wordt het venster VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weergegeven. U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wil starten.
U kunt ook de charms openen, de charmZoeken (Search) selecteren, Apps selecteren en "VAIO Care (Desktop)" opgeven in het zoekvak om VAIO Care te starten.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
U kunt uw VAIO-computer met de BIOS-functie opstarten vanaf externe apparaten zoals een optisch station, een USB-diskettestation of een USB-stick.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Het opstartproces vanaf het externe apparaat wordt gestart.
Koppel alle apparaten af van uw VAIO-computer, behalve het externe apparaat vanaf waar u wilt opstarten. Sommige apparaten kunnen niet worden gebruikt om de computer op te starten of kunnen niet worden gebruikt met de computer.
Als een netadapter is geleverd bij het externe apparaat, moet u deze eerst aansluiten op een netspanningsbron.
Druk op de knop ASSIST om terugkerend onderhoud van uw VAIO-computer uit te voeren of om problemen te verhelpen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de computer.
Als de computer is ingeschakeld, start u met de knop ASSIST de toepassing VAIO Care.
Als de computer is uitgeschakeld, opent u met de knop ASSIST het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)).
U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Als het VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode))-scherm geopend wordt en er gedurende vijf minuten geen handelingen worden verricht, wordt uw VAIO-computer automatisch uitgeschakeld.
Druk op de knop ASSIST om terugkerend onderhoud van uw VAIO-computer uit te voeren of om problemen te verhelpen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de computer.
Als de computer is ingeschakeld, start u met de knop ASSIST de toepassing VAIO Care.
Als de computer is uitgeschakeld, opent u met de knop ASSIST het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)).
U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Als het VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode))-scherm geopend wordt en er gedurende vijf minuten geen handelingen worden verricht, wordt uw VAIO-computer automatisch uitgeschakeld.
Het ingebouwde opslagapparaat bevat het herstelgebied met de gegevens voor systeemherstel. Als uw VAIO-computer over een solid-state-schijf (SSD) beschikt, kunt u het herstelgebied minimaliseren door herstelgegevens te verwijderen en ruimte vrij te maken op het station C: (of het laatste station in uw stationslijst, bijvoorbeeld station D:).
U hebt herstelmedia nodig om de gegevens voor systeemherstel te kunnen verwijderen of om de computer te herstellen wanneer u deze gegevens hebt verwijderd.
Houd er rekening mee dat de functie Vernieuwen niet meer wordt ondersteund wanneer u de herstelinhoud verwijdert.
Als u herstelmedia (optische schijven) gebruikt op het model zonder ingebouwd optisch schijfstation, sluit dan een extern optisch station (niet meegeleverd) aan op de computer. Zie Een extern station aansluiten voor meer informatie over hoe u een extern optisch schijfstation aansluit.
Als er een wisselstroomadapter of netsnoer is meegeleverd, sluit u dit aan op een netspanningsbron.
Raadpleeg Herstelmedia maken voor informatie over het maken van herstelmedia.
Volg de instructies op het scherm tot het venster Een optie selecteren (Choose an option) verschijnt.
Volg de instructies op het scherm tot het venster VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) verschijnt.
Als het herstelgebied beschadigd of gewist is, kunt u uw VAIO-computer herstellen met herstelmedia.
Het herstellen van uw computer van herstelmedia duurt echter langer dan van het herstelgebied.
Als u herstelmedia (optische schijven) gebruikt op het model zonder ingebouwd optisch schijfstation, sluit dan een extern optisch station (niet meegeleverd) aan op de computer. Zie Een extern station aansluiten voor meer informatie over hoe u een extern optisch schijfstation aansluit.
Als er een wisselstroomadapter of netsnoer is meegeleverd, sluit u dit aan op een netspanningsbron.
Volg de instructies op het scherm tot het venster Een optie selecteren (Choose an option) verschijnt.
Volg de instructies op het scherm tot het venster VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) verschijnt.
Als het venster voor de selectie van de weergavetaal verschijnt, selecteert u de gewenste taal en klikt u op OK.
Als u aangepast herstel wilt uitvoeren, selecteert u Extra (Tools) en Wizard voor geavanceerd herstel starten (Start advanced recovery wizard).
Als u uw VAIO-computer niet vanaf de USB-stick kunt herstellen, sluit u de schijf op een andere USB-aansluiting op de computer aan en probeert u de herstelprocedure opnieuw.
Volg de instructies hieronder om herstelmedia te maken.
U kunt DVD's, Blu-ray Disc of een USB-geheugen gebruiken als herstelmedium.
Op het model zonder ingebouwd optisch schijfstation:
Gebruik een USB-station.
Op het model met ingebouwd optisch schijfstation:
U kunt het beste DVD-R-media gebruiken omdat gegevens op een USB-station onbedoeld gewist kunnen worden. U kunt ook gebruikmaken van de gegevensdragers BD-R/BD-R DL/DVD-R DL/DVD+R/DVD+R DL; het type gegevensdragers dat uw VAIO-computer ondersteunt en het aantal schijven dat u nodig heeft, hangt echter af van het model computer dat u heeft aangeschaft. Deze informatie ontvangt u tijdens de verwerking.
USB-poorten volgens de USB 3.0-standaard bieden geen ondersteuning voor herstel van een USB-stick dat voldoet aan de USB 3.0-standaard. Op modellen zonder USB-poorten die alleen voldoen aan de USB 2.0-standaard dient u herstelmedia te maken met het USB-stick dat niet voldoet aan de USB 3.0-standaard.
Als er een wisselstroomadapter of netsnoer is meegeleverd, sluit u dit aan op een netspanningsbron.
Als het venster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) verschijnt, selecteert u Ja (Yes).
Het venster VAIO Care verschijnt.
Het kan enige tijd duren voordat de huidige status van de procedure wordt weergegeven.
Werp de schijf niet uit en koppel het station niet los terwijl u herstelmedia maakt omdat het proces hierdoor kan mislukken.
Bewaar herstelmedia op een veilige plaats.
Als u op uw VAIO-computer bent aangemeld als een standaardgebruiker, kan u gevraagd worden de aanmeldgegevens in te vullen voor een account met beheerrechten.
Herstelmedia is specifiek voor uw VAIO-computer waarop het is aangemaakt.
U kunt uw VAIO-computer niet vernieuwen met behulp van de herstelmedia.
Creëer herstelmedia meteen nadat uw VAIO-computer klaar is voor gebruik. In de volgende gevallen kunt u de computer mogelijk niet herstellen vanaf het herstelgebied en zijn herstelmedia nodig:
U hebt het herstelgebied gewijzigd met hiervoor ontwikkelde toepassingen.
U hebt een ander besturingssysteem op de computer geïnstalleerd dan het vooraf geïnstalleerde besturingssysteem.
U heeft uw ingebouwde opslagapparaat geformatteerd zonder VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) te hebben gebruikt.
Houd het oppervlak van de schijven schoon en raak dit niet aan. Vingerafdrukken en stof op het oppervlak kunnen tot lees- of schrijffouten leiden.
Als u herstelmedia wilt maken, moet de vrije ruimte op het station C: gebruiken meer dan twee keer zo groot zijn als de capaciteit van de gebruikte media. Afhankelijk van uw model kunt u mogelijk geen herstelmedia maken op het moment van levering omdat de vrije schijfruimte ontoereikend is, zelfs als het optische station Blu-ray Disc of dubbellaags-DVD-media ondersteunt.
Raadpleeg op voorhand het Help-bestand van VAIO Care wanneer u een USB-stick als herstelmedium gebruikt.
Het ingebouwde opslagapparaat bevat het herstelgebied met de gegevens voor het systeemherstel.
Als u het volume van het herstelgebied wilt controleren, voert u de volgende stappen uit:
Het volume van het herstelgebied en het totale volume van het station C: worden weergegeven in de rij Schijf 0 (Disk 0) in het middelste deelvenster.
Lees de volgende opmerkingen aandachtig voordat u uw VAIO-computer herstelt.
Tijdens het herstel van uw VAIO-computer worden alle gegevens op het ingebouwde opslagapparaat verwijderd en worden alle instellingen teruggezet naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen. Zorg ervoor dat u een back-up hebt van belangrijke gegevens.
Als u de belangrijkste instellingen en persoonlijke gegevens wilt behouden, vernieuwt u de computer. Zie Vernieuwen van uw VAIO-computer voor meer informatie.
Koppel voordat u begint met het herstel van uw VAIO-computer alle randapparaten los, behalve het netsnoer, de netadapter en de apparaten die nodig zijn voor het herstel.
Zorg dat het netsnoer of de netadapter van uw VAIO-computer niet kan worden ontkoppeld tijdens het herstelproces.
Wacht totdat het herstelproces voltooid is en onderbreek het niet.
Als u het wachtwoord bent vergeten en het herstelproces niet kunt starten, kunt u contact opnemen met een bevoegd service-/supportcenter van Sony om het wachtwoord opnieuw te laten instellen. De kosten voor het terugzetten worden in rekening gebracht.
Bij het herstellen van uw VAIO-computer worden alleen de vooraf geïnstalleerde toepassingen hersteld. Toepassingen die u zelf hebt geïnstalleerd en eigen gegevens die u hebt gemaakt sinds de aanschaf, kunnen niet worden hersteld. Daarnaast is het niet mogelijk om alleen Windows te herstellen.
Bepaalde vooraf geïnstalleerde toepassingen zijn voorzien van opties waarmee deze zichzelf kunnen verwijderen of installeren. Mogelijk werken deze toepassingen echter niet correct op uw VAIO-computer als dergelijke opties worden gebruikt.
Door de installatie van toepassingen voor het wijzigen van de partitiegrootte kan herstel of het maken van herstelmedia worden uitgeschakeld. Voorkom problemen door direct herstelmedia te maken wanneer uw VAIO-computer klaar is voor gebruik. Zie Herstelmedia maken voor meer informatie.
Herstel is het proces waarmee u de oorspronkelijke fabrieksinstellingen van het ingebouwde opslagapparaat terugzet. Vernieuwen is het proces waarbij u het besturingssysteem opnieuw installeert met behoud van de belangrijkste instellingen en persoonlijke gegevens.
Vernieuw uw VAIO-computer eerst als de computer instabiel wordt. Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u de computer herstellen.
Er zijn twee manieren om de computer te herstellen:
Vanaf herstelmedia
Vanaf het herstelgebied
De modellen die uitgerust zijn met een 64 GB of 128 GB SSD zijn niet voorzien van deze knop om te vernieuwen. Als u de capaciteit van de SSD wilt bekijken, drukt u op de knop ASSIST terwijl de VAIO-computer uitstaat om het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weer te geven. Selecteer BIOS-setup starten (Start BIOS setup).
Als uw VAIO-computer instabiel is geworden
Als uw VAIO-computer geïnfecteerd is door een computervirus
Als uw VAIO-computer tegen problemen aanloopt die niet gebruikelijk zijn en niet op de normale manier hersteld kunnen worden
Als u per ongeluk het station C: hebt geformatteerd
Gebruik de volgende toepassingen.
Herstelmedia maken
Computerhardware controleren
Herstellen van uw VAIO-computer
Uw gegevens redden (back-up maken)
Alle gegevens op uw ingebouwde opslagapparaat wissen
Vernieuwen
Raadpleeg het hulpbestand van VAIO Care en VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) voor meer informatie.
U kunt uw VAIO-computer ook herstellen vanaf Windows Herstelomgeving (Windows RE).
Het herstelgebied op het ingebouwde opslagapparaat bevat gegevens voor het herstel van het systeem en toepassingen. Normaal gesproken kunt u de gegevens in dit gebied niet wijzigen of verwijderen, maar er zijn speciale toepassingen verkrijgbaar voor dat doel.
Herstelmedia worden gebruikt om uw VAIO-computer terug te zetten naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen. Als Windows niet start en u het herstelgebied hebt verwijderd, hebt u herstelmedia nodig om het herstel uit te voeren.
Maak herstelmedia direct als uw computer klaar is voor gebruik.
U kunt uw VAIO-computer herstellen vanaf het herstelgebied op het ingebouwde opslagapparaat. Deze herstelmethode is sneller dan met herstelmedia.
Lees Opmerkingen over herstel voordat u de computer herstelt.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Volg de instructies op het scherm tot het venster Een optie selecteren (Choose an option) verschijnt.
Volg de instructies op het scherm tot het venster VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) verschijnt.
Als het venster voor de selectie van de weergavetaal verschijnt, selecteert u de gewenste taal en klikt u op OK.
Als u aangepast herstel wilt uitvoeren, selecteert u Extra (Tools) en Wizard voor geavanceerd herstel starten (Start advanced recovery wizard).
Als uw VAIO-computer instabiel is geworden, wordt het aanbevolen om de functie Vernieuwen van Windows te gebruiken. Voer de onderstaande stappen uit om de computer te vernieuwen.
De modellen die uitgerust zijn met een 64 GB of 128 GB SSD zijn niet voorzien van deze knop om te vernieuwen. Als u de capaciteit van de SSD wilt bekijken, drukt u op de knop ASSIST terwijl de VAIO-computer uitstaat om het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weer te geven. Selecteer BIOS-setup starten (Start BIOS setup).
De meeste gebruikersgegevens op uw ingebouwde opslagschijf, sommige instellingen van Windows en alle toepassingen die u hebt gedownload van Windows Store blijven behouden, zelfs nadat u uw VAIO-computer hebt vernieuwd. Sommige toepassingsinstellingen of bestanden in specifieke mappen blijven echter mogelijk niet behouden.
Raadpleeg de volgende lijst voor informatie over welke instellingen behouden blijven en welke gegevens worden verwijderd wanneer u de computer vernieuwt.
De volgende instellingen zullen behouden blijven wanneer u uw VAIO-computer vernieuwt.
Bibliotheekinstellingen
Gebruikersaccounts (lokaal, domein, Microsoft-account), en groepslidmaatschappen
Domeininstellingen
Instellingen van Windows Update
Achtergrond van het opstartscherm en vergendelingsscherm
Bureaubladthema's
Internationale instellingen
Draadloze netwerkprofielen
Instellingen die geconfigureerd zijn in het welkomstscherm van Windows
De gegevens in de volgende mappen zullen worden gewist wanneer u uw VAIO-computer vernieuwt.
\Windows
\Program Files
\Program Files (x86)
\ProgramData
\Users\(Gebruikersnaam)\AppData
Sla belangrijke gegevens eerst op.
Inhoud met auteursrechtbeveiliging, zoals digitale uitzendingen en muziekbestanden die zijn georganiseerd door een toepassing voor het afspelen van digitale media, zelfs als de gegevens op dezelfde locatie behouden blijven wanneer u uw VAIO-computer vernieuwt.
Raadpleeg het Help-bestand bij de toepassing die u gebruikt voor instructies.
Druk op de knop ASSIST om terugkerend onderhoud van uw VAIO-computer uit te voeren of om problemen te verhelpen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van de computer.
Als de computer is ingeschakeld, start u met de knop ASSIST de toepassing VAIO Care.
Als de computer is uitgeschakeld, opent u met de knop ASSIST het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)).
U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Als het VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode))-scherm geopend wordt en er gedurende vijf minuten geen handelingen worden verricht, wordt uw VAIO-computer automatisch uitgeschakeld.
U kunt uw VAIO-computer met de BIOS-functie opstarten vanaf externe apparaten zoals een optisch station, een USB-diskettestation of een USB-stick.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Het opstartproces vanaf het externe apparaat wordt gestart.
Koppel alle apparaten af van uw VAIO-computer, behalve het externe apparaat vanaf waar u wilt opstarten. Sommige apparaten kunnen niet worden gebruikt om de computer op te starten of kunnen niet worden gebruikt met de computer.
Als een netadapter is geleverd bij het externe apparaat, moet u deze eerst aansluiten op een netspanningsbron.
Met de Windows-functie Back-up maken en terugzetten (Backup and Restore) kunt u een reservekopie maken van waardevolle gegevens.
Er zijn verschillende typen back-ups voor verschillende doeleinden. Zie de beschrijving hieronder.
U kunt mappen en bestanden op uw VAIO-computer selecteren en hiervan een reservekopie maken op een externe harde schijf.
Zie Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over het maken van back-ups van gegevens.
U kunt een back-up maken van het hele systeem van uw VAIO-computer. Als het ingebouwde opslagapparaat of computer ooit ophoudt met werken, kunt u met de systeemkopie de computer herstellen naar de toestand van de back-up.
Om een systeemkopie te maken, hebt u een optionele harde schijf nodig die is geformatteerd in de indeling NTFS. U kunt systeemkopie ook opslaan op een optische schijf zoals een Blu-ray Disc- of DVD-schijf.
Zie Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over het maken van een systeemkopie.
We kunnen in geen enkel geval verloren of beschadigde gegevens terugzetten of herstellen, met inbegrip van een defect aan uw VAIO-computer.
Maak direct na aankoop van uw VAIO-computer herstelmedia. Als u bij een computerstoring geen back-up van uw gegevens kunt maken met de Windows-functie, kunt u met de back-uptool dat onderdeel is van de herstelmedia, een back-up maken van uw gegevens.
Zie Herstelmedia maken voor meer informatie over het maken van herstelmedia.
Als uw VAIO-computer niet is uitgerust met een schijfstation, moet u een extern apparaat, zoals een externe harde schijf of een DVD-station, aansluiten op de computer voordat u een back-up maakt, of moet u de grootte van de partitie van het station C: wijzigen en een nieuwe partitie maken. Zie Partities maken voor meer informatie.
Tijdens het back-upproces wordt een reservekopie gemaakt van de gegevens die zijn opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat, en opgeslagen naar een andere locatie.
Als gevolg van onverwachte problemen of computervirussen kunt u gegevens kwijtraken die zijn opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat. Voor het herstel van de verloren gegevens is een back-upkopie nodig.
Het wordt ten zeerste aanbevolen regelmatig een back-up te maken van uw gegevens.
Als u Windows kunt starten, maakt u een back-up en herstelt u uw gegevens met de functies in Windows.
Open voor deze functie Configuratiescherm (Control Panel) en selecteer Systeem en beveiliging (System and Security) en Bestandsgeschiedenis (File History).
Met behulp van een herstelpunt kunt u de systeembestanden van uw computer terugzetten naar een eerdere toestand, afhankelijk van het moment waarop het herstelpunt werd gemaakt.
Herstelpunten worden meestal automatisch gemaakt, bijvoorbeeld bij de installatie van een stuurprogramma. We raden u echter aan om handmatig een nieuw herstelpunt te maken voordat u toepassingen of stuurprogramma's installeert op uw VAIO-computer.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over het maken van een herstelpunt.
Voer deze stappen uit om de systeembestanden van uw computer te herstellen als u Windows niet kunt starten.
Als u herstelmedia (optische schijven) gebruikt op het model zonder ingebouwd optisch schijfstation, sluit dan een extern optisch station (niet meegeleverd) aan op de VAIO-computer. Zie Een extern station aansluiten voor meer informatie over hoe u een extern optisch schijfstation aansluit.
Als er een wisselstroomadapter of netsnoer is meegeleverd, sluit u dit aan op een netspanningsbron.
Volg de instructies op het scherm tot het venster Een optie selecteren (Choose an option) verschijnt.
Het venster Systeemherstel (System Restore) verschijnt.
Er verschijnt een venster waarin u het geselecteerde herstelpunt moet bevestigen.
Uw VAIO-computer wordt opnieuw opgestart zodra de systeembestanden zijn hersteld.
Als u Windows niet kunt starten, maakt u een back-up van uw gegevens met VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions).
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Volg de instructies op het scherm tot het venster Een optie selecteren (Choose an option) verschijnt.
Volg de instructies op het scherm tot het venster VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) verschijnt.
Als het venster voor de selectie van de weergavetaal verschijnt in stap 3, selecteert u de gewenste taal en klikt u op OK.
U kunt VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) ook starten met de herstelmedia. Zie Herstellen vanaf herstelmedia voor meer informatie.
Het wordt aanbevolen om als locatie een externe vaste schijf te selecteren om de herstelde bestanden op te slaan als u Op maat gemaakte redding (Custom rescue) selecteer.
Beveilig geredde bestanden tegen niet-geautoriseerde toegang.
Schakel de Windows-functie voor codering van de harde schijf uit voordat u VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruikt om back-ups van uw gegevens te maken of uw gegevens te herstellen.
Met de herstelmedia en deze toepassing zijn herstelde bestanden die niet zijn gecodeerd op het ingebouwde opslagapparaat, echter eenvoudig toegankelijk voor onbevoegde gebruikers. Daarom raden we u aan na het gebruik van de software het opstartwachtwoord voor de vaste schijf in te stellen, de Windows-functie voor codering van de harde schijf in te schakelen en de herstelmedia veilig te bewaren om de geredde bestanden te beschermen tegen toegang door onbevoegden.
Gebruik voor het herstel van inhoud met auteursrechtbeveiliging, zoals muziekbestanden die zijn georganiseerd door een toepassing voor het afspelen van digitale media, een back-upprogramma dat wordt ondersteund door de toepassing waarmee u deze gegevens importeert. Sony geeft geen garantie voor de afspeelbaarheid van gegevens die zijn hersteld met een ander programma dan het opgegeven back-upprogramma.
VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) ondersteunt geen reservekopieën van bestanden waarvan de naam (inclusief pad) langer is dan 260 tekens.
Het gebruik van VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) garandeert niet dat een back-up wordt gemaakt van alle gegevens op uw ingebouwde opslagapparaat.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor enig gegevensverlies dat voortvloeit uit het back-upproces.
Gebruik het stroomsnoer of de netadapter om uw VAIO-computer van stroom te voorzien tijdens het gebruik van VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions).
Uw VAIO-computer start automatisch opnieuw op 72 uur na het starten van VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions). Als het back-upproces 72 uur heeft geduurd, wordt het proces onderbroken en start de computer opnieuw op. Er is geen manier om het proces te hervatten.
Geredde bestanden kunnen worden onderverdeeld in twee of meer bestanden, worden opgeslagen in een opgegeven locatie of worden hernoemd, afhankelijk van de locatie die u selecteert. U kunt de geredde bestanden terugzetten met VAIO Data Restore Tool. Zie Uw gegevens herstellen met VAIO Data Restore Tool voor meer informatie.
Als een externe harde schijf of het optische station de USB-aansluiting niet ondersteunt, moet u een stuurprogramma installeren.
Met VAIO Data Restore Tool kunt u bestanden herstellen waarvan eerder back-ups zijn gemaakt met VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions).
Voor instructies over het gebruik van de toepassing raadpleegt u het Help-bestand dat bij de toepassing wordt geleverd.
Het venster VAIO Data Restore Tool verschijnt.
Als het venster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) verschijnt, selecteert u Ja (Yes).
Gebruik voor het herstel van inhoud met auteursrechtbeveiliging, zoals muziekbestanden die zijn georganiseerd door een toepassing voor het afspelen van digitale media, een back-upprogramma dat wordt ondersteund door de toepassing waarmee u deze gegevens importeert. Sony geeft geen garantie voor de afspeelbaarheid van gegevens die zijn hersteld met een ander programma dan het opgegeven back-upprogramma.
Als u op uw VAIO-computer bent aangemeld als een standaardgebruiker, kan u gevraagd worden de aanmeldgegevens in te vullen voor een account met beheerrechten.
Verplaats de herstelde bestanden zo nodig naar de oorspronkelijk locatie.
Met VAIO Care kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren om ervoor te zorgen dat uw VAIO-computer optimaal blijft werken.
Regelmatig prestatiecontroles en systeemafstellingen uitvoeren.
Ondersteuningsinformatie zoeken (de URL van de ondersteuningswebsite, het contactinformatienummer enz.).
Start VAIO Care door de knop ASSIST in te drukken en zoek naar de juiste maatregelen voor eventuele problemen.
VAIO Care start.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op de knop ASSIST drukt terwijl uw VAIO-computer uitstaat, wordt het venster VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weergegeven. U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wil starten.
U kunt ook de charms openen, de charmZoeken (Search) selecteren, Apps selecteren en "VAIO Care (Desktop)" opgeven in het zoekvak om VAIO Care te starten.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Het ingebouwde opslagapparaat bevat het herstelgebied met de gegevens voor systeemherstel. Als uw VAIO-computer over een solid-state-schijf (SSD) beschikt, kunt u het herstelgebied minimaliseren door herstelgegevens te verwijderen en ruimte vrij te maken op het station C: (of het laatste station in uw stationslijst, bijvoorbeeld station D:).
U hebt herstelmedia nodig om de gegevens voor systeemherstel te kunnen verwijderen of om de computer te herstellen wanneer u deze gegevens hebt verwijderd.
Houd er rekening mee dat de functie Vernieuwen niet meer wordt ondersteund wanneer u de herstelinhoud verwijdert.
Als u herstelmedia (optische schijven) gebruikt op het model zonder ingebouwd optisch schijfstation, sluit dan een extern optisch station (niet meegeleverd) aan op de computer. Zie Een extern station aansluiten voor meer informatie over hoe u een extern optisch schijfstation aansluit.
Als er een wisselstroomadapter of netsnoer is meegeleverd, sluit u dit aan op een netspanningsbron.
Raadpleeg Herstelmedia maken voor informatie over het maken van herstelmedia.
Volg de instructies op het scherm tot het venster Een optie selecteren (Choose an option) verschijnt.
Volg de instructies op het scherm tot het venster VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) verschijnt.
In dit onderwerp wordt beschreven hoe u partities maakt.
Als u de partitiegrootte van het station C: verkleint, is het wellicht niet meer mogelijk om herstelmedia te maken of het herstelproces volledig te voltooien omdat onvoldoende er vrije ruimte beschikbaar is op het ingebouwde opslagapparaat.
Als het venster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) verschijnt, selecteert u Ja (Yes).
Als u bij uw VAIO-computer bent aangemeld als standaardgebruiker, wordt u mogelijk gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord van een beheerder in te voeren.
Partities zijn onderverdeelde gebieden op uw ingebouwde opslagapparaat. Het verdelen van het ingebouwde opslagapparaat in meerdere partities heeft diverse voordelen, zoals het scheiden van de systeembestanden van uw gegevensbestanden.
Uw VAIO-computer heeft standaard maar één partitie (C: station) als standaardstation.
Als u gegevens wilt opslaan in een andere partitie, zoals station D:, wijzigt u de grootte van de partitie en maakt u een nieuwe partitie.
Raadpleeg Partities maken voor informatie over het maken van partities.
Sommige modellen kunnen station D: als standaardstation hebben.
Het ingebouwde opslagapparaat bevat het herstelgebied met de gegevens voor het systeemherstel.
Als u het volume van het herstelgebied wilt controleren, voert u de volgende stappen uit:
Het volume van het herstelgebied en het totale volume van het station C: worden weergegeven in de rij Schijf 0 (Disk 0) in het middelste deelvenster.
In dit onderwerp wordt beschreven hoe u partities maakt.
Als u de partitiegrootte van het station C: verkleint, is het wellicht niet meer mogelijk om herstelmedia te maken of het herstelproces volledig te voltooien omdat onvoldoende er vrije ruimte beschikbaar is op het ingebouwde opslagapparaat.
Als het venster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) verschijnt, selecteert u Ja (Yes).
Als u bij uw VAIO-computer bent aangemeld als standaardgebruiker, wordt u mogelijk gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord van een beheerder in te voeren.
Partities zijn onderverdeelde gebieden op uw ingebouwde opslagapparaat. Het verdelen van het ingebouwde opslagapparaat in meerdere partities heeft diverse voordelen, zoals het scheiden van de systeembestanden van uw gegevensbestanden.
Uw VAIO-computer heeft standaard maar één partitie (C: station) als standaardstation.
Als u gegevens wilt opslaan in een andere partitie, zoals station D:, wijzigt u de grootte van de partitie en maakt u een nieuwe partitie.
Raadpleeg Partities maken voor informatie over het maken van partities.
Sommige modellen kunnen station D: als standaardstation hebben.
Herstel is het proces waarmee u de oorspronkelijke fabrieksinstellingen van het ingebouwde opslagapparaat terugzet. Vernieuwen is het proces waarbij u het besturingssysteem opnieuw installeert met behoud van de belangrijkste instellingen en persoonlijke gegevens.
Vernieuw uw VAIO-computer eerst als de computer instabiel wordt. Als het probleem zich blijft voordoen, kunt u de computer herstellen.
Er zijn twee manieren om de computer te herstellen:
Vanaf herstelmedia
Vanaf het herstelgebied
De modellen die uitgerust zijn met een 64 GB of 128 GB SSD zijn niet voorzien van deze knop om te vernieuwen. Als u de capaciteit van de SSD wilt bekijken, drukt u op de knop ASSIST terwijl de VAIO-computer uitstaat om het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weer te geven. Selecteer BIOS-setup starten (Start BIOS setup).
Als uw VAIO-computer instabiel is geworden
Als uw VAIO-computer geïnfecteerd is door een computervirus
Als uw VAIO-computer tegen problemen aanloopt die niet gebruikelijk zijn en niet op de normale manier hersteld kunnen worden
Als u per ongeluk het station C: hebt geformatteerd
Gebruik de volgende toepassingen.
Herstelmedia maken
Computerhardware controleren
Herstellen van uw VAIO-computer
Uw gegevens redden (back-up maken)
Alle gegevens op uw ingebouwde opslagapparaat wissen
Vernieuwen
Raadpleeg het hulpbestand van VAIO Care en VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) voor meer informatie.
U kunt uw VAIO-computer ook herstellen vanaf Windows Herstelomgeving (Windows RE).
Het herstelgebied op het ingebouwde opslagapparaat bevat gegevens voor het herstel van het systeem en toepassingen. Normaal gesproken kunt u de gegevens in dit gebied niet wijzigen of verwijderen, maar er zijn speciale toepassingen verkrijgbaar voor dat doel.
Herstelmedia worden gebruikt om uw VAIO-computer terug te zetten naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen. Als Windows niet start en u het herstelgebied hebt verwijderd, hebt u herstelmedia nodig om het herstel uit te voeren.
Maak herstelmedia direct als uw computer klaar is voor gebruik.
Als uw VAIO-computer instabiel is geworden, wordt het aanbevolen om de functie Vernieuwen van Windows te gebruiken. Voer de onderstaande stappen uit om de computer te vernieuwen.
De modellen die uitgerust zijn met een 64 GB of 128 GB SSD zijn niet voorzien van deze knop om te vernieuwen. Als u de capaciteit van de SSD wilt bekijken, drukt u op de knop ASSIST terwijl de VAIO-computer uitstaat om het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weer te geven. Selecteer BIOS-setup starten (Start BIOS setup).
De meeste gebruikersgegevens op uw ingebouwde opslagschijf, sommige instellingen van Windows en alle toepassingen die u hebt gedownload van Windows Store blijven behouden, zelfs nadat u uw VAIO-computer hebt vernieuwd. Sommige toepassingsinstellingen of bestanden in specifieke mappen blijven echter mogelijk niet behouden.
Raadpleeg de volgende lijst voor informatie over welke instellingen behouden blijven en welke gegevens worden verwijderd wanneer u de computer vernieuwt.
De volgende instellingen zullen behouden blijven wanneer u uw VAIO-computer vernieuwt.
Bibliotheekinstellingen
Gebruikersaccounts (lokaal, domein, Microsoft-account), en groepslidmaatschappen
Domeininstellingen
Instellingen van Windows Update
Achtergrond van het opstartscherm en vergendelingsscherm
Bureaubladthema's
Internationale instellingen
Draadloze netwerkprofielen
Instellingen die geconfigureerd zijn in het welkomstscherm van Windows
De gegevens in de volgende mappen zullen worden gewist wanneer u uw VAIO-computer vernieuwt.
\Windows
\Program Files
\Program Files (x86)
\ProgramData
\Users\(Gebruikersnaam)\AppData
Sla belangrijke gegevens eerst op.
Inhoud met auteursrechtbeveiliging, zoals digitale uitzendingen en muziekbestanden die zijn georganiseerd door een toepassing voor het afspelen van digitale media, zelfs als de gegevens op dezelfde locatie behouden blijven wanneer u uw VAIO-computer vernieuwt.
Raadpleeg het Help-bestand bij de toepassing die u gebruikt voor instructies.
Met VAIO Care kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren om ervoor te zorgen dat uw VAIO-computer optimaal blijft werken.
Regelmatig prestatiecontroles en systeemafstellingen uitvoeren.
Ondersteuningsinformatie zoeken (de URL van de ondersteuningswebsite, het contactinformatienummer enz.).
Start VAIO Care door de knop ASSIST in te drukken en zoek naar de juiste maatregelen voor eventuele problemen.
VAIO Care start.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op de knop ASSIST drukt terwijl uw VAIO-computer uitstaat, wordt het venster VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weergegeven. U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wil starten.
U kunt ook de charms openen, de charmZoeken (Search) selecteren, Apps selecteren en "VAIO Care (Desktop)" opgeven in het zoekvak om VAIO Care te starten.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
VAIO Update biedt een service die u op de hoogte houdt van beschikbare informatie over updates, zoals belangrijke kennisgevingen of updateprogramma's, waarmee u uw VAIO-computer up-to-date kunt houden.
Via het internet detecteert VAIO Update automatisch de updateprogramma's die vereist zijn voor het verbeteren van de prestaties van uw computer, of nieuwe toepassingen die beschikbaar zijn. U kunt deze toepassingen downloaden en in eenvoudige stappen installeren.
U kunt VAIO Update ook starten via VAIO Care (Desktop).
Bescherm uw VAIO-computer tegen computervirussen door een antivirustoepassing te gebruiken.
U kunt de antivirustoepassing actueel houden met de recentste updates door deze updates vanaf de website van de producent te downloaden en te installeren. Als u de antivirustoepassing wilt bijwerken, kijkt u van welke producent de op uw VAIO-computer geïnstalleerde antivirustoepassing afkomstig is en voert u de volgende stappen uit.
Trend Micro:
Start Trend Micro Titanium Maximum Security.
McAfee:
Start McAfee Internet Security of McAfee Total Protection.
Kaspersky Internet Security:
Start Kaspersky Internet Security.
De werkelijke procedure kan afwijken van hetgeen hiervoor is beschreven, afhankelijk van de versie van de toepassing die op uw VAIO-computer is geïnstalleerd. In dat geval volgt u de instructies op het scherm op.
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van de antivirustoepassing.
Raadpleeg het Help-bestand bij uw toepassing voor meer informatie.
U kunt met de BIOS-functie een wachtwoord instellen voor het opstarten van uw VAIO-computer. U wordt gevraagd om het opstartwachtwoord in te voeren nadat het VAIO-logo verschijnt bij het opstarten van de computer.
Er zijn twee soorten wachtwoorden. Stel eerst het computerwachtwoord in.
Computerwachtwoord (voor beheerders):
Met dit wachtwoord zijn gebruikers met beheerdersrechten bevoegd om alle configuratieopties in het scherm BIOS Setup aan te passen en uw VAIO-computer op te starten.
Gebruikerswachtwoord (voor gebruikers zonder beheerdersrechten):
Hiermee kunnen gebruikers met beheerrechten bepaalde instellingen in het BIOS-scherm aanpassen en uw VAIO-computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het computerwachtwoord hebt ingesteld.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt.
U wijzigt het wachtwoord door het huidige wachtwoord en een nieuw wachtwoord in te voeren. Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties) en er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Noteer het wachtwoord om te voorkomen dat u het vergeet.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, kunt u uw VAIO-computer niet starten.
U kunt het gebruikerswachtwoord opnieuw instellen in het scherm BIOS Setup nadat u het computerwachtwoord hebt ingevoerd.
Als u het computerwachtwoord bent vergeten, moet het wachtwoord worden gereset door een erkend Sony-service-/ondersteuningscentrum. (De kosten voor het terugzetten worden in rekening gebracht.)
Stel een Windows-wachtwoord in om uw VAIO-computer te beveiligen tegen onbevoegd gebruik. De gebruiker moet dat wachtwoord invoeren als de computer wordt ingeschakeld en als de computer teruggaat naar de normale stand vanuit een energiebesparingsstand.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
Zorg dat u het wachtwoord niet vergeet. Noteer het wachtwoord en bewaar het op een veilige plaats.
U kunt een geheugensteun invoeren om u te helpen het wachtwoord te onthouden. U kunt ook een wachtwoordhersteldiskette maken waarmee u een nieuw wachtwoord kunt instellen. Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
Als het opstartwachtwoord niet langer nodig is voor uw VAIO-computer, kunt u de volgende stappen uitvoeren om het computerwachtwoord en gebruikerswachtwoord te verwijderen.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
U kunt met de BIOS-functie een wachtwoord instellen voor het opstarten van uw VAIO-computer. U wordt gevraagd om het opstartwachtwoord in te voeren nadat het VAIO-logo verschijnt bij het opstarten van de computer.
Er zijn twee soorten wachtwoorden. Stel eerst het computerwachtwoord in.
Computerwachtwoord (voor beheerders):
Met dit wachtwoord zijn gebruikers met beheerdersrechten bevoegd om alle configuratieopties in het scherm BIOS Setup aan te passen en uw VAIO-computer op te starten.
Gebruikerswachtwoord (voor gebruikers zonder beheerdersrechten):
Hiermee kunnen gebruikers met beheerrechten bepaalde instellingen in het BIOS-scherm aanpassen en uw VAIO-computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het computerwachtwoord hebt ingesteld.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt.
U wijzigt het wachtwoord door het huidige wachtwoord en een nieuw wachtwoord in te voeren. Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties) en er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Noteer het wachtwoord om te voorkomen dat u het vergeet.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, kunt u uw VAIO-computer niet starten.
U kunt het gebruikerswachtwoord opnieuw instellen in het scherm BIOS Setup nadat u het computerwachtwoord hebt ingevoerd.
Als u het computerwachtwoord bent vergeten, moet het wachtwoord worden gereset door een erkend Sony-service-/ondersteuningscentrum. (De kosten voor het terugzetten worden in rekening gebracht.)
Als het opstartwachtwoord niet langer nodig is voor uw VAIO-computer, kunt u de volgende stappen uitvoeren om het computerwachtwoord en gebruikerswachtwoord te verwijderen.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Met VAIO Care kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren om ervoor te zorgen dat uw VAIO-computer optimaal blijft werken.
Regelmatig prestatiecontroles en systeemafstellingen uitvoeren.
Ondersteuningsinformatie zoeken (de URL van de ondersteuningswebsite, het contactinformatienummer enz.).
Start VAIO Care door de knop ASSIST in te drukken en zoek naar de juiste maatregelen voor eventuele problemen.
VAIO Care start.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op de knop ASSIST drukt terwijl uw VAIO-computer uitstaat, wordt het venster VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weergegeven. U kunt de functie VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) gebruiken om de computer te herstellen na een storing, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wil starten.
U kunt ook de charms openen, de charmZoeken (Search) selecteren, Apps selecteren en "VAIO Care (Desktop)" opgeven in het zoekvak om VAIO Care te starten.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
VAIO Update biedt een service die u op de hoogte houdt van beschikbare informatie over updates, zoals belangrijke kennisgevingen of updateprogramma's, waarmee u uw VAIO-computer up-to-date kunt houden.
Via het internet detecteert VAIO Update automatisch de updateprogramma's die vereist zijn voor het verbeteren van de prestaties van uw computer, of nieuwe toepassingen die beschikbaar zijn. U kunt deze toepassingen downloaden en in eenvoudige stappen installeren.
U kunt VAIO Update ook starten via VAIO Care (Desktop).
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u Trusted Platform Module (TPM) gebruikt.
Wanneer u de TPM-instellingen in het BIOS-instellingenscherm terugstelt, zijn uw met de TPM versleutelde gegevens niet toegankelijk meer. Als u gegevens met de TPM hebt versleuteld, maak dan zo nodig eerst een reservekopie voordat u de instellingen terugstelt.
Voordat u de TPM inschakelt in het BIOS-instellingenscherm, stelt u het BIOS-wachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers de TPM-instellingen veranderen. Zie Het opstartwachtwoord instellen/wijzigen voor meer informatie.
De TPM-beveiligingsfunctie op uw VAIO-computer garandeert geen volledige bescherming van uw gegevens en hardware.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen of schade die voortkomen uit uw gebruik of het niet kunnen gebruiken van de TPM.
Maak een reservekopie van de gegevens op de TPM en het ingebouwde opslagapparaat voordat u uw VAIO-computer instuurt voor reparatie en houdt de reservekopieën buiten bereik van anderen.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies van gegevens ten gevolge van reparatie.
De TPM wordt ook vervangen als het moederbord van uw computer moet worden vervangen bij een reparatie.
Het gebruik en beheer van TPM-gerelateerde gegevens gebeurt op uw eigen risico. Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen ten gevolge van uw gebruik en beheer.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u Trusted Platform Module (TPM) gebruikt.
Wanneer u de TPM-instellingen in het BIOS-instellingenscherm terugstelt, zijn uw met de TPM versleutelde gegevens niet toegankelijk meer. Als u gegevens met de TPM hebt versleuteld, maak dan zo nodig eerst een reservekopie voordat u de instellingen terugstelt.
Voordat u de TPM inschakelt in het BIOS-instellingenscherm, stelt u het BIOS-wachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers de TPM-instellingen veranderen. Zie Het opstartwachtwoord instellen/wijzigen voor meer informatie.
De TPM-beveiligingsfunctie op uw VAIO-computer garandeert geen volledige bescherming van uw gegevens en hardware.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen of schade die voortkomen uit uw gebruik of het niet kunnen gebruiken van de TPM.
Maak een reservekopie van de gegevens op de TPM en het ingebouwde opslagapparaat voordat u uw VAIO-computer instuurt voor reparatie en houdt de reservekopieën buiten bereik van anderen.
Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies van gegevens ten gevolge van reparatie.
De TPM wordt ook vervangen als het moederbord van uw computer moet worden vervangen bij een reparatie.
Het gebruik en beheer van TPM-gerelateerde gegevens gebeurt op uw eigen risico. Sony aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen ten gevolge van uw gebruik en beheer.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit.
In slaapstand behoudt de computer zijn huidige status, inclusief gegevens waar u mee aan het werken bent.
Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie over de slaapstand.
Om geen niet-opgeslagen gegevens kwijt te raken, volgt u de volgende stappen om uw VAIO-computer uit te zetten.
Na een korte tijd schakelt uw VAIO-computer automatisch uit. Als uw computer een stroomlampje heeft, gaat het groene stroomlampje uit.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is voordat u het LCD-scherm sluit.
Als de computer niet netjes wordt afgesloten, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan of kan uw VAIO-computer defect raken.
Om uw VAIO-computer helemaal van de stroomvoorziening los te koppelen, zet u de computer uit en trekt u de stekker uit het stopcontact.
Als u Afsluiten (Shut down) selecteert terwijl u in stap 4 Shift ingedrukt houdt, kunt u uw VAIO-computer in de minimale energieverbruiksstand plaatsen (ACPI S5-stand). In dat geval wordt de snelle opstartfunctie tijdelijk uitgeschakeld bij de volgende keer opstarten.
Na het wijzigen van instellingen of het installeren van toepassingen op uw VAIO-computer moet u de computer soms opnieuw starten.
Het batterijlampjebrandt of knippert, afhankelijk van de omstandigheden.
De batterijset wordt opgeladen. (Gaat uit als de batterijset volledig is opgeladen.)
De batterijset is bijna leeg. (Normale modus)
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, knippert dit samen met het batterijlampje.
Er is een batterijstoring opgetreden vanwege een defecte of niet goed vergrendelde batterijset (als deze verwijderbaar is) enz.
Als de computer is aangesloten op een voedingsbron, wordt de batterijset wordt ook opgeladen terwijl u uw VAIO-computer gebruikt. De oplaadtijd is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Merk op dat bij een lage omgevingstemperatuur het opladen van de batterijset langer duurt.
Ga naar het bureaublad en selecteer het batterijpictogram, bijvoorbeeld(op batterij) of
(op netstroom), om de accustatus van uw VAIO-computer te controleren. Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Schakel uw VAIO-computer in om Windows te starten.
Lees de voorzorgsmaatregelen in Opmerkingen over het gebruik van de voeding zorgvuldig voordat u uw computer inschakelt.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, gaat het groen branden.
Uw computer is ingeschakeld en Windows wordt opgestart.
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt uw VAIO-computer niet ingeschakeld.
Houd bij het openen van het klepje van het LCD-scherm niet de ingebouwde camera vast, omdat hierdoor een storing in uw VAIO-computer kan optreden. (met ingebouwde camera uitgeruste modellen)
Als u op de knop(Aan/Uit (Power)) drukt wanneer het klepje van het LCD-scherm nog dicht is, zal uw VAIO-computer niet worden aangezet.
Raak het aanraakscherm tijdens het opstarten van uw VAIO-computer niet aan omdat hierdoor een storing in uw computer kan optreden. (modellen met aanraakscherm)
Uw VAIO-computer gaat standaard in de slaapstand als deze op een stopcontact is aangesloten en bepaalde tijd niet gebruikt wordt. Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie.
Dankzij de slaapstand kunt u pauze houden en de status van uw computer behouden, inclusief de gegevens waaraan u aan het werken bent.
In de standaardinstellingen voor de slaapstand, maakt uw VAIO-computer regelmatig verbinding met het internet en houdt u op de hoogte van e-mailmeldingen, meldingen van sociale netwerkdiensten (SNS) enz., zelfs als de computer in slaapstand staat.
In dit onderwerp wordt het oplaadgedrag van de batterijen uitgelegd wanneer een uitgebreide batterijset (niet meegeleverd) is bevestigd op uw VAIO-computer (naast de normale, primaire batterijset).
Wanneer de uitgebreide batterijset is geplaatst, laden de batterijsets als volgt op. (Wanneer de Batterijzorgfunctie (battery care function) is uitgeschakeld)
De primaire batterijset laadt op tot ongeveer 80% van zijn capaciteit, waarna de uitgebreide batterijset begint met opladen.
De uitgebreide batterijset laadt op tot ongeveer 80% van zijn capaciteit, waarna de primaire batterijset wordt opgeladen tot 100%.
De uitgebreide batterijset wordt opgeladen tot 100%.
De batterijvoeding van de primaire batterijset wordt gebruikt nadat de uitgebreide batterijset leeg is geraakt.
U kunt de instellingen voor Intel Smart Connect Technology wijzigen in VAIO Control Center.
Intel Smart Connect Technology is standaard ingeschakeld. Met deze functie maakt uw VAIO-computer regelmatig verbinding met het internet en houdt u op de hoogte van e-mailmeldingen, meldingen van sociale netwerkdiensten (SNS) enz., zelfs als de computer in slaapstand staat.
Als u op uw VAIO-computer een wachtwoord moet invoeren voordat Windows start, sluit de computer automatisch af voor de duur van de opgegeven tijdsperiode om stroom te besparen, afhankelijk van het model.
Om te voorkomen dat uw VAIO-computer automatisch afsluit, selecteert u Meer informatie (Details) en stelt u Status tijdens slaapstand (State during sleep mode) in op Slaapstand (Sleep) in Instelling van de tijden waarop u uw VAIO niet vaak gebruikt (Setting for the time period when you don't often use your VAIO).
De levensduur van de batterijset wordt korter als u Slaapstand (Sleep) selecteert.
Om de levensduur van de batterijset te verlengen, kunt u een tijdsperiode instellen gedurende welke u uw VAIO-computer niet wilt gebruiken. Gedurende de opgegeven tijdsperiode neem het stroomverbruik van de computer af.
Als er apps zijn gestart wanneer uw VAIO-computer in slaapstand gaat, houdt de computer u tijdens de slaapstand op de hoogte van nieuwe updates voor de werkende apps.
U kunt de instellingen voor slaapstand bij zwakke batterijset wijzigen in VAIO Control Center.
Slaapstand bij zwakke batterijset is standaard ingeschakeld. Met deze functie gaat uw VAIO-computer automatisch in slaapstand en worden uw werkgegevens opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat wanneer de batterijset bijna leeg is.
Met slaapstand bij zwakke batterijset uitgeschakeld:
Uw werkgegevens gaan verloren als uw VAIO-computer wordt uitgeschakeld omdat bijvoorbeeld de batterijset leeg raakt of de computer wordt losgekoppeld van het stopcontact. Om gegevensverlies te voorkomen, moet u de gegevens opslaan voordat de computer overgaat op de slaapstand.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, knippert het langzaam oranje in slaapstand. Wanneer de batterijset leeg raakt tijdens slaapstand, knippert het batterijlampje. Als de computer een stroomlampje heeft, knippert dit samen met het batterijlampje.
In slaapstand kunt u uw VAIO-computer alleen laten; de computer blijft in dezelfde staat, inclusief de gegevens waaraan u aan het werken bent.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
SelecteerAan/Uit (Power) en Slaapstand (Sleep).
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, gaat dit uit wanneer de computer in slaapstand gaat (in de standaardinstelling).
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)).
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, gaat uw VAIO-computer automatisch uit. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in de sluimerstand wanneer de batterijset leeg raakt. Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden schakelt de computer mogelijk niet over naar de sluimerstand.
Als dit gebeurt en de batterijset leeg raakt, wordt de computer uitgeschakeld en gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Zorg ervoor dat de computer uit staat voordat u uw VAIO-computer verplaatst om te voorkomen dat de harde schijf beschadigd raakt door stoten of trillingen. Als de computer een stroomlampje heeft, zorg er dan voor dat dit helemaal uit is.
Standaard gaat uw VAIO-computer over in de slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit wanneer de computer op netstroom actief is.
De onderstaande bewerkingen zetten uw VAIO-computer ook in de slaapstand.
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)) (met de standaardinstellingen).
Klap het LCD-scherm dicht. De computer gaat na een paar seconden in slaapstand.
U kunt uw VAIO-computer van de slaapstand laten terugkeren naar de normale stand door het LCD-scherm te openen.
Als u de reactie op het openen van het LCD-scherm wilt wijzigen, start u VAIO Control Center en wijzigt u de instellingen in Stroom en batterij (Power and Battery). Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
Het batterijlampjebrandt of knippert, afhankelijk van de omstandigheden.
De batterijset wordt opgeladen. (Gaat uit als de batterijset volledig is opgeladen.)
De batterijset is bijna leeg. (Normale modus)
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, knippert dit samen met het batterijlampje.
Er is een batterijstoring opgetreden vanwege een defecte of niet goed vergrendelde batterijset (als deze verwijderbaar is) enz.
Als de computer is aangesloten op een voedingsbron, wordt de batterijset wordt ook opgeladen terwijl u uw VAIO-computer gebruikt. De oplaadtijd is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Merk op dat bij een lage omgevingstemperatuur het opladen van de batterijset langer duurt.
Ga naar het bureaublad en selecteer het batterijpictogram, bijvoorbeeld(op batterij) of
(op netstroom), om de accustatus van uw VAIO-computer te controleren. Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Als uw VAIO-computer op batterijstroom werkt, kunt u de levensduur van de batterijset verlengen met de volgende methoden.
Gebruik de slaapstand.
Wanneer u uw VAIO-computer tijdelijk niet hoeft te gebruiken, kunt u de computer in de slaapstand zetten. Gebruik de slaapstand regelmatig als u de levensduur van de batterijset wilt verlengen. Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken, zet u de computer uit.
De computer activeren vanuit de slaapstand is sneller dan de computer opstarten.
Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie.
Verminder de helderheid van het LCD-scherm.
Zie De helderheid van het LCD-scherm wijzigen voor meer informatie.
Verlaag het volume van de luidsprekers en de hoofdtelefoon.
Zie Luidsprekervolume aanpassen voor meer informatie.
Koppel randapparaten los die niet worden gebruikt.
Dankzij de slaapstand kunt u pauze houden en de status van uw computer behouden, inclusief de gegevens waaraan u aan het werken bent.
In de standaardinstellingen voor de slaapstand, maakt uw VAIO-computer regelmatig verbinding met het internet en houdt u op de hoogte van e-mailmeldingen, meldingen van sociale netwerkdiensten (SNS) enz., zelfs als de computer in slaapstand staat.
In dit onderwerp wordt het oplaadgedrag van de batterijen uitgelegd wanneer een uitgebreide batterijset (niet meegeleverd) is bevestigd op uw VAIO-computer (naast de normale, primaire batterijset).
Wanneer de uitgebreide batterijset is geplaatst, laden de batterijsets als volgt op. (Wanneer de Batterijzorgfunctie (battery care function) is uitgeschakeld)
De primaire batterijset laadt op tot ongeveer 80% van zijn capaciteit, waarna de uitgebreide batterijset begint met opladen.
De uitgebreide batterijset laadt op tot ongeveer 80% van zijn capaciteit, waarna de primaire batterijset wordt opgeladen tot 100%.
De uitgebreide batterijset wordt opgeladen tot 100%.
De batterijvoeding van de primaire batterijset wordt gebruikt nadat de uitgebreide batterijset leeg is geraakt.
U kunt de instellingen voor Intel Smart Connect Technology wijzigen in VAIO Control Center.
Intel Smart Connect Technology is standaard ingeschakeld. Met deze functie maakt uw VAIO-computer regelmatig verbinding met het internet en houdt u op de hoogte van e-mailmeldingen, meldingen van sociale netwerkdiensten (SNS) enz., zelfs als de computer in slaapstand staat.
Als u op uw VAIO-computer een wachtwoord moet invoeren voordat Windows start, sluit de computer automatisch af voor de duur van de opgegeven tijdsperiode om stroom te besparen, afhankelijk van het model.
Om te voorkomen dat uw VAIO-computer automatisch afsluit, selecteert u Meer informatie (Details) en stelt u Status tijdens slaapstand (State during sleep mode) in op Slaapstand (Sleep) in Instelling van de tijden waarop u uw VAIO niet vaak gebruikt (Setting for the time period when you don't often use your VAIO).
De levensduur van de batterijset wordt korter als u Slaapstand (Sleep) selecteert.
Om de levensduur van de batterijset te verlengen, kunt u een tijdsperiode instellen gedurende welke u uw VAIO-computer niet wilt gebruiken. Gedurende de opgegeven tijdsperiode neem het stroomverbruik van de computer af.
Als er apps zijn gestart wanneer uw VAIO-computer in slaapstand gaat, houdt de computer u tijdens de slaapstand op de hoogte van nieuwe updates voor de werkende apps.
U kunt de instellingen voor slaapstand bij zwakke batterijset wijzigen in VAIO Control Center.
Slaapstand bij zwakke batterijset is standaard ingeschakeld. Met deze functie gaat uw VAIO-computer automatisch in slaapstand en worden uw werkgegevens opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat wanneer de batterijset bijna leeg is.
Met slaapstand bij zwakke batterijset uitgeschakeld:
Uw werkgegevens gaan verloren als uw VAIO-computer wordt uitgeschakeld omdat bijvoorbeeld de batterijset leeg raakt of de computer wordt losgekoppeld van het stopcontact. Om gegevensverlies te voorkomen, moet u de gegevens opslaan voordat de computer overgaat op de slaapstand.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, knippert het langzaam oranje in slaapstand. Wanneer de batterijset leeg raakt tijdens slaapstand, knippert het batterijlampje. Als de computer een stroomlampje heeft, knippert dit samen met het batterijlampje.
De batterijset is een verbruiksartikel. De capaciteit neemt geleidelijk af door het steeds weer opladen en ontladen. Dit heeft tot gevolg dat de gebruiksduur van de batterijset korter wordt, zelfs als hij volledig is opgeladen. Dit betekent dat de batterijset het einde van de gebruiksduur heeft bereikt.
Als de gebruiksduur van de batterijset kort is geworden, vervangt u de batterijset door een nieuwe, door Sony goedgekeurde batterijset. Raadpleeg het Help-bestand voor meer informatie over de status van de batterijlading en capaciteitsafname.
Er wordt uitgebreide informatie over de batterijset, zoals de oplaadcapaciteit, weergegeven.
Activeer de Batterijzorgfunctie (battery care function) voor maximale levensduur van de batterijset. Met deze functie kunt u het slechter worden van de batterijset verminderen door de maximale oplaadcapaciteit te beperken. Wanneer de functie is ingeschakeld, wordt de batterijset niet volledig opgeladen.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u het aanraakscherm gebruikt.
Druk niet hard of ongecontroleerd op het aanraakscherm.
Zachte aanrakingen volstaan omdat uw VAIO-computer is uitgerust met een capacitief aanraakscherm.
Gebruik geen andere voorwerpen dan uw vinger om het aanraakscherm te bedienen.
Als u dat doet, kunt u het aanraakscherm beschadigen of een storing veroorzaken. Raak het scherm alleen aan met uw vingers.
Het aanraakscherm functioneert mogelijk niet goed als u uw VAIO-computer aanzet terwijl u het aanraakscherm aanraakt. Start in dat geval de computer opnieuw op.
Het kan even duren voordat uw aanraakscherm functioneert nadat uw VAIO-computer vanuit de slaapstand in de normale stand terugkeert. In dat geval wacht u even voordat u het aanraakscherm opnieuw gebruikt.
Houd het aanraakscherm schoon voor optimale gevoeligheid. Vuil kan het scherm beschadiging of storingen veroorzaken.
U kunt uw VAIO-computer bedienen door op het aanraakscherm te tikken of eenvoudige gebaren te maken met uw vingers.
Tik met één vinger op het aanraakscherm. U kunt een knop, zoals OK en Annuleren (Cancel), of een optie in een menu selecteren door erop te tikken.
Tik tweemaal snel achter elkaar met één vinger op het aanraakscherm.
U kunt een toepassing starten, zoals en tekstverwerker of spreadsheetprogramma, of bestanden openen door dubbel te tikken op het pictogram.
Plaats uw vinger in de gewenste positie op het aanraakscherm en schuif. Op deze manier kunt u bestanden verplaatsen of het formaat van vensters wijzigen.
Tik op het pictogram van het gewenste bestand, sleep het naar een map, venster of toepassingspictogram en til uw vinger van het scherm. Op deze manier kunt u bestanden verplaatsen of kopiëren.
U kunt uw VAIO-computer bedienen door eenvoudige gebaren op het aanraakscherm te maken met uw vingers.
De werking van gebaren verschilt per toepassing.
Tik en houd het gewenste punt op het aanraakscherm enkele seconden vast. Til daarna uw vinger van het scherm. Afhankelijk van de plaats waar u tikt, kunt u verschillende menu's weergeven.
Tik en schuif in een schuifbaar gedeelte van een venster, zoals een venster van Internet Explorer. U kunt ook de verticale schuifbalk in het geselecteerde venster gebruiken om door het venster te schuiven.
Maak een knijpbeweging met twee vingers op het aanraakscherm om in- of uit te zoomen op een afbeelding, zoals een foto in Foto's (Photos). Beweeg de vingers uit elkaar om in te zoomen of naar elkaar toe om uit te zoomen.
Plaats twee vingers op het aanraakscherm en draai deze in een cirkel om een afbeelding of foto te roteren. Of u afbeeldingen kunt draaien, is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Veeg uw vinger over een korte afstand in de richting waarin scrollen in het scherm niet mogelijk is.
U kunt items zoals toepassingstegels of afbeeldingen selecteren.
Via het aanraakscherm kunt u uw VAIO-computer rechtstreeks bedienen met uw vingers. U kunt verschillende gebaren uitvoeren op het aanraakscherm.
Uw VAIO-computer ondersteunt multitouch-invoer.
Uw VAIO-computer is uitgerust met een capacitief aanraakscherm. Houd bij het gebruik van het capacitieve aanraakscherm rekening met de volgende kenmerken.
Het aanraakscherm werkt niet met nagels of wanneer u handschoenen draagt.
Als u onverwachte bewerkingen constateert wanneer u op het scherm tikt, controleert u of het aanraakscherm met een ander deel van uw lichaam in aanraking komt.
Het oppervlak van het aanraakscherm kan warm worden. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Hoewel het oppervlak van het aanraakscherm is gemaakt van gehard glas, kan het beschadigd raken. Ga er zorgvuldig mee om. Als het breekt, kunnen korrelachtige scherven ontstaan waaraan u zich kunt verwonden.
Laat het aanraakscherm niet vallen en stel het niet bloot aan grote druk. Kras niet op het oppervlak. Beschadigingen van het oppervlak kunnen ertoe leiden dat het glas breekt.
In de fabriek wordt mogelijk een beschermingsfolie aangebracht op het LCD-scherm. Verwijder dit folie voor gebruik aangezien dit de werking van het aanraakscherm negatief kan beïnvloeden.
Sommige toepassingen kunnen niet worden bediend via het aanraakscherm.
U kunt tekst invoeren via het Schermtoetsenbord (Touch Keyboard) op het scherm door middel van aanraakscherm.
Het Schermtoetsenbord (Touch Keyboard) verschijnt automatisch op het scherm wanneer u een tekstveld aanraakt.
Houd de Fn-toets ingedrukt en druk tegelijkertijd op een andere toets om een actie uit te voeren met een sneltoets.
U schakelt het geluid bijvoorbeeld als volgt uit: Fn +(F2)
Houd de Fn-toets ingedrukt en druk op F2.
Sommige sneltoetsen werken alleen als Windows actief is.
Hiermee wordt het touchpad in- en uitgeschakeld. Zie Het touchpad inschakelen of uitschakelen voor meer informatie.
Hiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Druk meerdere keren op de knop om het volumeniveau van de ingebouwde luidsprekers en de hoofdtelefoon te wijzigen. Zie Luidsprekervolume aanpassen voor meer informatie.
U verlaagt het volume met de toetsen Fn+F3.
U verhoogt het volume met de toetsen Fn+F4.
Druk meerdere keren op de knop om de helderheid van uw LCD-scherm aan te passen. Zie De helderheid van het LCD-scherm wijzigen voor meer informatie.
U verlaagt de lichtintensiteit met de toetsen Fn+F5.
U verhoogt de lichtintensiteit met de toetsen Fn+F6.
Hiermee schakelt u de beeldschermuitvoer naar een externe monitor.
Druk meerdere keren op de toetscombinatie Fn+F7 om de gewenste beeldschermuitvoer te selecteren en bevestig met Enter. Zie Weergavemodi selecteren voor meer informatie.
Werkt verschillend naargelang de toepassingen die u gebruikt. Raadpleeg het Help-bestand bij de toepassing voor meer informatie.
Hiermee gaat u naar de vorige pagina.
Hiermee verplaatst u de cursor naar het einde van een regel of pagina.
Hiermee gaat u naar de volgende pagina.
Hiermee verplaatst u de cursor naar het begin van een regel of pagina.
Voor informatie over sneltoetsen in combinatie met de toets(Windows) enz. raadpleegt u Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen).
Door met uw vinger over het touchpad te schuiven, kunt u de aanwijzer bewegen op het computerscherm.
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object en druk op de linker- of rechterknopzone om een opdracht uit te voeren of een menu te openen.
Linkerknopzone
Rechterknopzone
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object en druk eenmaal op de linkerknopzone.
U kunt ook een keer op het touchpad tikken.
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object en druk snel tweemaal op de linkerknopzone.
U kunt ook twee keer snel achter elkaar op het touchpad tikken.
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object en druk eenmaal op de rechterknopzone.
U kunt ook met twee vingers op het touchpad tikken.
Er wordt een snelmenu geopend waarvan de inhoud afhankelijk is van de plaats van de aanwijzer.
Plaats de aanwijzer op het gewenste item of object, houd de linkerknopzone ingedrukt en schuif met uw vinger over het touchpad.
U kunt ook twee keer snel achter elkaar op het touchpad tikken en bij de tweede tap uw vinger schuiven.
Sleep een pictogram, zoals een bestand, naar de gewenste locatie en laat de linkerknopzone los.
U kunt ook twee keer snel achter elkaar op pictogram tikken en bij de tweede tik uw vinger naar de gewenste locatie schuiven en vervolgens uw vinger van het touchpad halen.
Schuif met twee vingers omhoog en omlaag op het touchpad om verticaal in het venster te schuiven.
Schuif met twee vingers van links naar rechts op het touchpad of andersom om horizontaal in het venster te schuiven.
Als u websites, foto's enz. bekijkt, plaatst u drie vingers op het touchpad en schuift u ze van de ene kant naar de andere om vooruit of achteruit te bladeren zonder de aanwijzer te bewegen.
Als u websites, foto's enz. bekijkt, kunt u met twee vingers een knijpbeweging maken op het touchpad om te zoomen. Beweeg de vingers uit elkaar om in te zoomen of naar elkaar toe om uit te zoomen.
Plaats uw vinger op de bovenrand van het touchpad en schuif omlaag.
Het app-menu wordt niet geopend als een app niet door het app-menu ondersteund wordt.
Plaats uw vinger op de rechterrand van het touchpad en schuif naar links. Zie De charms openen voor meer informatie.
Plaats uw vinger op de linker rand van het touchpad en schuif uw vinger naar rechts om naar de actieve app te gaan. Als er meer dan één toepassing actief is, herhaalt u deze actie om naar de volgende toepassing te schakelen, beginnend bij de meest recente toepassing.
De gebarenfunctie (bladeren, achteruit/vooruit, inzoomen/uitzoomen, app-menu openen, charms openen, schakelen tussen apps) werken mogelijk niet afhankelijk van de bedieningsvoorwaarden van uw VAIO-computer of de instellingen van het touchpad.
De vorm van het touchpad kan variëren afhankelijk van uw model.
Voor meer informatie over hoe u het touchpad kunt gebruiken, start u VAIO Control Center, klikt u op Muis en toetsenbord (Mouse and Keyboard) en volgt u het instructiefilmpje. Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
Zorg dat u de ingebouwde camera niet beschadigt of bevuilt aangezien dit de kwaliteit van de beelden kan beïnvloeden.
Laat geen direct zonlicht in de lens van de ingebouwde camera vallen, ongeacht of uw VAIO-computer is ingeschakeld of niet. Dit kan zorgen dat de camera niet goed werkt.
Als het gebied in en om de ingebouwde camera vuil, wrijft u dit voorzichtig schoon met een zachte doek, zoals een reinigingsdoek voor lenzen.
Wrijf niet te hard om geen krassen te veroorzaken.
Met de ingebouwde camera en communicatietoepassingen kunt u videogesprekken voeren via internet.
Het lampje voor de ingebouwde camera brandt bij gebruik van de ingebouwde camera.
Ingebouwde camera*
Lampje voor ingebouwde camera
Interne dubbele microfoon
* De vorm van de ingebouwde camera kan variëren afhankelijk van uw model.
De apps die op uw VAIO-computer geïnstalleerd zijn, hangen af van de computerconfiguratie.
Sommige apps ondersteunen misschien de maximale resolutie van de ingebouwde camera niet.
U kunt de Intel(R) Anti-Theft Technology-instellingen wijzigen in het scherm BIOS Setup.
Volg deze stappen voor het inschakelen van Intel(R) Anti-Theft Technology.
Het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) verschijnt.
Voer een wachtwoord in als er al een wachtwoord is ingesteld.
Het BIOS-instellingenscherm wordt weergegeven.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op de toets Enter.
U kunt op uw VAIO-computer een USB-apparaat (Universal Serial Bus) aansluiten, zoals een muis, diskettestation, luidspreker of printer.
Voor aansluiting moet mogelijk het bij het USB-apparaat geleverde stuurprogramma worden geïnstalleerd.
Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor meer informatie.
U moet mogelijk het stuurprogramma installeren dat bij uw USB-apparaat is geleverd voordat u het apparaat kunt gebruiken. Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
Om documenten te kunnen afdrukken moet u ervoor zorgen dat de USB-printer gebruikt kan worden met uw versie van Windows.
Voordat u USB-luidsprekers van uw VAIO-computer loskoppelt, moet u eerst de DVD of de muziek stoppen of uw computer uitzetten. Het loskoppelen van USB-luidsprekers tijdens het afspelen kan een storing veroorzaken.
Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van USB-apparaten.
Om uw VAIO-computer en/of USB-apparaten tegen beschadigingen te beschermen, moet u letten op het volgende:
Wanneer u uw VAIO-computer verplaatste met de USB-apparaten nog aangesloten, moet u voorkomen dat de USB-poorten worden blootgesteld aan schokken of stoten.
Doe uw VAIO-computer niet in een tas als er nog USB-apparaten aangesloten zijn.
De USB-poorten op uw VAIO-computer zijn compatibel met de USB 2.0-standaard en/of USB 3.0-standaard.
USB-poorten die compatibel zijn met de USB 3.0-standaard kunt u herkennen aan hun blauwe kleur.
Naast de overdrachtsmodi van de USB 2.0-standaard hoort de volgende overdrachtsmodus bij de USB 3.0-standaard:
SuperSpeed: overdrachtssnelheid van 5 Gbps.
U kunt een USB-apparaat opladen, zelfs wanneer uw VAIO-computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand of in de slaapstand staat door de instelling voor het opladen van USB-apparaten in te schakelen.
Wijzig de instellingen voor de USB-poort die laden via USB ondersteunt alleen wanneer geen USB-apparaat is verbonden met de poort.
Als het opladen niet start, zelfs wanneer u een USB-apparaat aansluit op de USB-poort die opladen via USB ondersteunt, koppelt u het apparaat los en sluit u het opnieuw aan.
Wanneer de instellingen voor het opladen van USB-apparaten is geactiveerd, zal het stroomverbruik wanneer uw VAIO-computer uit staat of in de sluimerstand staat, toenemen omdat de computer de USB-aansluiting van stroom voorziet, zelfs wanneer er op de USB-aansluiting geen USB-apparaat is aangesloten.
Wanneer de instellingen voor opladen via USB zijn ingeschakeld, kunt u de functie voor extern ontwaken op het USB-apparaat dat is aangesloten op de USB-poort die opladen via USB ondersteunt, niet gebruiken.
Opladen via USB is standaard uitgeschakeld.
Uw VAIO-computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
De SD-geheugenkaartsleuf op uw computer is geschikt voor de volgende geheugenkaarten:
SD-geheugenkaart
SDHC-geheugenkaart
SDXC-geheugenkaart
Voer de volgende stappen uit om een SD-geheugenkaart te plaatsen.
Het pictogram SD-geheugenkaart verschijnt in het Computer-venster nadat u de kaart in de sleuf hebt geplaatst.
Pas op dat u de SD-geheugenkaart niet in de verkeerde richting in de sleuf steekt. Als u de kaart omgekeerd in de sleuf forceert, kan de sleuf beschadigd raken. Raadpleeg de handleiding bij de SD-geheugenkaart voor meer informatie.
Het pictogram SD-geheugenkaart verschijnt niet in het Computer-venster totdat u de kaart in de sleuf hebt geplaatst.
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het openen van het venster Computer.
Wanneer u de SD-geheugenkaart voor de eerste keer in de sleuf steekt, kan u gevraagd worden een stuurprogramma te installeren. Volg in dit geval de instructies op het scherm om het stuurprogramma te installeren.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u SD-geheugenkaarten gebruikt.
Houd een SD-geheugenkaart buiten bereik van kinderen. Ze kunnen deze inslikken.
Raak de aansluiting van de SD-geheugenkaart niet met uw vinger of met metalen voorwerpen aan.
Een SD-geheugenkaart bevat gevoelige elektronische onderdelen. Buig ze niet, laat ze niet vallen en stel ze niet bloot aan schokken.
Haal een SD-geheugenkaart niet uit elkaar.
Houd een SD-geheugenkaart droog.
Gebruik of bewaar een SD-geheugenkaart niet op plaatsen die blootstaan aan:
Extreem hoge temperaturen (bijvoorbeeld in een auto die geparkeerd staat in de zon)
Direct zonlicht
Hoge vochtigheid of corrosieve stoffen
Veel stof
Zorg dat u gebruikmaakt van SD-geheugenkaarten en adapters die voldoen aan de standaarden die ondersteund worden door uw VAIO-computer. Niet-compatibele geheugenkaarten en adapters kunnen vast komen te zitten in de sleuf wat schade aan de computer kan veroorzaken.
U kunt geen gegevens op een SD-geheugenkaart waarop de schrijfbeveiliging actief is.
Het wordt aanbevolen een back-up te maken van belangrijke gegevens.
Opgeslagen gegevens kunnen verloren gaan of beschadigd raken in de volgende gevallen:
U verwijdert een SD-geheugenkaart of zet uw VAIO-computer uit terwijl er gegevens worden gelezen van of geschreven naar de SD-geheugenkaart.
U gebruikt de SD-geheugenkaart op een locatie waar statische elektriciteit of elektrische storingen de kaart kunnen verstoren.
Zorg bij het meenemen van een SD-geheugenkaart dat u deze in de houder meeneemt om te voorkomen dat er statische elektriciteit optreedt.
Voordat u een SD-geheugenkaart gebruikt met een ander apparaat dan een computer, zoals een digitale camera of draagbare geluidsapparatuur, moet u de SD-geheugenkaart formatteren (initialiseren) met behulp van het apparaat.
Sommige apparaten ondersteunen de bestandsindeling voor computers mogelijk niet. In dit geval verschijnt een bericht waarin wordt aanbevolen de SD-geheugenkaart te formatteren. Kopieer de gegevens van de geheugenkaart naar uw VAIO-computer en formatteer de geheugenkaart met behulp van het apparaat. Bij het formatteren van de SD-geheugenkaart worden alle gegevens verwijderd.
Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor meer informatie.
Steek geen vreemde voorwerpen in de sleuf van de SD-geheugenkaart.
De sleuf voor de SD-geheugenkaart kan alleen worden gebruikt voor het lezen/schrijven van een ondersteunde kaart en kan niet worden gebruikt voor andere doeleinden.
SD-geheugenkaarten (max. 2 GB), SDHC-geheugenkaarten (max. 32 GB) en SDXC-geheugenkaarten (max. 128 GB) die vanaf januari 2013 verkrijgbaar zijn, zijn getest en geschikt gevonden voor gebruik met uw VAIO-computer. Compatibiliteit met de computer wordt echter niet gegarandeerd voor alle SD-geheugenkaarten, SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten.
Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen. Niet-compatibele geheugenkaarten en geheugenkaartadapters kunnen vast komen te zitten in de sleuf wat schade aan uw VAIO-computer kan veroorzaken.
Sommige type SD-geheugenkaarten, bijvoorbeeld de kaarten met de functie UHS (Super snelle gegevensoverdracht), kunnen extreem heet worden vanwege het continue gebruik van de geheugenkaarten. In dergelijke gevallen is het raadzaam even te wachten met het verwijderen van de geheugenkaart zodat deze kan afkoelen.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de SD-geheugenkaart moet worden verwijderd.
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het openen van het Computer.
In dit onderwerp wordt beschreven hoe u partities maakt.
Als u de partitiegrootte van het station C: verkleint, is het wellicht niet meer mogelijk om herstelmedia te maken of het herstelproces volledig te voltooien omdat onvoldoende er vrije ruimte beschikbaar is op het ingebouwde opslagapparaat.
Als het venster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) verschijnt, selecteert u Ja (Yes).
Als u bij uw VAIO-computer bent aangemeld als standaardgebruiker, wordt u mogelijk gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord van een beheerder in te voeren.
Partities zijn onderverdeelde gebieden op uw ingebouwde opslagapparaat. Het verdelen van het ingebouwde opslagapparaat in meerdere partities heeft diverse voordelen, zoals het scheiden van de systeembestanden van uw gegevensbestanden.
Uw VAIO-computer heeft standaard maar één partitie (C: station) als standaardstation.
Als u gegevens wilt opslaan in een andere partitie, zoals station D:, wijzigt u de grootte van de partitie en maakt u een nieuwe partitie.
Raadpleeg Partities maken voor informatie over het maken van partities.
Sommige modellen kunnen station D: als standaardstation hebben.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u het aanraakscherm gebruikt.
Druk niet hard of ongecontroleerd op het aanraakscherm.
Zachte aanrakingen volstaan omdat uw VAIO-computer is uitgerust met een capacitief aanraakscherm.
Gebruik geen andere voorwerpen dan uw vinger om het aanraakscherm te bedienen.
Als u dat doet, kunt u het aanraakscherm beschadigen of een storing veroorzaken. Raak het scherm alleen aan met uw vingers.
Het aanraakscherm functioneert mogelijk niet goed als u uw VAIO-computer aanzet terwijl u het aanraakscherm aanraakt. Start in dat geval de computer opnieuw op.
Het kan even duren voordat uw aanraakscherm functioneert nadat uw VAIO-computer vanuit de slaapstand in de normale stand terugkeert. In dat geval wacht u even voordat u het aanraakscherm opnieuw gebruikt.
Houd het aanraakscherm schoon voor optimale gevoeligheid. Vuil kan het scherm beschadiging of storingen veroorzaken.
U kunt uw VAIO-computer bedienen door op het aanraakscherm te tikken of eenvoudige gebaren te maken met uw vingers.
Tik met één vinger op het aanraakscherm. U kunt een knop, zoals OK en Annuleren (Cancel), of een optie in een menu selecteren door erop te tikken.
Tik tweemaal snel achter elkaar met één vinger op het aanraakscherm.
U kunt een toepassing starten, zoals en tekstverwerker of spreadsheetprogramma, of bestanden openen door dubbel te tikken op het pictogram.
Plaats uw vinger in de gewenste positie op het aanraakscherm en schuif. Op deze manier kunt u bestanden verplaatsen of het formaat van vensters wijzigen.
Tik op het pictogram van het gewenste bestand, sleep het naar een map, venster of toepassingspictogram en til uw vinger van het scherm. Op deze manier kunt u bestanden verplaatsen of kopiëren.
U kunt uw VAIO-computer bedienen door eenvoudige gebaren op het aanraakscherm te maken met uw vingers.
De werking van gebaren verschilt per toepassing.
Tik en houd het gewenste punt op het aanraakscherm enkele seconden vast. Til daarna uw vinger van het scherm. Afhankelijk van de plaats waar u tikt, kunt u verschillende menu's weergeven.
Tik en schuif in een schuifbaar gedeelte van een venster, zoals een venster van Internet Explorer. U kunt ook de verticale schuifbalk in het geselecteerde venster gebruiken om door het venster te schuiven.
Maak een knijpbeweging met twee vingers op het aanraakscherm om in- of uit te zoomen op een afbeelding, zoals een foto in Foto's (Photos). Beweeg de vingers uit elkaar om in te zoomen of naar elkaar toe om uit te zoomen.
Plaats twee vingers op het aanraakscherm en draai deze in een cirkel om een afbeelding of foto te roteren. Of u afbeeldingen kunt draaien, is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Veeg uw vinger over een korte afstand in de richting waarin scrollen in het scherm niet mogelijk is.
U kunt items zoals toepassingstegels of afbeeldingen selecteren.
Via het aanraakscherm kunt u uw VAIO-computer rechtstreeks bedienen met uw vingers. U kunt verschillende gebaren uitvoeren op het aanraakscherm.
Uw VAIO-computer ondersteunt multitouch-invoer.
Uw VAIO-computer is uitgerust met een capacitief aanraakscherm. Houd bij het gebruik van het capacitieve aanraakscherm rekening met de volgende kenmerken.
Het aanraakscherm werkt niet met nagels of wanneer u handschoenen draagt.
Als u onverwachte bewerkingen constateert wanneer u op het scherm tikt, controleert u of het aanraakscherm met een ander deel van uw lichaam in aanraking komt.
Het oppervlak van het aanraakscherm kan warm worden. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Hoewel het oppervlak van het aanraakscherm is gemaakt van gehard glas, kan het beschadigd raken. Ga er zorgvuldig mee om. Als het breekt, kunnen korrelachtige scherven ontstaan waaraan u zich kunt verwonden.
Laat het aanraakscherm niet vallen en stel het niet bloot aan grote druk. Kras niet op het oppervlak. Beschadigingen van het oppervlak kunnen ertoe leiden dat het glas breekt.
In de fabriek wordt mogelijk een beschermingsfolie aangebracht op het LCD-scherm. Verwijder dit folie voor gebruik aangezien dit de werking van het aanraakscherm negatief kan beïnvloeden.
Sommige toepassingen kunnen niet worden bediend via het aanraakscherm.
U kunt tekst invoeren via het Schermtoetsenbord (Touch Keyboard) op het scherm door middel van aanraakscherm.
Het Schermtoetsenbord (Touch Keyboard) verschijnt automatisch op het scherm wanneer u een tekstveld aanraakt.
In dit onderwerp wordt beschreven hoe u partities maakt.
Als u de partitiegrootte van het station C: verkleint, is het wellicht niet meer mogelijk om herstelmedia te maken of het herstelproces volledig te voltooien omdat onvoldoende er vrije ruimte beschikbaar is op het ingebouwde opslagapparaat.
Als het venster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) verschijnt, selecteert u Ja (Yes).
Als u bij uw VAIO-computer bent aangemeld als standaardgebruiker, wordt u mogelijk gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord van een beheerder in te voeren.
Partities zijn onderverdeelde gebieden op uw ingebouwde opslagapparaat. Het verdelen van het ingebouwde opslagapparaat in meerdere partities heeft diverse voordelen, zoals het scheiden van de systeembestanden van uw gegevensbestanden.
Uw VAIO-computer heeft standaard maar één partitie (C: station) als standaardstation.
Als u gegevens wilt opslaan in een andere partitie, zoals station D:, wijzigt u de grootte van de partitie en maakt u een nieuwe partitie.
Raadpleeg Partities maken voor informatie over het maken van partities.
Sommige modellen kunnen station D: als standaardstation hebben.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik voordat u NFC/One-touch-functies gebruikt.
In sommige landen of regio's, kan het gebruik van de NFC/One-touch-functies door de plaatselijke wetgeving aan banden zijn gelegd.
Als u NFC/One-touch-functies dringend moet uitschakelen, zet u gewoon uw VAIO-computer uit.
U kunt NFC/One-touch-functies als volgt uitschakelen.
Om NFC/One-touch-functies te kunnen gebruiken, zet u Vliegtuigstand (Airplane mode) op uitgeschakeld (Off) en de instelling NFC onder Draadloze apparaten (Wireless devices) op Aan (On).
Wanneer Vliegtuigstand (Airplane mode) is uitgeschakeld (Off), is de draadloze functie ingeschakeld.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
One-touch-functies zijn oorspronkelijke Sony-functies die gebruik maken van NFC.
Tik gewoon op twee One-touch-functies-ondersteunde apparaten voor het snel en eenvoudig tot stand brengen van de communicatie, zonder gecompliceerde instellingen.
Nabije-veldcommunicatie (NFC) is een draadloze technologie voor korte afstanden.
De afstand voor communicatie via NFC is ongeveer 10 cm.
Verbind eenvoudig een apparaat dat NFC/One-touch-functies ondersteunt met uw VAIO-computer door simpelweg de computer aan te raken met het apparaat.
Bij levering is er een contactpuntstickergeplaatst op het touchpad.
Er verschijnt een melding wanneer het apparaat wordt herkend.
Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over Vliegtuigstand (Airplane mode).
Het kan zijn dat u de instellingen van het apparaat moet wijzigen, afhankelijk van het NFC/One-touch-functies-ondersteunde apparaat dat u gebruikt. Voor nadere informatie raadpleegt u de handleiding bij uw apparaat.
U kunt Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) als volgt openen.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit.
In slaapstand behoudt de computer zijn huidige status, inclusief gegevens waar u mee aan het werken bent.
Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie over de slaapstand.
Om geen niet-opgeslagen gegevens kwijt te raken, volgt u de volgende stappen om uw VAIO-computer uit te zetten.
Na een korte tijd schakelt uw VAIO-computer automatisch uit. Als uw computer een stroomlampje heeft, gaat het groene stroomlampje uit.
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is voordat u het LCD-scherm sluit.
Als de computer niet netjes wordt afgesloten, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan of kan uw VAIO-computer defect raken.
Om uw VAIO-computer helemaal van de stroomvoorziening los te koppelen, zet u de computer uit en trekt u de stekker uit het stopcontact.
Als u Afsluiten (Shut down) selecteert terwijl u in stap 4 Shift ingedrukt houdt, kunt u uw VAIO-computer in de minimale energieverbruiksstand plaatsen (ACPI S5-stand). In dat geval wordt de snelle opstartfunctie tijdelijk uitgeschakeld bij de volgende keer opstarten.
Na het wijzigen van instellingen of het installeren van toepassingen op uw VAIO-computer moet u de computer soms opnieuw starten.
In slaapstand kunt u uw VAIO-computer alleen laten; de computer blijft in dezelfde staat, inclusief de gegevens waaraan u aan het werken bent.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
SelecteerAan/Uit (Power) en Slaapstand (Sleep).
Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, gaat dit uit wanneer de computer in slaapstand gaat (in de standaardinstelling).
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)).
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, gaat uw VAIO-computer automatisch uit. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
Standaard gaat uw VAIO-computer automatisch in de sluimerstand wanneer de batterijset leeg raakt. Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden schakelt de computer mogelijk niet over naar de sluimerstand.
Als dit gebeurt en de batterijset leeg raakt, wordt de computer uitgeschakeld en gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Zorg ervoor dat de computer uit staat voordat u uw VAIO-computer verplaatst om te voorkomen dat de harde schijf beschadigd raakt door stoten of trillingen. Als de computer een stroomlampje heeft, zorg er dan voor dat dit helemaal uit is.
Standaard gaat uw VAIO-computer over in de slaapstand na een bepaalde tijd zonder activiteit wanneer de computer op netstroom actief is.
De onderstaande bewerkingen zetten uw VAIO-computer ook in de slaapstand.
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)) (met de standaardinstellingen).
Klap het LCD-scherm dicht. De computer gaat na een paar seconden in slaapstand.
U kunt uw VAIO-computer van de slaapstand laten terugkeren naar de normale stand door het LCD-scherm te openen.
Als u de reactie op het openen van het LCD-scherm wilt wijzigen, start u VAIO Control Center en wijzigt u de instellingen in Stroom en batterij (Power and Battery). Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
U kunt Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) als volgt openen.
Gefeliciteerd met uw aankoop van deze VAIO(R)-computer.
Ga naar de ondersteuningswebsite van Sony voor meer informatie over de configuratie van uw VAIO-computer. Zie Ondersteuningswebsite voor meer informatie.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen, opties en meegeleverde items beschikbaar op uw VAIO-computer.
Welke voorzieningen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het model of de opties die u hebt geselecteerd. Afhankelijk van uw model zijn mogelijk niet alle voorzieningen beschikbaar die in deze handleiding worden beschreven.
Afbeeldingen, foto's of screenshots in deze handleiding kunnen enigszins verschillen, afhankelijk van het model of de opties die u hebt geselecteerd.
De vooraf op uw computer geïnstalleerde toepassingen kunnen variëren, afhankelijk van het model of de opties die u hebt geselecteerd. De toepassingen die in deze handleiding worden beschreven, zijn mogelijk niet vooraf geïnstalleerd op uw VAIO-computer.
Uw VAIO-computer wordt geleverd met de volgende handleidingen.
Gebruikershandleiding - Introductieversie (Welkom)
Een vooraf geïnstalleerde handleiding met beperkte informatie over uw VAIO-computer, gericht op ondersteuning en verbinding met het internet. De Gebruikershandleiding - Introductieversie wordt na een update vervangen door een volledige versie van de Gebruikers-handleiding (deze handleiding).
Gebruikers-handleiding (deze handleiding)
Algemene informatie over uw VAIO-computer en instructies voor de bediening, met informatie over ondersteuning en het oplossen van problemen
Handleiding Snel aan de slag
Een overzicht van het instellen en aan de slag gaan met uw VAIO-computer
Gids systeemherstel, back-up en probleemoplossing
Informatie over systeemherstel en het maken van back-ups van uw VAIO-computer, en informatie over het oplossen van problemen
Veiligheidsvoorschriften en informatie over ondersteuning
Lees deze informatie zorgvuldig door voordat u de functies voor draadloze communicatie, zoals het draadloze LAN en de BLUETOOTH-technologie, activeert.
Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support)
Een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demonstraties die u leren uw VAIO-computer te gebruiken.
Zie Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen voor informatie over het openen van Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support).
Help-bestanden van toepassingen
De vooraf op uw VAIO-computer geïnstalleerde toepassingen zijn mogelijk voorzien van Help-bestanden. U opent de Help vanuit het menu Help.
Copyright 2013 Sony Corporation. Alle rechten voorbehouden.
Deze handleiding en de hierin beschreven software mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gereproduceerd, vertaald of omgezet in machinaal leesbare vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Sony Corporation biedt geen garantie met betrekking tot deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie en wijst hierbij uitdrukkelijk alle impliciete garanties van de hand betreffende de verkoopbaarheid of de geschiktheid voor een bepaald doel van deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie. Sony Corporation is in geen geval aansprakelijk voor incidentele schade, gevolgschade of bijzondere schade, of die nu het gevolg is van een onrechtmatige daad, een overeenkomst of een andere oorzaak, of voortvloeit uit of verband houdt met deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie of het gebruik daarvan.
In de handleiding zijn de handelsmerksymbolen (TM) of (R) weggelaten.
Sony Corporation behoudt zich het recht voor op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen aan te brengen in deze handleiding of de hierin opgenomen informatie.
Het gebruik van de hierin beschreven software is onderworpen aan de bepalingen van een afzonderlijke gebruiksrechtovereenkomst.
Sony Corporation is niet aansprakelijk en zal geen vergoeding betalen voor eventuele verloren opnamen op uw VAIO-computer, externe opnamemedia of opnameapparatuur, of voor eventuele relevante verliezen, zoals wanneer een opname niet mogelijk was vanwege een defect aan de computer, of wanneer de inhoud van een opname verloren of beschadigd is vanwege een defect of reparatie aan de computer. Sony Corporation zal in geen enkel geval de opgenomen inhoud op de computer, externe opnamemedia of opnameapparatuur herstellen, terughalen of repliceren.
Functies en specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
In dit onderwerp wordt beschreven waar u uw VAIO-computer wel en niet moet plaatsen, en worden ergonomische instructies gegeven.
Let bij het plaatsen van uw VAIO-computer op de volgende punten:
Eenvoudig toegang tot een voedingsbron en vereiste poorten.
Laat voldoende ruimte vrij rond de computer.
Plaats de computer op een vlak oppervlak dat breed genoeg is en waar u zicht hebt op het computerscherm terwijl u werkt.
U kunt de computer voor u plaatsen als u rechtop kunt zitten en uw onderarmen parallel aan de vloer kunt houden.
Het plaatsen van uw VAIO-computer op een ongeschikte locatie kan leiden tot schade of een storing. Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan:
Direct zonlicht
Magnetische voorwerpen of bronnen van magnetisme
Warmtebronnen, zoals centrale verwarming
Veel stof
Hoge vochtigheid
Slechte ventilatie
Het gebied rond de luchtuitlaat kan zeer heet worden als uw VAIO-computer ingeschakeld is. Raak dit gebied niet aan.
Plaats geen voorwerpen nabij de luchtuitlaat die de opening kunnen blokkeren.
Uw VAIO-computer gebruikt hoogfrequente radiosignalen die de radio- of tv-ontvangst kunnen storen. Als dit gebeurt, verplaatst u de computer naar een locatie op voldoende afstand van de radio of tv.
Indien mogelijk moet u rekening houden met de volgende ergonomische overwegingen.
Gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit.
Neem een ontspannen houding aan, houd uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Kantel het scherm om de beste stand te vinden. Plaats het computerscherm op ooghoogte of iets lager wanneer u voor uw VAIO-computer zit. Stel ook de helderheid van het scherm optimaal in.
U kunt uw ogen en spieren minder belasten door het computerscherm te kantelen en de helderheid van het aan te passen tot u de juiste instelling hebt gevonden.
Zorg dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden. Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het computerscherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen comfortabeler, maar ook efficiënter.
Oefen bij het aanpassen van de gezichtshoek niet te veel druk uit op uw VAIO-computer om het risico van mechanische schade te voorkomen.
Dezelfde overwegingen zijn van toepassing als u een externe monitor gebruikt.
Lees het volgende aandachtig om storingen en schade aan uw VAIO-computer te voorkomen.
Plaats uw VAIO-computer voorzichtig op een vlak oppervlak om mechanische schokken te vermijden.
Schakel uw VAIO-computer altijd uit voordat u de computer verplaatst. Het verplaatsen van de computer als deze is ingeschakeld, kan een storing van de vaste schijf veroorzaken. Koppel alle kabels los voordat u de computer verplaatst.
Laat uw VAIO-computer niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken. Zelfs een kleine schok of trilling kan een storing van de vaste schijf veroorzaken.
Plaats uw VAIO-computer niet in een instabiele positie.
Controleer voor gebruik alle items die bij het product zijn geleverd.
Netadapter
Netsnoer
Uitgebreide batterijset
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
Draadloze router
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
VGA-adapter
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
Er is geen herstelmedia inbegrepen omdat uw VAIO-computer hersteld kan worden vanaf de gegevens op de interne vaste schijf of de SSD. Zie Herstel vanaf het herstelgebied voor meer informatie.
Overige onderdelen: Schoonmaakdoek
Om het LCD-scherm en het toetsenbord tegen schade te beschermen, bijvoorbeeld wanneer u de computer draagt, legt u de schoonmaakdoek over het toetsenbord voordat u het LCD-scherm sluit.
Update regelmatig uw VAIO-computer met de volgende apps om de efficiëntie, beveiliging en functionaliteit van uw computer te verbeteren.
Om onderstaande update-instellingen uit te voeren, moet uw VAIO-computer verbinding met internet hebben.
Met Windows Update kunt u uw VAIO-computer stabieler maken.
Open de charms en selecteer de charm Zoeken (Search). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Selecteer Instellingen (Settings) en geef "Windows" op in het zoekvak.
Selecteer Windows Update in de lijst en volg de instructies op het scherm om de updates te voltooien.
VAIO Update waarschuwt u automatisch wanneer er nieuwe updates beschikbaar zijn op het internet en downloadt en installeert die op uw VAIO-computer.
Start VAIO Update en volg de instructies op het scherm. (Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Update.)
Zorg dat de Windows Store app geüpdatet wordt. Als een update vereist is, wordt een getal weergegeven in de tegel Store van het Start.
Selecteer de tegel Store om deze te openen.
Selecteer Updates rechtsboven in het scherm.
Het getal tussen haakjes is het aantal programma's dat u kunt gebruiken.
Zet een vinkje bij de apps die u wilt bijwerken en selecteer vervolgens Installeren (Install).
Om de apps later te updaten, moet u het vinkje verwijderen.
Lees voordat u uw VAIO-computer schoonmaakt de volgende voorzorgsmaatregelen voor de juiste reinigingsprocedure.
Zet uw VAIO-computer uit en verwijder de wisselstroomadapter voordat u de computer gaat schoonmaken.
Gebruik een zachte, droge doek om vuil en stof van uw VAIO-computer te verwijderen.
Gebruik altijd een zachte, droge doek voor het reinigen van uw VAIO-computer. Als de computer erg vuil is, laat u het oppervlak van de computer beslaan met uw adem en wrijft u het oppervlak schoon of u wrijft het oppervlak schoon met een licht bevochtigde doek en verwijdert het resterende vocht met een droge doek.
Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzine, aceton, alcohol, thinner, of andere verkrijgbare reinigingsmiddelen, omdat deze de afwerklaag van uw VAIO-computer kunnen beschadigen.
Gebruik luchtspray om vuil en stof onder de toetsen weg te blazen. Verwijder geen toetsen van het toetsenbord.
Gebruik geen stofzuiger omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
Gebruik altijd een zachte, droge doek voor het reinigen van uw VAIO-computer. Als het LCD-scherm erg vuil is, laat u het oppervlak van het LCD-scherm beslaan met uw adem en wrijft u het oppervlak schoon of u wrijft het oppervlak schoon met een licht bevochtigde doek en verwijdert het resterende vocht met een droge doek.
Gebruik nooit oplosmiddelen zoals wasbenzine, aceton, alcohol, thinner of andere schoonmaakmiddelen, omdat deze het LCD-scherm kunnen beschadigen.
Raadpleeg de meegeleverde veiligheidshandleiding voor uitgebreide veiligheidsinformatie.
Als u een zwaar voorwerp of vloeistof op uw VAIO-computer laat vallen, sluit dan de computer af, trek de stroomstekker uit het stopcontact en verwijder de batterijset als dat kan. Het is aan te raden de computer door een gekwalificeerde reparateur te laten nakijken voordat u de computer weer gebruikt.
Gebruik alleen de aanbevolen randapparaten en interfacekabels.
Houd kleine onderdelen zoals geheugenkaarten en geheugenkaartadapters buiten het bereik van kinderen. Ze kunnen deze inslikken.
De temperatuur van het oppervlak en de onderkant van uw VAIO-computer, de netadapter en de batterijset kan stijgen door de CPU-belasting of een elektrische lading wanneer de batterij wordt opgeladen. Dit is normaal en wijst niet op een defect. De hoeveelheid warmte die wordt opgewekt, is afhankelijk van de gebruikte externe apparaten of toepassingen.
Als uw VAIO-computer of de netadapter extreem warm worden, zet dan uw computer uit, trek de netadapter los, verwijder de batterijset als dat kan en neem contact op met een erkend Sony service-/onderhoudscentrum.
Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer omdat dit brand kan veroorzaken.
Houd het netsnoer altijd vast bij de stekker als u het uit het stopcontact trekt. Trek nooit aan het snoer zelf.
Gebruik geen beschadigde aansluitkabels.
Haal de stroomstekker van uw VAIO-computer uit het stopcontact als u van plan bent om de computer langere tijd niet te gebruiken.
Gebruik geen hoofdtelefoon terwijl u een voertuig/rijtuig bestuurt, fietst of een gemotoriseerd voertuig bedient. Dit is niet alleen gevaarlijk, maar is in sommige landen zelfs bij wet verboden. Loop niet rond met een hoofdtelefoon met luide muziek. Dit kan gevaarlijk zijn, vooral op zebrapaden.
Zet het volume van de hoofdtelefoon niet te hoog. Oorartsen raden af voortdurend en langdurig naar harde muziek te luisteren. Als uw oren beginnen te suizen of piepen, verlaagt u het volume of zet u de hoofdtelefoon af.
Het ingebouwde opslagapparaat (harde schijf of solid-state schijf) heeft een hoge opslagdichtheid en leest of schrijft gegevens in korte tijd. Het opslagapparaat kan echter gemakkelijk beschadigd raken indien dit verkeerd wordt gebruikt.
Als het ingebouwde opslagapparaat is beschadigd, kunnen de gegevens niet worden hersteld. U moet voorzichtig omgaan met uw VAIO-computer om te voorkomen dat u gegevens verliest.
Maak geen plotselinge bewegingen met uw VAIO-computer.
Houd uw VAIO-computer uit de buurt van magneten.
Zet uw VAIO-computer niet op een plaats waar de computer aan mechanische trillingen wordt blootgesteld of op een wankele plaats.
Schakel de computer niet uit of start uw VAIO-computer niet opnieuw op terwijl het opslagapparaat gegevens aan het lezen of schrijven is.
Stel uw VAIO-computer niet bloot aan extreme temperatuurschommelingen.
Haal het opslagapparaat niet uit uw VAIO-computer.
Dit product bevat software die eigendom is van Sony en in licentie is gegeven door derden. Op het gebruik van deze software zijn de voorwaarden van de licentieovereenkomst van toepassing die bij dit product is gevoegd.
SONY en het SONY-logo zijn gedeponeerde merken van Sony Corporation.
VAIO, het VAIO-logo en andere Sony-productnamen of -servicenamen zijn merken of gedeponeerde merken van Sony Corporation of haar dochterondernemingen.
i.LINK is een naam die verwijst naar IEEE 1394.
Intel, Pentium, Intel SpeedStep en Atom zijn merken of gedeponeerde merken van Intel Corporation.
Windows en het Windows-logo zijn gedeponeerde merken of merken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Blu-ray Disc™, Blu-ray™, Blu-ray 3D™, het Blu-ray Disc-logo en het Blu-ray 3D-logo zijn merken van de Blu-ray Disc Association.
Het BLUETOOTH-woordmerk en de BLUETOOTH-logo's zijn gedeponeerde merken die eigendom zijn van Bluetooth SIG, Inc. en enig gebruik van dergelijke merken door Sony Corporation is onder licentie. Andere merken en handelsnamen zijn eigendom van hun respectieve eigenaars.
Power2Go is een merk van CyberLink.Inc.
PowerDVD is een merk van CyberLink.Inc.
NVIDIA en 3D Vision zijn gedeponeerde merken en/of merken van NVIDIA Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
ArcSoft en het ArcSoft-logo zijn gedeponeerde merken van ArcSoft, Inc. ArcSoft WebCam Companion is een merk van ArcSoft, Inc.
AMD, het AMD Arrow-logo, ATI en combinaties daarvan, Radeon, AMD Phenom, AMD Turion, AMD Athlon, AMD Virtualization en AMD-V zijn merken van Advanced Micro Devices, Inc.
SD Logo is een merk.
SDHC Logo is een merk.
SDXC Logo is een merk.
Het ExpressCard-woordmerk en de ExpressCard-logo's zijn eigendom zijn van PCMCIA, en enig gebruik van dergelijke merken door Sony Corporation is onder licentie. Andere merken en handelsnamen zijn eigendom van hun respectieve eigenaars.
De termen HDMI en HDMI High-Definition Multimedia Interface, en het HDMI-Logo zijn merken of gedeponeerde merken van HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere landen.
CompactFlash® is een merk van SanDisk Corporation.
"PlaceEngine" is een gedeponeerd merk van Koozyt, Inc.
"PlaceEngine" is ontwikkeld door Sony Computer Science Laboratories, Inc. en wordt in licentie gegeven door Koozyt, Inc.
"AVCHD" is een merk van Panasonic Corporation en Sony Corporation.
Geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories. Dolby en het symbool met de dubbele D zijn merken van Dolby Laboratories.
ENERGY STAR en het merkteken ENERGY STAR zijn gedeponeerde Amerikaanse merken.
Het N-merk is een gedeponeerd merk van NFC Forum, Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.
Wi-Fi is een merk of gedeponeerd merk van Wi-Fi Alliance.
Alle andere namen van systemen, producten en diensten zijn merken van hun respectieve eigenaars. In de handleiding zijn de merksymbolen ™ of ® weggelaten.
Functies en specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Alle andere merken zijn merken van hun respectieve eigenaars.
Mogelijk wordt niet alle bovenstaande software bij uw model geleverd.
De volgende informatie is alleen van toepassing op producten die zijn aangeduid met ENERGY STAR.
Als partner van ENERGY STAR bevestigt Sony dat dit product voldoet aan de normen van ENERGY STAR voor energiebesparing.
Het internationale ENERGY STAR-programma voor kantoorapparatuur is een internationaal programma dat energiebesparing stimuleert bij het gebruik van computers en kantoorapparatuur. Het programma ondersteunt de ontwikkeling en verspreiding van producten met functies die het energieverbruik op efficiënte wijze reduceren.
Bezoek de volgende websites voor uitgebreide informatie over het ENERGY STAR-programma:
http://www.eu-energystar.org/ (Europa)
Het ontwerp van deze computer voldoet aan de ENERGY STAR-normen. De computer wordt geleverd met de volgende energiebesparende instellingen voor computers die op netstroom werken:
De LCD-achtergrondverlichting wordt automatisch na maximaal vijftien minuten inactiviteit uitgeschakeld.
De slaapstand van de computer wordt automatisch na maximaal dertig minuten inactiviteit ingeschakeld.
Druk op de knop(Aan/Uit (Power)) om de normale modus van de computer te activeren.
De ondersteuningswebsite biedt informatie over uw VAIO-computer, naast een reeks veelgestelde vragen.
Als u een probleem ondervindt of een vraag van technische aard heeft over uw VAIO-computer, start dan eerst VAIO Care, die u veel mogelijkheden biedt te proberen het probleem eerst zelf op te lossen. Zie Uw VAIO-computer in optimale conditie houden (VAIO Care) voor meer informatie.
Wanneer u contact opneemt met de klantenservice van VAIO, kan men u om het serienummer en het modelnummer van uw VAIO-computer vragen. Het serienummer is een getal van 15 tekens dat u op de volgende plaatsen kunt vinden:
in het VAIO Care-venster;
op de onderzijde of achterzijde van de computer, aan de binnenkant van het achterpaneel of binnen in het batterijcompartiment;
op de originele doos van VAIO.
Het modelnummer bevindt zich rechtsonder op het scherm van de VAIO-computer.
U kunt bovendien nuttige informatie vinden op de volgende websites.
http://www.sony.net/electronics/
Ga voor ondersteuning van het besturingssysteem Microsoft Windows naar de klantenservice van Microsoft.
Informatie over VAIO-producten, online winkel, forum en discussies.
Selecteer uw land en selecteer vervolgens VAIO onder producten.
Communiceer met andere gebruikers van VAIO in de sociale gemeenschappen van VAIO.
http://www.sony.eu/discussions/community/en/support/vaio_and_computing/
U kunt een link vinden om uw computer online te registreren in VAIO Care. Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Care.
Update regelmatig uw VAIO-computer met de volgende apps om de efficiëntie, beveiliging en functionaliteit van uw computer te verbeteren.
Om onderstaande update-instellingen uit te voeren, moet uw VAIO-computer verbinding met internet hebben.
Met Windows Update kunt u uw VAIO-computer stabieler maken.
Open de charms en selecteer de charm Zoeken (Search). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Selecteer Instellingen (Settings) en geef "Windows" op in het zoekvak.
Selecteer Windows Update in de lijst en volg de instructies op het scherm om de updates te voltooien.
VAIO Update waarschuwt u automatisch wanneer er nieuwe updates beschikbaar zijn op het internet en downloadt en installeert die op uw VAIO-computer.
Start VAIO Update en volg de instructies op het scherm. (Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Update.)
Zorg dat de Windows Store app geüpdatet wordt. Als een update vereist is, wordt een getal weergegeven in de tegel Store van het Start.
Selecteer de tegel Store om deze te openen.
Selecteer Updates rechtsboven in het scherm.
Het getal tussen haakjes is het aantal programma's dat u kunt gebruiken.
Zet een vinkje bij de apps die u wilt bijwerken en selecteer vervolgens Installeren (Install).
Om de apps later te updaten, moet u het vinkje verwijderen.
Als u problemen hebt met uw VAIO-computer, kunt u deze suggesties proberen voordat u contact opneemt met een bevoegd service-/supportcenter van Sony of direct contact opneemt met uw plaatselijke Sony-dealer.
De ondersteuningswebsite biedt informatie over uw VAIO-computer, naast een reeks veelgestelde vragen.
Als u een probleem ondervindt of een vraag van technische aard heeft over uw VAIO-computer, start dan eerst VAIO Care, die u veel mogelijkheden biedt te proberen het probleem eerst zelf op te lossen. Zie Uw VAIO-computer in optimale conditie houden (VAIO Care) voor meer informatie.
Wanneer u contact opneemt met de klantenservice van VAIO, kan men u om het serienummer en het modelnummer van uw VAIO-computer vragen. Het serienummer is een getal van 15 tekens dat u op de volgende plaatsen kunt vinden:
in het VAIO Care-venster;
op de onderzijde of achterzijde van de computer, aan de binnenkant van het achterpaneel of binnen in het batterijcompartiment;
op de originele doos van VAIO.
Het modelnummer bevindt zich rechtsonder op het scherm van de VAIO-computer.
U kunt bovendien nuttige informatie vinden op de volgende websites.
http://www.sony.net/electronics/
Ga voor ondersteuning van het besturingssysteem Microsoft Windows naar de klantenservice van Microsoft.
Informatie over VAIO-producten, online winkel, forum en discussies.
Selecteer uw land en selecteer vervolgens VAIO onder producten.
Communiceer met andere gebruikers van VAIO in de sociale gemeenschappen van VAIO.
http://www.sony.eu/discussions/community/en/support/vaio_and_computing/
U kunt een link vinden om uw computer online te registreren in VAIO Care. Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Care.
Controleer voor gebruik alle items die bij het product zijn geleverd.
Netadapter
Netsnoer
Uitgebreide batterijset
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
Draadloze router
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
VGA-adapter
(Niet bij alle modellen meegeleverd. Beschikbaarheid is afhankelijk van de specificaties van uw computer.)
Er is geen herstelmedia inbegrepen omdat uw VAIO-computer hersteld kan worden vanaf de gegevens op de interne vaste schijf of de SSD. Zie Herstel vanaf het herstelgebied voor meer informatie.
Overige onderdelen: Schoonmaakdoek
Om het LCD-scherm en het toetsenbord tegen schade te beschermen, bijvoorbeeld wanneer u de computer draagt, legt u de schoonmaakdoek over het toetsenbord voordat u het LCD-scherm sluit.
Update regelmatig uw VAIO-computer met de volgende apps om de efficiëntie, beveiliging en functionaliteit van uw computer te verbeteren.
Om onderstaande update-instellingen uit te voeren, moet uw VAIO-computer verbinding met internet hebben.
Met Windows Update kunt u uw VAIO-computer stabieler maken.
Open de charms en selecteer de charm Zoeken (Search). (Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.)
Selecteer Instellingen (Settings) en geef "Windows" op in het zoekvak.
Selecteer Windows Update in de lijst en volg de instructies op het scherm om de updates te voltooien.
VAIO Update waarschuwt u automatisch wanneer er nieuwe updates beschikbaar zijn op het internet en downloadt en installeert die op uw VAIO-computer.
Start VAIO Update en volg de instructies op het scherm. (Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Update.)
Zorg dat de Windows Store app geüpdatet wordt. Als een update vereist is, wordt een getal weergegeven in de tegel Store van het Start.
Selecteer de tegel Store om deze te openen.
Selecteer Updates rechtsboven in het scherm.
Het getal tussen haakjes is het aantal programma's dat u kunt gebruiken.
Zet een vinkje bij de apps die u wilt bijwerken en selecteer vervolgens Installeren (Install).
Om de apps later te updaten, moet u het vinkje verwijderen.
Als een andere melding over het oplossen van het probleem verschijnt na de eerste melding, volg dan de instructies op het scherm.
De BIOS-opstartopties zijn mogelijk verkeerd geconfigureerd.
Druk op de knop ASSIST wanneer uw VAIO-computer uit staat om het scherm VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) weer te geven, selecteer BIOS-setup starten (Start BIOS setup) en wijzig de instelling Boot Mode; start daarna de computer opnieuw op.
Uw VAIO-computer herkent mogelijk de batterijset niet.
In dat geval houdt u de knop batterijset uit drie tot vijf seconden lang ingedrukt met een dun, recht voorwerp (zoals een paperclip).
Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met een erkend service-/ondersteuningspunt van Sony en laat de batterijset vervangen door een nieuwe batterijset volgens de specificaties van Sony.
Als de batterijset bijna leeg is, wordt de sluimerstand automatisch geactiveerd en wordt uw VAIO-computer uiteindelijk uitgeschakeld.
Sluit de netadapter aan op de computer of laad de batterijset op.
Volg een van deze procedures om alle actieve apps af te sluiten en daarna opnieuw uw VAIO-computer uit te zetten.
Sleep de toepassing van het midden van de bovenrand van het scherm naar het midden van de onderrand. Zie Toepassingen sluiten voor meer informatie.
Druk op de toetscombinatie Alt+F4.
Als u niet alle gegevens hebt opgeslagen, wordt u gevraagd uw gegevens op te slaan.
Druk op de toetscombinatie Alt+F4 tot het venster Windows afsluiten (Shut Down Windows) verschijnt en selecteer Afsluiten (Shut down) in de keuzelijst en OK.
Controleer na het installeren van een nieuwe app op uw VAIO-computer of de app correct functioneert, de gegevens ervan er normaal uitzien en u de juiste bedieningshandelingen heeft uitgevoerd.
Neem voor technische ondersteuning contact op met de uitgever of aanbieder van de toepassing.
Als u randapparaten, zoals een printer of USB-apparaat, hebt aangesloten op uw VAIO-computer of als de computer is aangesloten op een netwerk, koppelt u alle randapparatuur en de netwerkverbinding van de computer los en schakelt u de computer uit.
Zolang de computer communiceert met een randapparaat of het netwerk, laat Windows u de computer niet uitschakelen. Bovendien ondersteunen de stuurprogramma's van sommige randapparaten niet de functie voor geforceerd afsluiten van de computer.
Als het computerscherm hangt, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en selecteert u(Afsluiten (Shut down)) rechtsonder in beeld, en selecteert u daarna Afsluiten (Shut down).
Als uw VAIO-computer hangt met een melding dat de instellingen zijn opgeslagen of dat de computer wordt afgesloten, volg dan deze procedures in de juiste volgorde.
Druk op Enter.
Wacht enige tijd.
Als het probleem zich blijft voordoen, drukt u op de toetscombinatie Ctrl+Alt+Delete.
Wacht enige tijd.
Als u uw VAIO-computer nog steeds niet kunt uitschakelen nadat u alle bovenstaande procedures in dit onderwerp hebt gevolgd, voert u de volgende stappen uit.
Houd er rekening mee dat bij het uitvoeren van deze procedures niet-opgeslagen gegevens beschadigd kunnen raken. Verbreek de verbinding met het netwerk voordat u de volgende handelingen uitvoert.
Druk op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, selecteer(Afsluiten (Shut down)) in de rechterbenedenhoek van het computerscherm en selecteer vervolgens Afsluiten (Shut down).
Houd de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt.
Trek de netadapter uit het stopcontact en houd de knop Batterij uit drie tot vijf seconden lang ingedrukt met een dun, recht voorwerp (zoals een paperclip).
Zorg dat de helderheid en het contrast correct zijn ingesteld.
De beeldschermuitvoer kan zijn ingesteld op een externe monitor.
Druk meerdere keren op de toetscombinatie Fn+F7 om de gewenste beeldschermuitvoer te selecteren en bevestig met Enter.
Als u een extern beeldscherm gebruikt, controleert u of dit op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld. Zorg dat de helderheid en het contrast correct zijn ingesteld.
Raadpleeg de handleiding bij het beeldscherm voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen.
Druk meerdere keren op de toetscombinatie Alt+F4 om het toepassingsvenster te sluiten.
Mogelijk is een toepassingsfout opgetreden.
Als even wacht en het beeldscherm van de computer blijft leeg, start u uw VAIO-computer opnieuw op door het in de juiste volgorde uitvoeren van onderstaande procedures. Houd er rekening mee dat bij het uitvoeren van deze procedures niet-opgeslagen gegevens beschadigd kunnen raken.
Koppel alle randapparaten, zoals een printer of een USB-apparaat, en uw VAIO-computer los van het netwerk.
Houd de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt en controleer of het indicatielampje van de voeding uit is. Schakel uw VAIO-computer vervolgens weer in.
Als het probleem aanhoudt, stel dan de batterijset terug.
Houd de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt en controleer of het indicatielampje van de voeding uit is. Koppel alle kabels los van uw VAIO-computer, zoals de netadapter en houd de knop batterijset uit drie tot vijf seconden lang ingedrukt met een dun, recht voorwerp (zoals een paperclip).
Wacht ongeveer vijf minuten en sluit alle kabels en randapparatuur weer aan en zet de computer weer aan.
Als u uw VAIO-computer snel van een koude naar een warme ruimte brengt of als u de computer gebruikt in een vochtige omgeving, kan er waterdamp in de computer condenseren.
Wacht in een dergelijke situatie minimaal een uur voordat u de computer inschakelt.
Gebruik de computer niet in een vochtige omgeving (relatieve vochtigheid hoger dan 80%) omdat dit storingen in de computer kan veroorzaken.
Zorg ervoor dat alle kabels goed zijn aangesloten op de apparaten, zoals tussen uw VAIO-computer en de netadapter; de netadapter en het stroomsnoer; en het stroomsnoer en het stopcontact. Zie Een stroombron aansluiten.
Als u de stroomstekker van uw VAIO-computer in een stekkerdoos met een schakelaar steekt, zorg dan dat de schakelaar is aangezet en de stekker van de stekkerdoos goed in het stopcontact zit.
Als u uw VAIO-computer niet met de normale procedure uitschakelt, kan de voedingscontroller worden onderbroken als gevolg van een programmafout.
Maak alle kabels en randapparatuur los, zoals het netsnoer en het USB-apparaat, en houd de knop batterijset uit drie tot vijf seconden lang ingedrukt met een dun, recht voorwerp (bijvoorbeeld een paperclip).
Wacht ongeveer vijf minuten en sluit alle kabels en randapparatuur weer aan en zet de computer weer aan.
Voordat u uw VAIO-computer voor de eerste keer gebruikt, moet u de computer met de netadapter op een stopcontact aansluiten.
Controleer of u de meegeleverde Sony-netadapter gebruikt.
Voor uw veiligheid gebruikt u alleen de originele Sony-netstroomadapter die wordt geleverd door Sony voor uw VAIO-computer.
De batterijset kan leeg zijn.
Controleer of uw VAIO-computer niet in de sluimerstand staat door op de computer op de knop(Aan/Uit (Power)) te drukken.
Als u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer uitgeschakeld.
Als u uw VAIO-computer snel van een koude naar een warme ruimte brengt of als u de computer gebruikt in een vochtige omgeving, kan er waterdamp in de computer condenseren.
Wacht in een dergelijke situatie minimaal een uur voordat u de computer inschakelt.
Gebruik de computer niet in een vochtige omgeving (relatieve vochtigheid hoger dan 80%) omdat dit storingen in de computer kan veroorzaken.
Mogelijk hebt u onbedoeld op de knop ASSIST gedrukt in plaats van op de knop(Aan/Uit (Power)).
Sluit het venster VAIO Care (reddingsmodus) (VAIO Care (Rescue Mode)) en gebruik de knop(Aan/Uit (Power)) op uw VAIO-computer.
Om uw VAIO-computer uit slaapstand terug te brengen in normale stand drukt u op de knop(Aan/Uit (Power)).
Selecteer Het gedrag van de aan/uit-knoppen bepalen (Choose what the power button does) in het Energiebeheer (Power Options)-venster. Selecteer Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn (Change settings that are currently unavailable), het selectievakje Sluimerstand (Hibernate) en Wijzigingen opslaan (Save changes).
Zie Een energiebeheerschema selecteren voor informatie over het openen van het venster Energiebeheer (Power Options).
Als er een taak wordt uitgevoerd op uw VAIO-computer, kan de computer mogelijk pas overgaan naar de sluimerstand als de taak is voltooid.
De Batterijzorgfunctie (battery care function) is ingeschakeld. Start VAIO Control Center en wijzig de instellingen in het venster Stroom en batterij (Power and Battery). Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
Als de omgevingstemperatuur buiten het opgegeven bereik is of als het stroomverbruik van uw VAIO-computer hoog is tijdens het laden van de batterijset, kan de laadstroom worden gereduceerd.
Als uw VAIO-computer op batterijvoeding werkt, wordt de CPU-klokfrequentie verlaagd om voeding te sparen. Hierdoor werkt de computer trager. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
De functie voor automatische aanpassing van de helderheid is ingeschakeld. Schakel de functie uit in VAIO Control Center. Zie De helderheid van het LCD-scherm automatisch wijzigen voor nadere informatie.
Dit probleem doet zich voor als u de camera gebruikt bij tl-licht. Het wordt veroorzaakt door het verschil tussen de lichtuitvoerfrequentie en de sluitertijd.
Als u de ruis die wordt veroorzaakt door flikkering wilt verminderen, draait u uw VAIO-computer zodat de camera een andere invalshoek heeft. Sommige toepassingen beschikken over instelbare parameters, zoals helderheid en stroomfrequentie, waarmee u de ruis kunt verminderen die wordt veroorzaakt door flikkering.
Sommige cameratoepassingen werken niet correct wanneer een andere cameratoepassing actief is. Sluit de actieve toepassing voordat u een andere toepassing start.
Het is mogelijk dat u andere cameratoepassingen niet kunt gebruiken met de ingebouwde camera wanneer u de gebaarfunctie gebruikt.
Als u een snel bewegend object bekijkt, kan de zoeker wat ruis vertonen, zoals horizontale strepen. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Start uw VAIO-computer opnieuw op als het probleem aanhoudt.
De effectinstellingen van uw toepassing kunnen de oorzaak zijn van de verloren frames. Raadpleeg het Help-bestand bij de toepassing voor meer informatie.
Er worden mogelijk meer toepassingen uitgevoerd dan uw VAIO-computer kan verwerken. Sluit de toepassingen die u op dat moment niet gebruikt.
Dit probleem kan optreden als uw VAIO-computer in de energiebesparingsstand staat waardoor de CPU-prestaties verminderen. Zie Een energiebeheerschema selecteren voor het controleren van het huidige energiebeheerschema.
Het afspelen van high-definition video's is een grote belasting voor de hardwarebronnen, zoals de CPU, de GPU of het systeemgeheugen, waardoor de prestaties van uw VAIO-computer verminderen. Tijdens het afspelen van video's zijn mogelijk bepaalde acties en/of functies niet beschikbaar, treden er onderbrekingen op in het geluid, gaan frames verloren of mislukt het afspelen, afhankelijk van de configuratie van computer.
Afhankelijk van het model dat u hebt gekocht, kan het computerscherm flikkeren of wit worden wanneer de functie voor energiebesparing is ingeschakeld en het computerscherm schakelt.
Om dit te voorkomen, klikt u met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteert u Grafische Eigenschappen om het configuratiescherm van de grafische kaart van Intel weer te geven; schakel dan Energiebesparende technologie voor beeldschermen uit.
Merk op dat de levensduur van de batterij korter wordt als u deze instelling uitschakelt.
Druk op de toetscombinatie Fn+F5 of Fn+F6 om de helderheid van het LCD-scherm van uw VAIO-computer aan te passen. Zie De helderheid van het LCD-scherm wijzigen voor meer informatie.
Als u de helderheid van een aangesloten externe monitor, zoals een computermonitor of tv, wilt aanpassen, gebruikt u de helderheidsinstellingen van de externe monitor.
Druk meerdere keren op de toetscombinatie Fn+F7 om de gewenste beeldschermuitvoer te selecteren en druk dan op de toets Enter. Zie Weergavemodi selecteren voor meer informatie.
Het wordt aanbevolen de schermbeveiliging uit te schakelen.
Als de schermbeveiliging is ingeschakeld, wordt deze mogelijk geactiveerd tijdens het afspelen van een DVD, waardoor de DVD niet goed kan worden afgespeeld.
Als u de beeldschermuitvoer hebt ingesteld op zowel het computerscherm als een externe monitor, kiest u een van beide als beeldschermuitvoer.
Sommige video's worden niet soepel afgespeeld afhankelijk van het type of de bitsnelheid van de video's. Stel een lagere schermresolutie in en kijk of video's beter worden afgespeeld. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen voor meer informatie.
Als er gegevens op een geheugenkaart worden gelezen, wacht u totdat het lezen is voltooid en start u het afspelen opnieuw.
Als u een video afspeelt die op de geheugenkaart is opgeslagen, kopieert u de video naar het ingebouwde opslagapparaat en speelt u vervolgens de video af.
Wijzig de instellingen voor CPU en ventilator met VAIO Control Center. Dit probleem kan worden verkleind. Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
Sluit de HDMI-kabel opnieuw aan (niet meegeleverd). Zie Een tv met een HDMI-ingangspoort aansluiten voor meer informatie.
Controleer of u een HDCP-compatibel beeldscherm gebruikt. Videofilms met auteursrechtbeveiliging kunnen niet worden afgespeeld op een beeldscherm dat niet HDCP-compatibel is.
Wijzig de schermresolutie van het aangesloten televisiescherm of het externe beeldscherm. Er worden mogelijk beelden op het scherm weergegeven. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen voor meer informatie.
Uw VAIO-computer heeft mogelijk niet voldoende videogeheugen om video's met een hoge resolutie weer te geven. Als dat het geval is, verlaagt u de resolutie van het LCD-scherm. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen voor meer informatie.
Als u een extern beeldscherm hebt geselecteerd met de toetscombinatie Fn+F7 en het externe beeldscherm niet is verbonden met uw VAIO-computer, kan het computerscherm de video mogelijk niet weergegeven.
Stop in zo'n geval het afspelen van de video, druk op de toetsen Fn+F7 om het beeldscherm van de computer als weergaveapparaat te selecteren en druk daarna op de toets Enter. Start vervolgens het afspelen van de video weer.
Zorg ervoor dat uw VAIO-computer aan staat en niet in de slaap- of sluimerstand. Zie Slaapstand gebruiken voor meer informatie.
Zorg ervoor dat uw VAIO-computer goed is aangesloten op een stopcontact. Als de computer een stroomlampje heeft, zorg er dan voor dat dit aan is. Zie Een stroombron aansluiten voor meer informatie.
Het computerscherm kan zijn uitgeschakeld.
Druk op een willekeurige toets op het toetsenbord.
De beeldschermuitvoer kan zijn ingesteld op een externe monitor.
Druk meerdere keren op de toetscombinatie Fn+F7 om de gewenste beeldschermuitvoer te selecteren en bevestig met Enter. Zie Weergavemodi selecteren voor meer informatie.
Wacht enige tijd. Als er niets op het computerscherm verschijnt, volgt u de volgende procedures:
Houd de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt. Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is en zet de computer aan.
Als het probleem aanhoudt, houd u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt. Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is. Koppel alle kabels en randapparatuur los, zoals het netsnoer en het USB-apparaat, en wacht ongeveer vijf minuten. Sluit de kabels en randapparatuur weer aan en zet de computer weer aan.
Controleer of de tekstgrootte is ingesteld op 100%. Als dat niet zo is, worden sommige elementen (bijvoorbeeld een toepassingsmenu) mogelijk niet goed weergegeven. Dit hangt af van de toepassingen die u gebruikt.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie over het wijzigen van de tekstgrootte.
Sluit de HDMI-kabel opnieuw aan (niet meegeleverd). Zie Een tv met een HDMI-ingangspoort aansluiten voor meer informatie.
Controleer of u een HDCP-compatibel beeldscherm gebruikt. Videofilms met auteursrechtbeveiliging kunnen niet worden afgespeeld op een beeldscherm dat niet HDCP-compatibel is.
Wijzig de schermresolutie van het aangesloten televisiescherm of het externe beeldscherm. Er worden mogelijk beelden op het scherm weergegeven. Zie De resolutie (grootte) van het beeld wijzigen voor meer informatie.
Controleer of de microfoon is geselecteerd als opnameapparaat.
Open Configuratiescherm (Control Panel) en selecteer Hardware en geluiden (Hardware and Sound). (Zie Configuratiescherm (Control Panel) openen voor informatie over het openen van Configuratiescherm (Control Panel).)
Selecteer Geluid (Sound) en controleer of er een vinkje staat bij het gewenste microfoonpictogram op het tabblad Opnemen (Recording).
Zo niet, selecteer dan het pictogram en Standaard (Set Default).
Als het pictogram niet wordt weergegeven, controleert u of de microfoon goed is aangesloten op uw VAIO-computer.
Rondzingen treedt op wanneer uw microfoon het geluid van een geluidsuitvoerapparaat opvangt, bijvoorbeeld een luidspreker.
Plaats de microfoon niet in de buurt van een geluidsuitvoerapparaat.
Verlaag het volume van de luidsprekers en de microfoon.
Controleer of het volume van de luidsprekers of hoofdtelefoon niet zeer laag is.
Houd de toetsen Fn+F4 ingedrukt totdat u het gewenste geluidsniveau heeft bereikt. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets voor meer informatie.
Controleer of het volume in Windows gedempt of zeer laag is. Zie Het volume in aanpassen in Windows voor meer informatie.
Als het volume is uitgeschakeld (), klikt u op
(Demping opheffen) om het volume in te schakelen (
). Als u het volume zeer laag is, zet u het volume hoger.
Controleer het volgende als externe luidsprekers of een externe hoofdtelefoon zijn aangesloten:
Zorg ervoor dat externe luidsprekers of hoofdtelefoons goed op uw VAIO-computer zijn aangesloten. Zie Externe luidsprekers, een hoofdtelefoon of een headset aansluiten voor meer informatie.
Als uw externe luidsprekers een externe stroomvoorziening vereisen, controleert u of de luidsprekers correct zijn aangesloten op een stroombron.
Zorg dat de externe luidsprekers zijn ingeschakeld.
Zorg dat het volume van de externe luidsprekers niet is geminimaliseerd.
Zorg dat het geluidsuitvoerapparaat correct is geselecteerd. Zie Een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren voor meer informatie.
Controleer het volume in de afspeeltoepassing die u gebruikt.
Geluidsonderbrekingen kunnen voorkomen als de CPU te zwaar wordt belast. Verlaag in dit geval de CPU-belasting door alle actieve toepassingen behalve de afspeeltoepassing te sluiten of door overbodige geluidseffecten voor de weergave uit te schakelen.
Als u het geluid wilt beluisteren van een digitaal geluidsapparaat dat is aangesloten op de digitale uitgangspoort van uw VAIO-computer, moet u de geluidsuitvoer wijzigen in het digitale geluidsapparaat. Zie Een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren voor meer informatie.
Controleer of de microfoon is geselecteerd als opnameapparaat.
Open Configuratiescherm (Control Panel) en selecteer Hardware en geluiden (Hardware and Sound). (Zie Configuratiescherm (Control Panel) openen voor informatie over het openen van Configuratiescherm (Control Panel).)
Selecteer Geluid (Sound) en controleer of er een vinkje staat bij het gewenste microfoonpictogram op het tabblad Opnemen (Recording).
Zo niet, selecteer dan het pictogram en Standaard (Set Default).
Als het pictogram niet wordt weergegeven, controleert u of de microfoon goed is aangesloten op uw VAIO-computer.
Rondzingen treedt op wanneer uw microfoon het geluid van een geluidsuitvoerapparaat opvangt, bijvoorbeeld een luidspreker.
Plaats de microfoon niet in de buurt van een geluidsuitvoerapparaat.
Verlaag het volume van de luidsprekers en de microfoon.
De taalindeling van het toetsenbord staat vermeld op de doos. Als u een andere toetsenbordindeling kiest tijdens de installatie van Windows, komt de toetsenconfiguratie niet overeen. Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor informatie over het wijzigen van de toetsenbordconfiguratie.
Controleer of het indicatielampje Caps Lock op de Caps Lock-toets brandt.
Wanneer het indicatielampje brandt, worden de tekens die u typt, weergegeven als hoofdletters (of als kleine letters wanneer u de Shift-toets indrukt).
Druk op de toetscombinatie Shift+Caps Lock om het Caps Lock-indicatielampje in of uit te schakelen.
Start uw VAIO-computer opnieuw op.
Druk op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, selecteer(Afsluiten (Shut down)) in de rechterbenedenhoek van het computerscherm en selecteer vervolgens Opnieuw opstarten (Restart).
Als het probleem aanhoudt, houdt u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt of schuift u de schakelaar
(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden naar rechts.
Als uw vinger de rand van het touchpad heeft bereikt, beweegt de aanwijzer zich niet verder. Til uw vinger op en plaats deze terug in het midden van het touchpad.
De aanwijzer kan tijdelijk anders bewegen dan verwacht, afhankelijk van de toestand van uw VAIO-computer.
In dergelijke gevallen is het raadzaam even te wachten voordat u de aanwijzer opnieuw beweegt.
Als de aanwijzer nog steeds niet beweegt, druk dan op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, selecteer(Afsluiten (Shut down)) in de rechterbenedenhoek van het computerscherm en selecteer vervolgens Afsluiten (Shut down).
Als het probleem aanhoudt, houdt u de knop(Aan/Uit (Power)) ingedrukt of schuift u de schakelaar
(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden naar rechts.
Wanneer de u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete, de knop(Aan/Uit (Power)) of de schakelaar
(Aan/Uit (Power)), kunt u niet-opgeslagen gegevens verliezen.
Het touchpad is mogelijk uitgeschakeld. Zie Waarom kan ik het touchpad niet gebruiken? voor meer informatie.
Het touchpad is uitgeschakeld.
Druk op de toetsen Fn+F1 om het touchpad te activeren. Zie Het touchpad inschakelen of uitschakelen voor meer informatie.
U kunt ook VAIO Control Center starten en vervolgens het touchpad inschakelen. Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
Koppel een eventueel aangesloten muis van uw VAIO-computer los.
Zie Het touchpad gebruiken voor informatie over het verwijderen van het touchpad.
Als u ongewenste bewerkingen wilt voorkomen, schakelt u de tikfunctie uit. Zie De tikfunctie op het touchpad uitschakelen.
Druk op de toetsen Fn+F1 om het touchpad te deactiveren. Zie Het touchpad inschakelen of uitschakelen voor meer informatie.
U kunt ook VAIO Control Center starten en vervolgens het touchpad uitschakelen. Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het starten van VAIO Control Center.
Start uw VAIO-computer opnieuw op.
Druk op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, selecteer(Afsluiten (Shut down)) in de rechterbenedenhoek van het computerscherm en selecteer vervolgens Opnieuw opstarten (Restart).
Als het probleem aanhoudt, houdt u de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt of schuift u de schakelaar
(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden naar rechts.
Als uw vinger de rand van het touchpad heeft bereikt, beweegt de aanwijzer zich niet verder. Til uw vinger op en plaats deze terug in het midden van het touchpad.
De aanwijzer kan tijdelijk anders bewegen dan verwacht, afhankelijk van de toestand van uw VAIO-computer.
In dergelijke gevallen is het raadzaam even te wachten voordat u de aanwijzer opnieuw beweegt.
Als de aanwijzer nog steeds niet beweegt, druk dan op de toetsen Ctrl+Alt+Delete, selecteer(Afsluiten (Shut down)) in de rechterbenedenhoek van het computerscherm en selecteer vervolgens Afsluiten (Shut down).
Als het probleem aanhoudt, houdt u de knop(Aan/Uit (Power)) ingedrukt of schuift u de schakelaar
(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden naar rechts.
Wanneer de u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete, de knop(Aan/Uit (Power)) of de schakelaar
(Aan/Uit (Power)), kunt u niet-opgeslagen gegevens verliezen.
Het touchpad is mogelijk uitgeschakeld. Zie Waarom kan ik het touchpad niet gebruiken? voor meer informatie.
Dit probleem doet zich voor als u de camera gebruikt bij tl-licht. Het wordt veroorzaakt door het verschil tussen de lichtuitvoerfrequentie en de sluitertijd.
Als u de ruis die wordt veroorzaakt door flikkering wilt verminderen, draait u uw VAIO-computer zodat de camera een andere invalshoek heeft. Sommige toepassingen beschikken over instelbare parameters, zoals helderheid en stroomfrequentie, waarmee u de ruis kunt verminderen die wordt veroorzaakt door flikkering.
In de volgende gevallen kan de video-invoer kan tijdelijk worden onderbroken:
Als u een sneltoets met de Fn-toets gebruikt.
Als de belasting van de CPU hoger wordt.
Sommige cameratoepassingen werken niet correct wanneer een andere cameratoepassing actief is. Sluit de actieve toepassing voordat u een andere toepassing start.
Het is mogelijk dat u andere cameratoepassingen niet kunt gebruiken met de ingebouwde camera wanneer u de gebaarfunctie gebruikt.
Als u een snel bewegend object bekijkt, kan de zoeker wat ruis vertonen, zoals horizontale strepen. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Start uw VAIO-computer opnieuw op als het probleem aanhoudt.
De effectinstellingen van uw toepassing kunnen de oorzaak zijn van de verloren frames. Raadpleeg het Help-bestand bij de toepassing voor meer informatie.
Er worden mogelijk meer toepassingen uitgevoerd dan uw VAIO-computer kan verwerken. Sluit de toepassingen die u op dat moment niet gebruikt.
Dit probleem kan optreden als uw VAIO-computer in de energiebesparingsstand staat waardoor de CPU-prestaties verminderen. Zie Een energiebeheerschema selecteren voor het controleren van het huidige energiebeheerschema.
Als beelden worden vastgelegd bij tl-licht, kunnen lichtreflecties worden weergegeven.
Donkere gedeelten van vastgelegde beelden kunnen ruis bevatten.
Het gebied in en om de ingebouwde camera is vuil. Maak het gebied schoon. Raadpleeg Opmerkingen over de ingebouwde camera (modellen met ingebouwde camera) voor informatie over het reinigen van de camera.
Als een MAC-adresfilter is ingeschakeld voor uw toegangspunt, registreert u het MAC-adres van uw VAIO-computer in het configuratiescherm van het toegangspunt. Anders kan de computer geen verbinding maken met het toegangspunt.
Open Opdrachtprompt (Command Prompt), voer "ipconfig /all" in en druk vervolgens op Enter. U vindt het fysieke adres (MAC-adres) in het veld Fysiek adres (Physical Address) onder Draadloze LAN-adapter Wi-Fi (Wireless LAN adapter Wi-Fi).
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het openen van Opdrachtprompt (Command Prompt).
Plaats uw VAIO-computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door afstand, obstakels, configuratie van apparaten, kwaliteit van radiogolven/interferentie, bouwmateriaal, actieve toepassingen enzovoort.
Als u een toegangspunt gebruikt, kan het apparaat tijdelijk overbelast zijn, afhankelijk van het aantal apparaten dat communiceert via het toegangspunt.
Wacht even en probeer het opnieuw.
Wijzig de kanaalinstellingen van uw toegangspunt. Door het kanaal te wijzigen, kan de interferentie op uw draadloze netwerk afnemen en de communicatiesnelheid toenemen.
Als er interferentie is op het kanaal van het toegangspunt, kan de communicatiesnelheid afnemen.
Als het toegangspunt de werking van andere toegangspunten verstoort, wijzigt u het kanaal voor het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Controleer of er geen magnetron wordt gebruikt in nabijheid van uw draadloze Wi-Fi-apparaten.
De 2,4GHz-frequentieband waarmee Wi-Fi werkt, wordt gebruikt door verschillende apparaten. Als u een magnetron gebruikt terwijl u communiceert via Wi-Fi, kan de gegevensoverdracht langzamer worden, het communicatiebereik afnemen of de communicatie worden onderbroken.
Schakel de Wi-Fi-functie in.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster.
Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Als u de Wi-Fi-functie wilt gebruiken op uw VAIO-computer, moet u de Wi-Fi-instellingen configureren.
Controleer de Wi-Fi-instellingen van de computer. Zie Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor meer informatie.
Zorg ervoor dat het draadloze apparaat is ingeschakeld in het BIOS-instellingenscherm.
Als u in het BIOS-instellingenscherm Disabled hebt geselecteerd voor het draadloze apparaat, kunt u de draadloze functie niet gebruiken. In dat geval selecteert u Enable. Zie Het gebruik van ingebouwde apparaten beperken voor meer informatie.
Als u een hulpprogramma voor de configuratie van verbindingen hebt geïnstalleerd dat is geleverd bij een extern Wi-Fi-product, verwijdert u dit hulpprogramma.
Als een hulpprogramma voor de configuratie is geïnstalleerd, kan Windows de Wi-Fi-instellingen mogelijk niet configureren. Noteer uw instellingen (bijvoorbeeld beveiligingssleutels) voordat u het hulpprogramma verwijdert.
U vindt de sleutel in het instellingenscherm van uw toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Zie Wat moet ik doen als ik de Wi-Fi(R)-functie (draadloos LAN) niet kan gebruiken?.
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Controleer de instellingen van het toegangspunt.
Bij de volgende instellingen kan uw VAIO-computer mogelijk geen verbinding maken met een toegangspunt of is de verbinding mogelijk instabiel.
Als in het toegangspunt is ingesteld dat communicatie met een apparaat waarvoor de SSID is ingesteld op "ANY" moet worden geweigerd, en de SSID van uw VAIO-computer of het toegangspunt is ingesteld op "ANY".
Als de stealth-modus van het toegangspunt is ingeschakeld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie of neem contact op met uw Wi-Fi-serviceprovider.
Zorg ervoor dat uw VAIO-computer het toegangspunt verbinding met elkaar hebben. Zie Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor meer informatie.
De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door afstand, obstakels, configuratie van apparaten, kwaliteit van radiogolven/interferentie, bouwmateriaal, actieve toepassingen enz.
Plaats uw VAIO-computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings) en
(het netwerkpictogram).
Controleer of uw toegangspunt wordt weergegeven.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Als een MAC-adresfilter is ingeschakeld voor uw toegangspunt, registreert u het MAC-adres van uw VAIO-computer in het configuratiescherm van het toegangspunt. Anders kan de computer geen verbinding maken met het toegangspunt.
Open Opdrachtprompt (Command Prompt), voer "ipconfig /all" in en druk vervolgens op Enter. U vindt het fysieke adres (MAC-adres) in het veld Fysiek adres (Physical Address) onder Draadloze LAN-adapter Wi-Fi (Wireless LAN adapter Wi-Fi).
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het openen van Opdrachtprompt (Command Prompt).
Plaats uw VAIO-computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door afstand, obstakels, configuratie van apparaten, kwaliteit van radiogolven/interferentie, bouwmateriaal, actieve toepassingen enzovoort.
Als u een toegangspunt gebruikt, kan het apparaat tijdelijk overbelast zijn, afhankelijk van het aantal apparaten dat communiceert via het toegangspunt.
Wacht even en probeer het opnieuw.
Wijzig de kanaalinstellingen van uw toegangspunt. Door het kanaal te wijzigen, kan de interferentie op uw draadloze netwerk afnemen en de communicatiesnelheid toenemen.
Als er interferentie is op het kanaal van het toegangspunt, kan de communicatiesnelheid afnemen.
Als het toegangspunt de werking van andere toegangspunten verstoort, wijzigt u het kanaal voor het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Controleer of er geen magnetron wordt gebruikt in nabijheid van uw draadloze Wi-Fi-apparaten.
De 2,4GHz-frequentieband waarmee Wi-Fi werkt, wordt gebruikt door verschillende apparaten. Als u een magnetron gebruikt terwijl u communiceert via Wi-Fi, kan de gegevensoverdracht langzamer worden, het communicatiebereik afnemen of de communicatie worden onderbroken.
Schakel de Wi-Fi-functie in.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster.
Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Als u de Wi-Fi-functie wilt gebruiken op uw VAIO-computer, moet u de Wi-Fi-instellingen configureren.
Controleer de Wi-Fi-instellingen van de computer. Zie Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor meer informatie.
Zorg ervoor dat het draadloze apparaat is ingeschakeld in het BIOS-instellingenscherm.
Als u in het BIOS-instellingenscherm Disabled hebt geselecteerd voor het draadloze apparaat, kunt u de draadloze functie niet gebruiken. In dat geval selecteert u Enable. Zie Het gebruik van ingebouwde apparaten beperken voor meer informatie.
Als u een hulpprogramma voor de configuratie van verbindingen hebt geïnstalleerd dat is geleverd bij een extern Wi-Fi-product, verwijdert u dit hulpprogramma.
Als een hulpprogramma voor de configuratie is geïnstalleerd, kan Windows de Wi-Fi-instellingen mogelijk niet configureren. Noteer uw instellingen (bijvoorbeeld beveiligingssleutels) voordat u het hulpprogramma verwijdert.
U vindt de sleutel in het instellingenscherm van uw toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Zie Wat moet ik doen als ik de Wi-Fi(R)-functie (draadloos LAN) niet kan gebruiken?.
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Controleer de instellingen van het toegangspunt.
Bij de volgende instellingen kan uw VAIO-computer mogelijk geen verbinding maken met een toegangspunt of is de verbinding mogelijk instabiel.
Als in het toegangspunt is ingesteld dat communicatie met een apparaat waarvoor de SSID is ingesteld op "ANY" moet worden geweigerd, en de SSID van uw VAIO-computer of het toegangspunt is ingesteld op "ANY".
Als de stealth-modus van het toegangspunt is ingeschakeld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie of neem contact op met uw Wi-Fi-serviceprovider.
Zorg ervoor dat uw VAIO-computer het toegangspunt verbinding met elkaar hebben. Zie Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor meer informatie.
De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door afstand, obstakels, configuratie van apparaten, kwaliteit van radiogolven/interferentie, bouwmateriaal, actieve toepassingen enz.
Plaats uw VAIO-computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings) en
(het netwerkpictogram).
Controleer of uw toegangspunt wordt weergegeven.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
De snelheid van de gegevensoverdracht hangt af van de obstakels en/of de afstand tussen de twee apparaten, de kwaliteit van de radiogolven, de configuratie van het apparaat of de gebruikte toepassingen.
Zet uw VAIO-computer en het BLUETOOTH-apparaat dichter bij elkaar.
Als de versie van de BLUETOOTH-standaard die wordt gebruikt op het BLUETOOTH-apparaat waarmee u wilt communiceren, niet gelijk is aan de versie die wordt gebruikt op uw VAIO-computer, kan de communicatiesnelheid afnemen.
Als uw VAIO-computer voldoet aan de normen van de BLUETOOTH-hogesnelheidstechnologie en als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan, is hogesnelheidscommunicatie beschikbaar. Sommige BLUETOOTH-profielen ondersteunen geen hogesnelheidsoverdracht.
Het BLUETOOTH-apparaat waarmee u wilt communiceren, ondersteunt BLUETOOTH-hogesnelheidstechnologie.
De functies voor Wi-Fi(R) (draadloos LAN) en BLUETOOTH op de computer zijn ingeschakeld.
De BLUETOOTH-functie is mogelijk niet beschikbaar voor gebruikers met standaardrechten op uw VAIO-computer.
Meld u bij de computer aan als gebruiker met beheerdersrechten.
Als u zich aanmeldt als andere gebruiker zonder de vorige gebruiker af te melden, werken de BLUETOOTH-apparaten niet.
Meld u af voordat u van gebruiker wisselt.
Maak de afstand tussen uw VAIO-computer en het BLUETOOTH-apparaat kleiner dan 10 meter.
Als de computer meer dan 10 meter verwijderd is van het BLUETOOTH-apparaat, is er geen communicatie mogelijk.
Het is ook mogelijk dat de computer niet kan communiceren met het BLUETOOTH-apparaat als het apparaat dichterbij is dan 10 meter als gevolg van obstakels tussen de apparaten, kwaliteit van de radiogolven, de onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en het gebruikte materiaal, of actieve toepassingen. Plaats in een dergelijk geval de computer verder van de obstakels of dichter bij het apparaat.
Controleer of de BLUETOOTH-functie van het apparaat waarmee u wilt communiceren, is ingeschakeld en of het apparaat in een energiebesparingsstand staat.
Controleer of de BLUETOOTH-functie van het apparaat waarmee u wilt communiceren, is ingeschakeld.
Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor meer informatie.
Als het apparaat waarmee u wilt communiceren, al met een ander BLUETOOTH-apparaat communiceert, is het mogelijk dat het niet wordt gevonden of dat het niet met uw VAIO-computer kan communiceren.
Controleer of de BLUETOOTH-functie ingeschakeld is.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer vervolgens Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster.
Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Bluetooth onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Controleer de BLUETOOTH-instellingen.
Open het Configuratiescherm (Control Panel) en selecteer Hardware en geluiden (Hardware and Sound) en Apparaten en printers (Devices and Printers).
Klik met de rechtermuisknop op het computerpictogram en selecteer Bluetooth-instellingen (Bluetooth settings) en het aankruisvakje Het Bluetooth-pictogram in het systeemvak weergeven (Show the Bluetooth icon in the notification area).
Zie Configuratiescherm (Control Panel) openen voor informatie over het openen van het Configuratiescherm (Control Panel).
Zie Wat moet ik doen als ik het BLUETOOTH(R)-apparaat waarmee ik wil communiceren, niet kan vinden?.
Zorg dat de verificatie (koppeling) tussen het apparaat en uw VAIO-computer correct is uitgevoerd.
Bij sommige BLUETOOTH-apparaten is verificatie (koppeling) vereist voordat een verbinding tot stand wordt gebracht met een ander apparaat. Voer het verificatieproces uit voordat u verbinding maakt met dergelijke apparaten.
Controleer of uw VAIO-computer detectie door andere BLUETOOTH-apparaten toestaat.
Selecteer(pijl) in het systeemvak, klik met de rechtermuisknop op
(het pictogram voor BLUETOOTH) en selecteer Instellingen openen (Open Settings) om het instellingenvenster te openen.
Selecteer het tabblad Opties (Options) en zorg ervoor dat het aankruisvakje Deze computer mag met Bluetooth-apparaten worden gedetecteerd (Allow Bluetooth devices to find this computer) is geselecteerd.
Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Controleer of de BLUETOOTH-functie ingeschakeld is.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer vervolgens Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster.
Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Bluetooth onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Houd de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt. Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is. Start vervolgens de computer opnieuw op en voer het juiste wachtwoord in.
Houd er bij het invoeren van het wachtwoord rekening mee dat onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, kunt u uw VAIO-computer niet starten. Zie Wat moet ik doen als ik het opstartwachtwoord van mijn VAIO-computer ben vergeten? voor meer informatie.
Als u het wachtwoord bent vergeten (Het opstartwachtwoord instellen/wijzigen), kunt u uw VAIO-computer niet starten.
U bent uw gebruikerswachtwoord vergeten:
Voer het computerwachtwoord in om het gebruikerswachtwoord opnieuw in te stellen in het scherm BIOS Setup.
U bent uw computerwachtwoord vergeten:
U moet het wachtwoord opnieuw laten instellen. Hiervoor worden kosten in rekening gebracht. Neem contact op met een bevoegd service/supportcentrum van Sony om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
Bij het Windows-wachtwoord wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Controleer u wachtwoord en voer het opnieuw in.
Meldt u aan met een gebruikersaccount dat beheerdersrechten heeft om uw wachtwoord opnieuw in te stellen.
Als u alle wachtwoorden van de systeembeheeraccounts bent vergeten, kunt u het Windows-wachtwoord niet opnieuw instellen. U moet het systeem herstellen. Zie Herstel voor meer informatie.
Als u het wachtwoord bent vergeten (Het opstartwachtwoord instellen/wijzigen), kunt u uw VAIO-computer niet starten.
U bent uw gebruikerswachtwoord vergeten:
Voer het computerwachtwoord in om het gebruikerswachtwoord opnieuw in te stellen in het scherm BIOS Setup.
U bent uw computerwachtwoord vergeten:
U moet het wachtwoord opnieuw laten instellen. Hiervoor worden kosten in rekening gebracht. Neem contact op met een bevoegd service/supportcentrum van Sony om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
Controleer of de instelling USB opladen (USB Charging) is ingeschakeld. Zie Een USB-apparaat opladen voor meer informatie.
Sommige typen geheugenkaarten zijn voorzien van een schrijfbeveiliging om te voorkomen dat gegevens per ongeluk worden gewist of overschreven. Zorg dat het wispreventienokje in de ontgrendelde stand staat.
U kunt geen SD-geheugenkaarten gebruiken als Disabled geselecteerd is voor de SD-sleuf in het scherm van de BIOS-instellingen.
Wijzig in dat geval de BIOS-instelling. Zie Het gebruik van ingebouwde apparaten beperken voor meer informatie.
Het afspelen van high-definition video's is een grote belasting voor de hardwarebronnen, zoals de CPU, de GPU of het systeemgeheugen, waardoor de prestaties van uw VAIO-computer verminderen. Tijdens het afspelen van video's zijn mogelijk bepaalde acties en/of functies niet beschikbaar, treden er onderbrekingen op in het geluid, gaan frames verloren of mislukt het afspelen, afhankelijk van de configuratie van computer.
Als uw VAIO-computer op batterijvoeding werkt, wordt de CPU-klokfrequentie verlaagd om voeding te sparen. Hierdoor werkt de computer trager. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Houd uw apparaat met NFC/One-touch-functies zo dicht mogelijk bij uw VAIO-computer.
Als de NFC/One-touch-functies nog steeds niet werkt, beweeg het apparaat dan een stukje omhoog of omlaag, of haal het apparaat gedurende 10 seconden bij de computer weg en houd het dan opnieuw tegen de computer aan.
Zorg ervoor dat NFC/One-touch-functies op het ondersteunde apparaat ingeschakeld zijn.
Afhankelijk van het door u gebruikte apparaat moet u mogelijk de instellingen van het apparaat wijzigen. Voor nadere informatie raadpleegt u de handleiding bij uw apparaat.
Schakel NFC/One-touch-functies in.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster. Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling NFC onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Houd behalve het apparaat met NFC/One-touch-functies geen metalen voorwerp in de buurt van het contactpunt op uw VAIO-computer.
Maak met uw VAIO-computer niet tegelijkertijd contact met meer dan één apparaat dat ondersteund is met de NFC/One-touch-functies.
Als NFC/One-touch-functies nog steeds niet functioneert na het uitvoeren van bovenstaande handelingen, moet u uw VAIO-computer opnieuw starten.
Het afspelen van high-definition video's is een grote belasting voor de hardwarebronnen, zoals de CPU, de GPU of het systeemgeheugen, waardoor de prestaties van uw VAIO-computer verminderen. Tijdens het afspelen van video's zijn mogelijk bepaalde acties en/of functies niet beschikbaar, treden er onderbrekingen op in het geluid, gaan frames verloren of mislukt het afspelen, afhankelijk van de configuratie van computer.
Kijk op de website van het spel of er patches of updates kunnen worden gedownload.
Zorg dat u de meest recente videostuurprogrammasoftware hebt geïnstalleerd.
Op sommige VAIO-computermodellen wordt het grafische geheugen gedeeld met het systeem. In dit geval kunnen geen optimale grafische prestaties worden gegarandeerd.
Het afspelen van high-definition video's is een grote belasting voor de hardwarebronnen, zoals de CPU, de GPU of het systeemgeheugen, waardoor de prestaties van uw VAIO-computer verminderen. Tijdens het afspelen van video's zijn mogelijk bepaalde acties en/of functies niet beschikbaar, treden er onderbrekingen op in het geluid, gaan frames verloren of mislukt het afspelen, afhankelijk van de configuratie van computer.
Als een MAC-adresfilter is ingeschakeld voor uw toegangspunt, registreert u het MAC-adres van uw VAIO-computer in het configuratiescherm van het toegangspunt. Anders kan de computer geen verbinding maken met het toegangspunt.
Open Opdrachtprompt (Command Prompt), voer "ipconfig /all" in en druk vervolgens op Enter. U vindt het fysieke adres (MAC-adres) in het veld Fysiek adres (Physical Address) onder Draadloze LAN-adapter Wi-Fi (Wireless LAN adapter Wi-Fi).
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het openen van Opdrachtprompt (Command Prompt).
Plaats uw VAIO-computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door afstand, obstakels, configuratie van apparaten, kwaliteit van radiogolven/interferentie, bouwmateriaal, actieve toepassingen enzovoort.
Als u een toegangspunt gebruikt, kan het apparaat tijdelijk overbelast zijn, afhankelijk van het aantal apparaten dat communiceert via het toegangspunt.
Wacht even en probeer het opnieuw.
Wijzig de kanaalinstellingen van uw toegangspunt. Door het kanaal te wijzigen, kan de interferentie op uw draadloze netwerk afnemen en de communicatiesnelheid toenemen.
Als er interferentie is op het kanaal van het toegangspunt, kan de communicatiesnelheid afnemen.
Als het toegangspunt de werking van andere toegangspunten verstoort, wijzigt u het kanaal voor het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Controleer of er geen magnetron wordt gebruikt in nabijheid van uw draadloze Wi-Fi-apparaten.
De 2,4GHz-frequentieband waarmee Wi-Fi werkt, wordt gebruikt door verschillende apparaten. Als u een magnetron gebruikt terwijl u communiceert via Wi-Fi, kan de gegevensoverdracht langzamer worden, het communicatiebereik afnemen of de communicatie worden onderbroken.
Schakel de Wi-Fi-functie in.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster.
Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Als u de Wi-Fi-functie wilt gebruiken op uw VAIO-computer, moet u de Wi-Fi-instellingen configureren.
Controleer de Wi-Fi-instellingen van de computer. Zie Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor meer informatie.
Zorg ervoor dat het draadloze apparaat is ingeschakeld in het BIOS-instellingenscherm.
Als u in het BIOS-instellingenscherm Disabled hebt geselecteerd voor het draadloze apparaat, kunt u de draadloze functie niet gebruiken. In dat geval selecteert u Enable. Zie Het gebruik van ingebouwde apparaten beperken voor meer informatie.
Als u een hulpprogramma voor de configuratie van verbindingen hebt geïnstalleerd dat is geleverd bij een extern Wi-Fi-product, verwijdert u dit hulpprogramma.
Als een hulpprogramma voor de configuratie is geïnstalleerd, kan Windows de Wi-Fi-instellingen mogelijk niet configureren. Noteer uw instellingen (bijvoorbeeld beveiligingssleutels) voordat u het hulpprogramma verwijdert.
U vindt de sleutel in het instellingenscherm van uw toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Zie Wat moet ik doen als ik de Wi-Fi(R)-functie (draadloos LAN) niet kan gebruiken?.
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Controleer de instellingen van het toegangspunt.
Bij de volgende instellingen kan uw VAIO-computer mogelijk geen verbinding maken met een toegangspunt of is de verbinding mogelijk instabiel.
Als in het toegangspunt is ingesteld dat communicatie met een apparaat waarvoor de SSID is ingesteld op "ANY" moet worden geweigerd, en de SSID van uw VAIO-computer of het toegangspunt is ingesteld op "ANY".
Als de stealth-modus van het toegangspunt is ingeschakeld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie of neem contact op met uw Wi-Fi-serviceprovider.
Zorg ervoor dat uw VAIO-computer het toegangspunt verbinding met elkaar hebben. Zie Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor meer informatie.
De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door afstand, obstakels, configuratie van apparaten, kwaliteit van radiogolven/interferentie, bouwmateriaal, actieve toepassingen enz.
Plaats uw VAIO-computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings) en
(het netwerkpictogram).
Controleer of uw toegangspunt wordt weergegeven.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Als een MAC-adresfilter is ingeschakeld voor uw toegangspunt, registreert u het MAC-adres van uw VAIO-computer in het configuratiescherm van het toegangspunt. Anders kan de computer geen verbinding maken met het toegangspunt.
Open Opdrachtprompt (Command Prompt), voer "ipconfig /all" in en druk vervolgens op Enter. U vindt het fysieke adres (MAC-adres) in het veld Fysiek adres (Physical Address) onder Draadloze LAN-adapter Wi-Fi (Wireless LAN adapter Wi-Fi).
Zie Apps, Instellingen (Settings) of Bestanden (Files) zoeken/starten voor informatie over het openen van Opdrachtprompt (Command Prompt).
Plaats uw VAIO-computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door afstand, obstakels, configuratie van apparaten, kwaliteit van radiogolven/interferentie, bouwmateriaal, actieve toepassingen enzovoort.
Als u een toegangspunt gebruikt, kan het apparaat tijdelijk overbelast zijn, afhankelijk van het aantal apparaten dat communiceert via het toegangspunt.
Wacht even en probeer het opnieuw.
Wijzig de kanaalinstellingen van uw toegangspunt. Door het kanaal te wijzigen, kan de interferentie op uw draadloze netwerk afnemen en de communicatiesnelheid toenemen.
Als er interferentie is op het kanaal van het toegangspunt, kan de communicatiesnelheid afnemen.
Als het toegangspunt de werking van andere toegangspunten verstoort, wijzigt u het kanaal voor het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Controleer of er geen magnetron wordt gebruikt in nabijheid van uw draadloze Wi-Fi-apparaten.
De 2,4GHz-frequentieband waarmee Wi-Fi werkt, wordt gebruikt door verschillende apparaten. Als u een magnetron gebruikt terwijl u communiceert via Wi-Fi, kan de gegevensoverdracht langzamer worden, het communicatiebereik afnemen of de communicatie worden onderbroken.
Schakel de Wi-Fi-functie in.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster.
Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Wi-Fi onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Als u de Wi-Fi-functie wilt gebruiken op uw VAIO-computer, moet u de Wi-Fi-instellingen configureren.
Controleer de Wi-Fi-instellingen van de computer. Zie Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor meer informatie.
Zorg ervoor dat het draadloze apparaat is ingeschakeld in het BIOS-instellingenscherm.
Als u in het BIOS-instellingenscherm Disabled hebt geselecteerd voor het draadloze apparaat, kunt u de draadloze functie niet gebruiken. In dat geval selecteert u Enable. Zie Het gebruik van ingebouwde apparaten beperken voor meer informatie.
Als u een hulpprogramma voor de configuratie van verbindingen hebt geïnstalleerd dat is geleverd bij een extern Wi-Fi-product, verwijdert u dit hulpprogramma.
Als een hulpprogramma voor de configuratie is geïnstalleerd, kan Windows de Wi-Fi-instellingen mogelijk niet configureren. Noteer uw instellingen (bijvoorbeeld beveiligingssleutels) voordat u het hulpprogramma verwijdert.
U vindt de sleutel in het instellingenscherm van uw toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor meer informatie.
Zie Wat moet ik doen als ik de Wi-Fi(R)-functie (draadloos LAN) niet kan gebruiken?.
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Controleer de instellingen van het toegangspunt.
Bij de volgende instellingen kan uw VAIO-computer mogelijk geen verbinding maken met een toegangspunt of is de verbinding mogelijk instabiel.
Als in het toegangspunt is ingesteld dat communicatie met een apparaat waarvoor de SSID is ingesteld op "ANY" moet worden geweigerd, en de SSID van uw VAIO-computer of het toegangspunt is ingesteld op "ANY".
Als de stealth-modus van het toegangspunt is ingeschakeld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie of neem contact op met uw Wi-Fi-serviceprovider.
Zorg ervoor dat uw VAIO-computer het toegangspunt verbinding met elkaar hebben. Zie Wi-Fi(R)-communicatie (draadloos LAN) starten voor meer informatie.
De prestaties van de verbinding worden beïnvloed door afstand, obstakels, configuratie van apparaten, kwaliteit van radiogolven/interferentie, bouwmateriaal, actieve toepassingen enz.
Plaats uw VAIO-computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings) en
(het netwerkpictogram).
Controleer of uw toegangspunt wordt weergegeven.
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
De snelheid van de gegevensoverdracht hangt af van de obstakels en/of de afstand tussen de twee apparaten, de kwaliteit van de radiogolven, de configuratie van het apparaat of de gebruikte toepassingen.
Zet uw VAIO-computer en het BLUETOOTH-apparaat dichter bij elkaar.
Als de versie van de BLUETOOTH-standaard die wordt gebruikt op het BLUETOOTH-apparaat waarmee u wilt communiceren, niet gelijk is aan de versie die wordt gebruikt op uw VAIO-computer, kan de communicatiesnelheid afnemen.
Als uw VAIO-computer voldoet aan de normen van de BLUETOOTH-hogesnelheidstechnologie en als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan, is hogesnelheidscommunicatie beschikbaar. Sommige BLUETOOTH-profielen ondersteunen geen hogesnelheidsoverdracht.
Het BLUETOOTH-apparaat waarmee u wilt communiceren, ondersteunt BLUETOOTH-hogesnelheidstechnologie.
De functies voor Wi-Fi(R) (draadloos LAN) en BLUETOOTH op de computer zijn ingeschakeld.
De BLUETOOTH-functie is mogelijk niet beschikbaar voor gebruikers met standaardrechten op uw VAIO-computer.
Meld u bij de computer aan als gebruiker met beheerdersrechten.
Als u zich aanmeldt als andere gebruiker zonder de vorige gebruiker af te melden, werken de BLUETOOTH-apparaten niet.
Meld u af voordat u van gebruiker wisselt.
Maak de afstand tussen uw VAIO-computer en het BLUETOOTH-apparaat kleiner dan 10 meter.
Als de computer meer dan 10 meter verwijderd is van het BLUETOOTH-apparaat, is er geen communicatie mogelijk.
Het is ook mogelijk dat de computer niet kan communiceren met het BLUETOOTH-apparaat als het apparaat dichterbij is dan 10 meter als gevolg van obstakels tussen de apparaten, kwaliteit van de radiogolven, de onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en het gebruikte materiaal, of actieve toepassingen. Plaats in een dergelijk geval de computer verder van de obstakels of dichter bij het apparaat.
Controleer of de BLUETOOTH-functie van het apparaat waarmee u wilt communiceren, is ingeschakeld en of het apparaat in een energiebesparingsstand staat.
Controleer of de BLUETOOTH-functie van het apparaat waarmee u wilt communiceren, is ingeschakeld.
Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor meer informatie.
Als het apparaat waarmee u wilt communiceren, al met een ander BLUETOOTH-apparaat communiceert, is het mogelijk dat het niet wordt gevonden of dat het niet met uw VAIO-computer kan communiceren.
Controleer of de BLUETOOTH-functie ingeschakeld is.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer vervolgens Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster.
Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Bluetooth onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Controleer de BLUETOOTH-instellingen.
Open het Configuratiescherm (Control Panel) en selecteer Hardware en geluiden (Hardware and Sound) en Apparaten en printers (Devices and Printers).
Klik met de rechtermuisknop op het computerpictogram en selecteer Bluetooth-instellingen (Bluetooth settings) en het aankruisvakje Het Bluetooth-pictogram in het systeemvak weergeven (Show the Bluetooth icon in the notification area).
Zie Configuratiescherm (Control Panel) openen voor informatie over het openen van het Configuratiescherm (Control Panel).
Zie Wat moet ik doen als ik het BLUETOOTH(R)-apparaat waarmee ik wil communiceren, niet kan vinden?.
Zorg dat de verificatie (koppeling) tussen het apparaat en uw VAIO-computer correct is uitgevoerd.
Bij sommige BLUETOOTH-apparaten is verificatie (koppeling) vereist voordat een verbinding tot stand wordt gebracht met een ander apparaat. Voer het verificatieproces uit voordat u verbinding maakt met dergelijke apparaten.
Controleer of uw VAIO-computer detectie door andere BLUETOOTH-apparaten toestaat.
Selecteer(pijl) in het systeemvak, klik met de rechtermuisknop op
(het pictogram voor BLUETOOTH) en selecteer Instellingen openen (Open Settings) om het instellingenvenster te openen.
Selecteer het tabblad Opties (Options) en zorg ervoor dat het aankruisvakje Deze computer mag met Bluetooth-apparaten worden gedetecteerd (Allow Bluetooth devices to find this computer) is geselecteerd.
Zie Het Bureaublad (Desktop) openen voor informatie over het openen van het bureaublad.
Controleer of de BLUETOOTH-functie ingeschakeld is.
Open de charms en selecteer de charmInstellingen (Settings).
Selecteer Pc-instellingen wijzigen (Change PC settings) in de rechterbenedenhoek en selecteer vervolgens Draadloos (Wireless) in het linkerdeelvenster.
Schakel Vliegtuigstand (Airplane mode) uit en wijzig de instelling Bluetooth onder Draadloze apparaten (Wireless devices) in Aan (On).
Zie De charms openen voor informatie over het openen van de charms.
Probeer de onderstaande suggesties:
Start VAIO Care om een oplossing te zoeken. Zie Uw VAIO-computer in optimale conditie houden (VAIO Care) voor meer informatie.
Herstel de systeembestanden van uw computer.
Zet de computer terug naar een herstelpunt dat u hebt gemaakt voordat uw VAIO-computer instabiel werd. Zie Systeembestanden herstellen met het herstelpunt als u Windows niet kunt starten voor meer informatie.
Verwijder een toepassing of stuurprogramma als uw VAIO-computer instabiel is geworden na installatie van deze toepassing of dit stuurprogramma.
Installeer de vooraf geïnstalleerde toepassingen of stuurprogramma's opnieuw op uw VAIO-computer als deze toepassingen of stuurprogramma's niet goed werken. Zie Hoe kan ik de oorspronkelijke toepassingen en stuurprogramma's opnieuw installeren? voor meer informatie.
Herstel uw VAIO-computer met een systeemkopie als u deze hebt gemaakt. Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie.
Als het probleem aanhoudt, volgt u de instructies in Vernieuwen van uw VAIO-computer om het besturingssysteem opnieuw te installeren.
Als het probleem aanhoudt nadat u uw VAIOcomputer hebt vernieuwd, volgt u de instructies in Herstel vanaf het herstelgebied om uw computer te herstellen.
Het kan zijn dat de computer de functie Vernieuwen niet ondersteunt. Dit is afhankelijk van uw model.
Maak herstelmedia als u nog geen herstelmedia hebt gemaakt. Zie Herstelmedia maken.
Maak een back-up van belangrijke gegevens voordat u uw VAIO-computer herstelt. Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie.
Tijdens het herstel van uw VAIO-computer worden alle gegevens op het ingebouwde opslagapparaat verwijderd.
Probeer de onderstaande suggesties:
Herstel de systeembestanden van uw computer.
Zet de computer terug naar een herstelpunt dat u hebt gemaakt voordat uw VAIO-computer instabiel werd. Zie Systeembestanden herstellen met het herstelpunt als u Windows niet kunt starten voor meer informatie.
Herstel uw VAIO-computer met een systeemkopie als u deze hebt gemaakt. Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie.
Alle bestanden die zijn gemaakt of gewijzigd nadat de systeemkopie is gemaakt, zullen niet worden hersteld.
Van deze bestanden moet u een back-up maken met VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions). Zie Reservekopieën maken van uw gegevens als u Windows niet kunt starten voor meer informatie.
Gebruik VAIO Hardware Diagnostiek (VAIO Hardware Diagnostics) om problemen vast te stellen op uw VAIO-computer.
Met deze toepassing kunt u controleren of de computerhardware (CPU, geheugenmodule, ingebouwd opslagapparaat) moet worden vervangen.
U start VAIO Hardware Diagnostiek (VAIO Hardware Diagnostics) door Extra (Tools) en VAIO Hardware Diagnostiek (VAIO Hardware Diagnostics) te selecteren in VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions).
Volg de instructies in Herstel vanaf het herstelgebied om uw VAIO-computer te herstellen.
Als u van uw gegevens geen back-up heeft gemaakt, zorg dan dat u alsnog een back-up maakt van uw waardevolle gegevens met VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) voordat u uw VAIO-computer herstelt. Zie Reservekopieën maken van uw gegevens als u Windows niet kunt starten voor meer informatie.
Als u een back-up heeft gemaakt met de back-upfunctie van Windows voordat uw VAIO-computer instabiel werd, maar u heeft het bestand pas daarna aangemaakt of gewijzigd, moet u daarvan een back-up maken met VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions).
Tijdens het herstel van uw VAIO-computer worden alle gegevens op het ingebouwde opslagapparaat verwijderd.
Koppel alle overbodige externe apparaten los van uw VAIO-computer.
Probeer de onderstaande suggesties:
Controleer de conditie van de herstelmedia. Als u optische schijven gebruikt, kijkt u of de schijven vies of beschadigd zijn. Als de schijven niet schoon zijn, reinigt u ze en probeert u uw VAIO-computer opnieuw te herstellen.
Als u uw VAIO-computer niet kunt herstellen vanaf het herstelgebied, start u de computer opnieuw op en herstelt u de computer opnieuw vanaf het herstelgebied, of gebruikt u herstelmedia.
Als u uw VAIO-computer niet kunt herstellen vanaf een optisch USB-station of een USB-flashstation, sluit u het station aan op een andere USB-poort of op de USB-poort die voldoet aan de USB 2.0-standaard (indien aanwezig). Schakel uw computer vervolgens uit en probeer deze opnieuw te herstellen. Zie Herstel vanaf het herstelgebied voor meer informatie.
Als het probleem aanhoudt, gaat u naar de ondersteuningswebsite van VAIO voor meer ondersteuning.
Probeer de onderstaande suggesties:
Download en installeer de laatste updates met behulp van VAIO Update. Zie VAIO Update gebruiken voor meer informatie.
Start uw VAIO-computer opnieuw op. Probeer vervolgens opnieuw herstelmedia te maken.
Als er een wisselstroomadapter met een extern optisch schijfstation is bijgeleverd, sluit u de wisselstroomadapter aan op een netspanningsbron.
Probeer andere betrouwbare media.
Als het probleem aanhoudt, gaat u naar de ondersteuningswebsite van VAIO voor meer ondersteuning.
U maakt herstelmedia met de functie VAIO Care. Zie Herstelmedia maken voor meer informatie.
Herstel uw VAIO-computer vanaf een herstelmedium als u de apps heeft gebruikt om de herstelomgeving te wijzigen, een afwijkend besturingssysteem geïnstalleerd heeft dan het oorspronkelijke besturingssysteem, of het ingebouwde opslagapparaat geformatteerd heeft zonder daarvoor VAIO Care (reddingsmodus): VAIO hersteloplossingen (VAIO Care (Rescue Mode): VAIO recovery solutions) te hebben gebruikt.
Als het probleem aanhoudt, gaat u naar de ondersteuningswebsite van VAIO voor meer ondersteuning.
Er zijn twee manieren om het systeem van uw VAIO-computer te herstellen: Herstellen vanaf herstelmedia en Herstel vanaf het herstelgebied.
U kunt de vooraf geïnstalleerde toepassingen en stuurprogramma's herstellen via VAIO Care. Wanneer u deze wilt herstellen, start u VAIO Care (Uw VAIO-computer in optimale conditie houden (VAIO Care)) en selecteert u achtereenvolgens Geavanceerde hulpprogramma's (Advanced Tools), Herstel en terugzetten (Restore and recovery) en Toepassingen en stuurprogramma's opnieuw installeren (Reinstall Applications and Drivers).
Raadpleeg het Help-bestand bij VAIO Care voor meer informatie.
Houd de knop(Aan/Uit (Power)) langer dan vier seconden ingedrukt. Als uw VAIO-computer een stroomlampje heeft, let er dan op dat dit uit is. Start vervolgens de computer opnieuw op en voer het juiste wachtwoord in.
Houd er bij het invoeren van het wachtwoord rekening mee dat onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, kunt u uw VAIO-computer niet starten. Zie Wat moet ik doen als ik het opstartwachtwoord van mijn VAIO-computer ben vergeten? voor meer informatie.
Als u het wachtwoord bent vergeten (Het opstartwachtwoord instellen/wijzigen), kunt u uw VAIO-computer niet starten.
U bent uw gebruikerswachtwoord vergeten:
Voer het computerwachtwoord in om het gebruikerswachtwoord opnieuw in te stellen in het scherm BIOS Setup.
U bent uw computerwachtwoord vergeten:
U moet het wachtwoord opnieuw laten instellen. Hiervoor worden kosten in rekening gebracht. Neem contact op met een bevoegd service/supportcentrum van Sony om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
Bij het Windows-wachtwoord wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Controleer u wachtwoord en voer het opnieuw in.
Meldt u aan met een gebruikersaccount dat beheerdersrechten heeft om uw wachtwoord opnieuw in te stellen.
Als u alle wachtwoorden van de systeembeheeraccounts bent vergeten, kunt u het Windows-wachtwoord niet opnieuw instellen. U moet het systeem herstellen. Zie Herstel voor meer informatie.
Als u het wachtwoord bent vergeten (Het opstartwachtwoord instellen/wijzigen), kunt u uw VAIO-computer niet starten.
U bent uw gebruikerswachtwoord vergeten:
Voer het computerwachtwoord in om het gebruikerswachtwoord opnieuw in te stellen in het scherm BIOS Setup.
U bent uw computerwachtwoord vergeten:
U moet het wachtwoord opnieuw laten instellen. Hiervoor worden kosten in rekening gebracht. Neem contact op met een bevoegd service/supportcentrum van Sony om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
Controleer of de printerinstellingen correct zijn geconfigureerd.
Raadpleeg de handleiding bij de printer voor meer informatie over de printerinstellingen.
Controleer of de printer aanstaat.
Raadpleeg de handleiding bij de printer voor meer informatie.
Zorg dat de netadapter goed is aangesloten op de printer en het stopcontact.
Controleer of het juiste printerstuurprogramma is geïnstalleerd.
Als u een nieuwe printer aansluit, moet u eerst het printerstuurprogramma instellen.
Raadpleeg de handleiding bij de printer voor meer informatie over het instellen van het printerstuurprogramma of ga naar de website van de producent.
Controleer of de status van uw printer online of gereed is.
Controleer vervolgens of de printerinstellingen correct zijn geconfigureerd zoals aangegeven in de handleiding bij de printer.
Controleer of de printer is ingesteld op Als standaardprinter instellen (Set as Default Printer).
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie.
Controleer of uw printer compatibel is met het besturingssysteem Windows dat op uw VAIO-computer is geïnstalleerd.
Controleer of uw printer is aangesloten op het netwerk (LAN).
Als de printer direct is verbonden met het netwerk (LAN), kijkt u of de router of hub aanstaat.
Als de printer is verbonden met een printerserver, kijkt u of er een foutmelding wordt weergegeven op de printerserver.
Controleer of uw toepassing goed werkt.
Mogelijk ondersteunt uw toepassing de indeling van het document niet. In dat geval wordt uw document niet correct afgedrukt.
Neem contact op met de fabrikant van de toepassing of uw printer.
Controleer of de juiste printerpoort is geselecteerd voor uw printer.
Raadpleeg de handleiding bij de printer voor meer informatie over het instellen van de printerpoort, of neem contact op met de fabrikant.
Controleer of het USB-apparaat is ingeschakeld en een eigen stroomvoorziening gebruikt.
Als u een digitale camera gebruikt, controleert u of de batterijset is opgeladen.
Als u een printer gebruikt, controleert u of de stroomkabel correct is aangesloten op een stopcontact.
U moet mogelijk een USB-stuurprogramma installeren voor het USB-apparaat voordat u het apparaat aansluit. Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
Probeer een andere USB-poort van uw VAIO-computer. Het USB-stuurprogramma kan zijn geconfigureerd voor de poort die u gebruikte toen u het apparaat voor het eerst aansloot.
USB-hubs kunnen ertoe leiden dat het USB-apparaat niet werkt vanwege een stroomverdelingsstoring. Het wordt aanbevolen het apparaat rechtstreeks zonder hub op uw VAIO-computer aan te sluiten.
Controleer of er een USB-opslagapparaat beschikbaar is.
De USB-poorten zijn uitgeschakeld als in het BIOS-instellingenscherm Disabled is ingeschakeld voor de USB-poorten. Wijzig in dat geval de BIOS-instelling. Zie Het gebruik van ingebouwde apparaten beperken voor meer informatie.
Controleer of de printerinstellingen correct zijn geconfigureerd.
Raadpleeg de handleiding bij de printer voor meer informatie over de printerinstellingen.
Controleer of de printer aanstaat.
Raadpleeg de handleiding bij de printer voor meer informatie.
Zorg dat de netadapter goed is aangesloten op de printer en het stopcontact.
Controleer of het juiste printerstuurprogramma is geïnstalleerd.
Als u een nieuwe printer aansluit, moet u eerst het printerstuurprogramma instellen.
Raadpleeg de handleiding bij de printer voor meer informatie over het instellen van het printerstuurprogramma of ga naar de website van de producent.
Controleer of de status van uw printer online of gereed is.
Controleer vervolgens of de printerinstellingen correct zijn geconfigureerd zoals aangegeven in de handleiding bij de printer.
Controleer of de printer is ingesteld op Als standaardprinter instellen (Set as Default Printer).
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) (Windows Help en ondersteuning (Windows Help and Support) openen) voor meer informatie.
Controleer of uw printer compatibel is met het besturingssysteem Windows dat op uw VAIO-computer is geïnstalleerd.
Controleer of uw printer is aangesloten op het netwerk (LAN).
Als de printer direct is verbonden met het netwerk (LAN), kijkt u of de router of hub aanstaat.
Als de printer is verbonden met een printerserver, kijkt u of er een foutmelding wordt weergegeven op de printerserver.
Controleer of uw toepassing goed werkt.
Mogelijk ondersteunt uw toepassing de indeling van het document niet. In dat geval wordt uw document niet correct afgedrukt.
Neem contact op met de fabrikant van de toepassing of uw printer.
Controleer of de juiste printerpoort is geselecteerd voor uw printer.
Raadpleeg de handleiding bij de printer voor meer informatie over het instellen van de printerpoort, of neem contact op met de fabrikant.
Controleer of het USB-apparaat is ingeschakeld en een eigen stroomvoorziening gebruikt.
Als u een digitale camera gebruikt, controleert u of de batterijset is opgeladen.
Als u een printer gebruikt, controleert u of de stroomkabel correct is aangesloten op een stopcontact.
U moet mogelijk een USB-stuurprogramma installeren voor het USB-apparaat voordat u het apparaat aansluit. Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
Probeer een andere USB-poort van uw VAIO-computer. Het USB-stuurprogramma kan zijn geconfigureerd voor de poort die u gebruikte toen u het apparaat voor het eerst aansloot.
USB-hubs kunnen ertoe leiden dat het USB-apparaat niet werkt vanwege een stroomverdelingsstoring. Het wordt aanbevolen het apparaat rechtstreeks zonder hub op uw VAIO-computer aan te sluiten.
Controleer of er een USB-opslagapparaat beschikbaar is.
De USB-poorten zijn uitgeschakeld als in het BIOS-instellingenscherm Disabled is ingeschakeld voor de USB-poorten. Wijzig in dat geval de BIOS-instelling. Zie Het gebruik van ingebouwde apparaten beperken voor meer informatie.