Koppelen en verbinden met een BLUETOOTH-apparaat
-
Plaats het BLUETOOTH-apparaat binnen 1 meter van dit systeem.
-
Verschuif de POWER/HOLD-schakelaar naar POWER ON/OFF totdat de stroomindicator groen oplicht om het systeem in te schakelen.
-
Voer de procedure voor het koppelen uit met het BLUETOOTH-apparaat om het systeem te herkennen.
-
Maak de BLUETOOTH-verbinding met het BLUETOOTH-apparaat.
-
Zie voor het wissen van alle koppelingsgegevens "Wat kan ik doen om een probleem te verhelpen?"
-
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing die bij het BLUETOOTH-apparaat is geleverd voor details.
-
Bij het koppelen met een BLUETOOTH-apparaat dat geen lijst met herkende apparaten kan weergeven of dat geen scherm heeft, kunt u het apparaat mogelijk koppelen door op zowel het systeem als het BLUETOOTH-apparaat de functie voor het koppelen te activeren. Als in dat geval een ander wachtwoord dan "0000" op het BLUETOOTH-apparaat is ingesteld, is het koppelen met het systeem niet mogelijk.
-
Als BLUETOOTH-apparaten eenmaal gekoppeld zijn, hoeven ze niet opnieuw te worden gekoppeld, behalve in de volgende gevallen:
-
Koppelingsgegevens zijn gewist, bijvoorbeeld na een reparatie.
-
Het systeem is met 9 of meer apparaten gekoppeld. Het systeem kan met maximaal 8 apparaten worden gekoppeld; indien een nieuw apparaat wordt gekoppeld als er al 8 apparaten zijn gekoppeld, wordt het apparaat waarmee het langst geleden verbinding is gemaakt vervangen door het nieuwe.
-
Als de herkenning van het systeem door het apparaat dat u wilt verbinden is gewist.
-
Nadat het systeem werd geïnitialiseerd zijn alle koppelingsgegevens gewist.