Fotobijsnijden

U kunt een bijgesneden beeld tegelijkertijd met het opgenomen beeld opslaan door rasterlijnen met een vooraf gedefinieerd bijsnijgebied te gebruiken.

Om [Fotobijsnijden] in te schakelen, moet aan alle volgende voorwaarden worden voldaan:

  • Voor de rasterlijnen is een bijsnijgebied ingesteld.
  • De rasterlijnen zijn geregistreerd onder een van de instellingen (Eigen 1) tot en met (Eigen 4).
  • MENU[Opname][Opnameweergav.][Fotobijsnijden] is ingesteld op [Aan].
  • MENU[Opname][Opnameweergav.][Stramienlijnwrgv] is ingesteld op [Aan].


Om deze functie te kunnen gebruiken, hebt u tevens een licentie nodig voor de eigen-rasterlijnfunctie. Voor meer informatie over de eigen-rasterlijnfunctie en hoe u bijsnijgebieden kunt instellen voor de rasterlijnen, raadpleegt u de volgende "Helpgids".

https://helpguide.sony.net/di/gridline_2420/v1/h_zz/

  1. Sla rasterlijnen met een bijsnijgebied op een geheugenkaart op en plaats deze in de camera.
  2. MENU[Opname][Opnameweergav.][Stramienlijntype] → Selecteer de registratiebestemming uit (Eigen 1) tot en met (Eigen 4), en selecteer daarna [Importeren].
  3. Selecteer de rasterlijnen met het bijsnijgebied, druk op het midden en selecteer [OK].

    De rasterlijnen worden geregistreerd als aangepaste rasterlijnen.

  4. MENU[Opname][Opnameweergav.][Stramienlijnwrgv][Aan].
  5. MENU[Opname][Opnameweergav.][Fotobijsnijden][Aan].

    Op het scherm wordt een pictogram () afgebeeld dat aangeeft dat [Fotobijsnijden] is ingeschakeld.

  6. Neem een onderwerp op.

    Het oorspronkelijke beeld en een bijgesneden beeld worden opgeslagen.

Hint

  • Bijgesneden beelden worden op het weergavescherm aangeduid met het (Bijsnijden)-pictogram.

Opmerking

  • Wanneer [Fotobijsnijden] is ingeschakeld, kunnen de volgende functies niet worden gebruikt.
    • Auto review
    • Ononderbroken opnemen
  • [Fotobijsnijden] kan niet worden gebruikt in de volgende situaties:
    • Wanneer de transportfunctie is ingesteld op iets anders dan [Enkele opname]
    • Als [Bestandsindeling] is ingesteld op [RAW]
    • Bij een intervalopname
    • Tijdens samengesteld opnemen in het RAW-formaat
    • Tijdens het uitvoeren van [Aang.oproep vergr.1]/[Aang.oproep vergr.2]/[Aang.oproep vergr.3]
  • Zelfs als [Fotobijsnijden] is ingeschakeld, wordt het bijsnijgebied niet afgebeeld op het opnamescherm. Als u tijdens het opnemen het bijsnijgebied wilt controleren, tekent u rasterlijnen met dezelfde positie en grootte als het bijsnijgebied van uw eigen rasterlijnen.
  • Bijgesneden beelden met een andere beeldverhouding dan beschikbaar is op de camera, kunnen niet worden vergroot tijdens het weergeven.
  • Bijgesneden beelden kunnen niet worden bijgesneden.
  • Bij het weergeven van een bijgesneden beeld, worden de rasterlijnen niet afgebeeld.
  • Als bij opnemen op afstand is ingesteld op [Opsl.bestem. stil. bld] is ingesteld op [Alleen bestemming] of [Bestemm.+camera], wordt het bijgesneden beeld niet overgebracht, maar alleen het originele beeld.
  • Er kan een maximale afwijking van 15 pixels zijn tussen het bijsnijgebieden die zijn aangemaakt met "Custom Gridline Generator" en de daadwerkelijke positie van het bijsnijden.
  • Als de camera twee geheugenkaartgleuven heeft, wordt de gleuf met de geheugenkaart waarop het bijgesneden beeld wordt opgeslagen bepaald aan de hand van de camera-instellingen.
    • Als [Opnamemedia] is ingesteld op [Gelijktijdige opn], wordt het bijgesneden beeld opgeslagen op de geheugenkaart in de gleuf die is ingesteld in [Afsp.inst. meer. med].
    • Als [Opnamemedia] is ingesteld op [Opnam. sorteren], en [Bestandsindeling] is ingesteld op [RAW en JPEG] of [RAW en HEIF], wordt het bijgesneden beeld opgeslagen op de geheugenkaart in de gleuf die is ingesteld voor het opnemen van JPEG- of HEIF-beelden. In dit geval wordt [Afsp.inst. meer. med] ingesteld op de gleuf met de geheugenkaart waarop het bijgesneden beeld wordt opgeslagen.
TP1002070684