Koppelen en verbinden met een BLUETOOTH-apparaat

Wanneer u voor het eerst verbinding maakt met een BLUETOOTH-apparaat, moeten de toestellen onderling worden geregistreerd (dit wordt "koppelen" genoemd). Door een koppeling door te voeren, kunnen dit toestel en andere apparaten elkaar herkennen.

  1. Plaats het BLUETOOTH-apparaat niet verder dan 1 m verwijderd van dit toestel.
  2. Druk op HOME en raak vervolgens [Settings] aan.
  3. Raak [Bluetooth] aan.
  4. Raak [Bluetooth Connection] en vervolgens [ON] aan.
    Het BLUETOOTH-signaal wordt ingeschakeld en (BLUETOOTH) licht op op de statusbalk van het toestel.
  5. Raak [Pairing] aan.
    (BLUETOOTH) knippert terwijl het toestel zich in de stand-bystand voor de koppeling bevindt.
  6. Voer de koppeling uit op het BLUETOOTH-apparaat zodat het dit toestel detecteert.
  7. Selecteer de modelnaam op het scherm van het BLUETOOTH-apparaat.
    Herhaal de procedure vanaf stap 5 als de modelnaam niet wordt weergegeven.
    Als het scherm voor het bevestigen van de verbinding wordt weergegeven, bevestig dan de verbinding op het BLUETOOTH-apparaat en raak vervolgens [OK] aan op het toestel en/of het BLUETOOTH-apparaat.
  8. Als u een wachtwoord* moet invoeren op het BLUETOOTH-apparaat, voert u [0000] in.
    Als de koppeling doorgevoerd is, blijft (BLUETOOTH) branden.

    * Het wachtwoord kan afhankelijk van het BLUETOOTH-apparaat "toegangscode", "PIN-code", "PIN-getal", "paswoord" enz. worden genoemd.

  9. Selecteer dit toestel op het BLUETOOTH-apparaat om verbinding te maken via BLUETOOTH.
    (mobiele telefoon) of (audio) licht op wanneer de verbinding tot stand is gebracht.

Opmerking

  • Het toestel kan slechts met één BLUETOOTH-apparaat per keer gekoppeld worden.
  • Om de BLUETOOTH-verbinding te verbreken, annuleert u de verbinding via het toestel of het BLUETOOTH-apparaat.