Een lens bevestigen/verwijderen
Schakel de camera uit voordat u de lens bevestigt/verwijdert.
- Haal de lensvattingdop (A) van de camera af en haal de achterlensdop (B) van de achterkant van de lens af.
- Wij adviseren u de voorste lensdop te bevestigen nadat u klaar bent met opnemen.
- Bevestig de lens door de twee witte uitlijnmarkeringen (vattingmarkeringen) op de lens en de camera met elkaar uit te lijnen.
- Houd de camera vast met de lensvatting omlaag gericht om te voorkomen dat stof en vuil in de camera kunnen binnendringen.
- Terwijl u de lens licht tegen de camera aan duwt, draait u de lens langzaam in de richting van de pijl totdat deze vastklikt in de vergrendelde positie.
- Let erop dat u tijdens het bevestigen de lens recht houdt.
De lens eraf halen
Houd de lensontgrendelingsknop (A) ingedrukt en draai de lens in de richting van de pijl tot hij stopt.
Nadat de lens is verwijderd, plaatst u de lensvattingdop op de camera en de lensdoppen op de voor- en achterkant van de lens om te voorkomen dat stof en vuil in de camera en lens kunnen binnendringen.
Opmerking
- Bevestig/verwijder de lens snel en op een stofvrije plaats.
- Druk niet op de lensontgrendelingsknop terwijl u de lens bevestigt.
- Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
- De vattingadapter (los verkrijgbaar) is vereist om een lens met een A-vatting (los verkrijgbaar) te kunnen gebruiken. Als u de vattingadapter gebruikt, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de vattingadapter werd geleverd.
- Als u een lens met een statiefaansluiting gebruikt, bevestigt u een statief op de statiefaansluiting van de lens om het gewicht van de lens en de body beter te balanceren.
- Als u de camera draagt terwijl een lens is bevestigd, houdt u zowel de camera als de lens zorgvuldig vast.
- Houd de lens niet vast aan het gedeelte dat is uitgeschoven ten behoeve van zoomen of scherpstellen.