De besturingsring gebruiken
Door de besturingsring (A) te draaien kunt u de gewenste instellingen voor diverse opnamefuncties onmiddellijk veranderen.
U kunt veelvuldig gebruikte functies ook toewijzen aan de besturingsring door MENU → (Camera- instellingen2) → [Eigen toets] of [Eigen toets] → [Draairing] te selecteren.
Pictogrammen en functienamen worden als volgt op het scherm aangegeven.
Bijv.:
: Stel de zoomvergroting in door de besturingsring te draaien.