Stilstaande beelden opnemen
- U kunt de gewenste opnamefunctie selecteren door de functiekeuzeknop te draaien.
- Stel de hoek van de monitor in en houd de camera vast.Of kijk door de zoeker en houd camera vast.
- Vergroot tijdens het opnemen beelden met de W/T-(zoom)knop.
- Druk de ontspanknop tot halverwege in om scherp te stellen.Als het beeld scherpgesteld is, klinkt een pieptoon en wordt de indicator (zoals ) afgebeeld.
- De kortste opnameafstand is ongeveer 8 cm (W-kant) of 100 cm (T-kant) tussen lens en onderwerp.
- Druk de ontspanknop helemaal in.
Beelden opnemen met de scherpstelling vergrendeld op het gewenste onderwerp (scherpstelvergrendeling)
Neemt beelden op met de scherpstelling vergrendeld op het gewenste onderwerp in de automatische scherpstellingsfunctie.
- MENU → (Camera- instellingen1) → [Scherpstelfunctie] → [Enkelvoudige AF] of [Automatische AF].
- Plaats het onderwerp binnen het AF-gebied en druk de ontspanknop tot halverwege in.
De scherpstelling is vergrendeld.
- Als het moeilijk is om scherp te stellen op het gewenste onderwerp, stelt u [Scherpstelgebied] in op [Midden] of [Flexibel punt].
- Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt en plaats het onderwerp terug op de oorspronkelijke plaats om het beeld opnieuw samen te stellen.
- Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
Hint
- Als het apparaat niet automatisch kan scherpstellen, knippert de scherpstellingsindicator en klinkt geen pieptoon. Maak opnieuw een compositie van de opname of kies een andere instelling voor het scherpstellen.In de functie [Continue AF] brandt en de pieptoon die aangeeft dat het beeld scherpgesteld is klinkt niet.
- Een pictogram dat aangeeft dat data wordt geschreven, wordt afgebeeld na het opnemen. Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het pictogram wordt afgebeeld.
Opmerking
- Als het onderwerp beweegt, kunt u de scherpstelling niet vergrendelen, zelfs niet wanneer [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Automatische AF].