ISO AUTO min. sl.td.

Als u [ISO AUTO] selecteert terwijl de opnamefunctie P (Autom. programma) of A (Diafragmavoorkeuze) is, kunt u de sluitertijd instellen waarop de ISO-gevoeligheid begint te veranderen.
Deze functie is effectief voor het opnemen van bewegende onderwerpen. U kunt de kans op een wazig onderwerp minimaliseren en tegelijkertijd camerabeweging voorkomen.

  1. MENU → (Camera- instellingen1) → [ISO AUTO min. sl.td.] → gewenste instelling.

Menu-onderdelen

FASTER (Sneller)/FAST (Snel):
De ISO-gevoeligheid begint te veranderen bij een sluitertijd korter dan [Standaard], zodat u camerabeweging en wazige onderwerpen kunt voorkomen.
STD (Standaard):
De camera stelt automatisch de sluitertijd in op basis van de brandpuntsafstand van de lens.
SLOW (Langzaam)/SLOWER (Langzamer):
De ISO-gevoeligheid begint te veranderen bij een sluitertijd langer dan [Standaard], zodat u beelden kunt opnemen met minder ruis.
1/800030":
De ISO-gevoeligheid begint te veranderen bij de sluitertijd die u hebt ingesteld.

Hint

  • Het verschil in de sluitertijd waarop de ISO-gevoeligheid begint te veranderen tussen [Sneller], [Snel], [Standaard], [Langzaam] en [Langzamer] is 1 EV.

Opmerking

  • Als de belichting onvoldoende is, ondanks dat de ISO-gevoeligheid is ingesteld op [ISO AUTO maximum] bij [ISO AUTO], zal, om toch met een geschikte belichting te kunnen opnemen, de sluitertijd langer zijn dan de tijd die is ingesteld bij [ISO AUTO min. sl.td.].
  • In de volgende situaties werkt de sluitertijd mogelijk niet zoals ingesteld:
    • Bij gebruik van de flitser om heldere scènes op te nemen. (De maximale sluitertijd is begrensd tot de flitssynchronisatietijd van 1/250 seconde.)
    • Bij gebruik van de flitser om donkere scènes op te nemen terwijl [Flitsfunctie] is ingesteld op [Invulflits]. (De minimale sluitertijd is begrensd tot de tijd die automatisch wordt bepaald door de camera.)