De camera bedienen vanaf een computer (PC-afstandsbedien.f.)
Gebruikt een Wi-Fi- of USB-verbinding, enz. om de camera te bedienen vanaf een computer, inclusief functies zoals opnemen en opslaan van beelden op de computer.
Selecteert van tevoren MENU → (Netwerk) → [Bedien. via smartph.] → [Bedien. via smartph.] → [Uit].
Voor meer informatie over [PC-afstandsbedien.f.], raadpleegt u de volgende URL:
https://support.d-imaging.sony.co.jp/support/tutorial/ilc/l/ilce-9m2/pcremote.php
-
MENU → (Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → selecteer een onderdeel dat u wilt instellen, en selecteer daarna de gewenste instelling.
-
Verbind de camera met de computer en open Imaging Edge (Remote) op de computer.U kunt de camera nu bedienen met behulp van Imaging Edge (Remote).
- De verbindingsmethode tussen de camera en de computer is afhankelijk van de instelling van [PC-afst.b.-verb.meth].
Menu-onderdelen
- PC-afstandsbedien.:
- Stelt in of de functie [PC-afstandsbedien.] moet worden gebruikt of niet. ([Aan] / [Uit])
- PC-afst.b.-verb.meth:
- Selecteert de verbindingsmethode wanneer de camera is aangesloten op een computer met behulp van [PC-afstandsbedien.].([USB]/[Bekabeld LAN]/[Wi-Fi Direct]/[Wi-Fi-toeg.pntverb.])
- Koppeling:
- Wanneer [PC-afst.b.-verb.meth] is ingesteld op [Bekabeld LAN] of [Wi-Fi-toeg.pntverb.], paart u de camera aan de computer.
- Wi-Fi Direct-inform.:
- Beeldt de informatie af die nodig is om verbinding te maken met de camera vanaf de computer wanneer [PC-afst.b.-verb.meth] is ingesteld op [Wi-Fi Direct].
- Opsl.bestem. stil. bld:
- Stelt in of stilstaande beelden zowel in de camera als op de computer moeten worden opgeslagen of niet tijdens het opnemen met PC-afstandsbediening. ([Enkel PC]/[PC+camera]/[Alleen camera])
- RAW+J bld opsl. PC:
- Selecteert het bestandstype van de beelden die moeten worden overgebracht naar de computer wanneer [Opsl.bestem. stil. bld] is ingesteld op [PC+camera]. ([RAW en JPEG]/[Enkel JPEG]/[Enkel RAW])
- Formaat bld opsl. PC:
- Selecteert de bestandsgrootte van de beelden die moeten worden overgebracht naar de computer wanneer [Opsl.bestem. stil. bld] is ingesteld op [PC+camera]. Een JPEG-bestand van het originele formaat of een 2M-gelijkwaardig JPEG-bestand kan worden overgebracht. ([Oorspronkelijk]/[2M])
- Verb. zonder koppel.:
- Selecteert of de camera zonder te koppelen moet worden verbonden met een computer wanneer [PC-afst.b.-verb.meth] is ingesteld op [Bekabeld LAN] of [Wi-Fi-toeg.pntverb.]. (als de versie van de systeemsoftware (firmware) van de camera 2.00 of hoger is) ([Inschakelen]/[Uitschakelen])
De camera en de computer met elkaar verbinden
Als [PC-afst.b.-verb.meth] is ingesteld op [USB]
Verbind de camera en de computer met behulp van een USB Type-C-kabel (bijgeleverd) met elkaar.
Als [PC-afst.b.-verb.meth] is ingesteld op [Bekabeld LAN]
Verbind de camera met behulp van een in de winkel verkrijgbare LAN-kabel met de computer of een switch. De camera en de computer moeten van tevoren zijn gekoppeld als [Verb. zonder koppel.] is ingesteld op [Uitschakelen].
Verbind de camera met behulp van de LAN-kabel met de computer of de switch, en selecteer MENU→ (Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → [Koppeling] op de camera, en gebruik daarna Remote Camera Tool om de camera en de computer te paren. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm voor paren dat op de camera wordt weergegeven om het paren te voltooien.
- De paringsinformatie wordt gewist wanneer u de camera initialiseert.
Als [PC-afst.b.-verb.meth] is ingesteld op [Wi-Fi Direct]
Gebruik de camera als een accesspoint en verbind de computer rechtstreeks met de camera via Wi-Fi.
Selecteer MENU→(Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → [Wi-Fi Direct-inform.] om de Wi-Fi-verbindingsinformatie (SSID en wachtwoord) voor de camera af te beelden. Verbind de computer en de camera met behulp van de Wi-Fi-verbindingsinformatie die op de camera wordt afgebeeld.
Als [PC-afst.b.-verb.meth] is ingesteld op [Wi-Fi-toeg.pntverb.]
Verbind de camera en de computer via Wi-Fi met behulp van een draadloos accesspoint. De camera en de computer moeten van tevoren zijn gekoppeld als [Verb. zonder koppel.] is ingesteld op [Uitschakelen].
Selecteer MENU → (Netwerk) → [Wi-Fi-instellingen] → [WPS-Push] of [Toegangspunt instel.] om de camera te verbinden met het draadloze accesspoint. Verbind de computer met hetzelfde draadloze accesspoint.
Selecteer MENU → (Netwerk) → [PC-afstandsbedien.f.] → [Koppeling] op de camera, en gebruik daarna Imaging Edge (Remote) om de camera en de computer te paren. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm voor paren dat op de camera wordt weergegeven om het paren te voltooien.
- De paringsinformatie wordt gewist wanneer u de camera initialiseert.
Opmerking
- Wanneer een niet-opneembare geheugenkaart in de camera is geplaatst, kunt u geen stilstaande beelden opnemen, zelfs niet als [Opsl.bestem. stil. bld] is ingesteld op [Alleen camera] of [PC+camera].
- Wanneer [Alleen camera] of [PC+camera] is geselecteerd en geen geheugenkaart in de camera is geplaatst, zal de sluiter niet worden ontspannen, zelfs niet wanneer [Opn. zonder geh.krt.] is ingesteld op [Inschakelen].
- Terwijl een stilstaand beeld wordt weergegeven op de camera, kunt u niet opnemen met [PC-afstandsbedien.].
- [RAW+J bld opsl. PC] kan alleen worden geselecteerd wanneer [Bestandsindeling] is ingesteld op [RAW en JPEG].
- Als u [Verb. zonder koppel.] instelt op [Inschakelen], kunnen onbevoegde derden toegang krijgen tot de camera. Sony is niet aansprakelijk voor problemen of schade die ontstaan door het instellen van [Verb. zonder koppel.] op [Inschakelen]. (als de versie van de systeemsoftware (firmware) van de camera 2.00 of hoger is)