De camera bedienen met behulp van een smartphone (NFC One-touch remote)
U kunt dit apparaat verbinden met een NFC-compatibele smartphone door ze elkaar te laten aanraken en daarna kunt u het apparaat bedienen met behulp van de smartphone.
Zorg ervoor dat [Bedien. via smartph.] is ingesteld op [Aan] door MENU → (Netwerk) → [Bedien. via smartph.] te selecteren.
- Activeer de NFC-functie van de smartphone.
- Op een iPhone start u Imaging Edge Mobile en selecteert u daarna [Verbinden met de camera via One-touch (NFC)] onder [Met een nieuwe camera verbinden].
- Zet dit apparaat in de opnamefunctie.
- De NFC-functie is alleen beschikbaar wanneer de (N-markering) wordt afgebeeld op het scherm.
- Houd de smartphone gedurende 1 tot 2 seconden tegen de camera aan.
De smartphone en de camera zijn verbonden.
- U kunt een beeld opnemen met behulp van afstandsbediening terwijl u de compositie van het beeld controleert op het Imaging Edge Mobile-scherm.
Over "NFC"
NFC is een technologie die draadloze communicatie over een korte afstand tussen diverse apparaten mogelijk maakt, zoals mobiele telefoons, IC-tags, enz. NFC vereenvoudigt de datacommunicatie door slechts het aangewezen aanraakpunt aan te raken.
- NFC (Near Field Communication) is een internationale norm voor draadloze communicatie over een korte afstand.
Opmerking
- Als u geen verbinding kunt maken, gaat u als volgt te werk:
- Open Imaging Edge Mobile op uw smartphone en beweeg vervolgens de smartphone langzaam naar de (N-markering) op dit apparaat.
- Als de smartphone in een hoesje zit, haalt u hem eruit.
- Als het apparaat in een hoesje zit, haalt u het eruit.
- Controleer of de NFC-functie is geactiveerd op de smartphone.
- Radiogolfinterferentie kan optreden aangezien Bluetooth-communicatie en Wi-Fi-communicatie (2,4 GHz) gebruik maken van dezelfde frequentieband. Als uw Wi-Fi-verbinding instabiel is, kunt u deze verbeteren door de Bluetooth-functie van de smartphone uit te schakelen. Als u dat doet, is de koppelingsfunctie voor locatie-informatie niet beschikbaar.
- Als [Vliegtuig-stand] is ingesteld op [Aan], kunt u dit apparaat en de smartphone niet met elkaar verbinden. Stel [Vliegtuig-stand] in op [Uit].
- Als dit apparaat en de smartphone met elkaar worden verbonden terwijl het apparaat in de weergavefunctie staat, wordt het weergegeven beeld naar de smartphone gezonden.