Markeringweerg.

bewegende beelden, vertraagd/versneld

Tijdens het opnemen van bewegende beelden kunt u instellen of markeringen op de monitor moeten worden weergegeven of niet, en het type markering selecteren.

  1. MENU (Opname) → [Markeringweerg.] → Selecteer een menu-onderdeel en stel de gewenste parameter in.

Menu-onderdelen

Markeringweerg.:
Stelt in of markeringen moet worden afgebeeld of niet. ([Aan] / [Uit])
Middenmarkering:
Stelt in of de middelste markering wel of niet moet worden afgebeeld in het midden van het opnamescherm. ([Uit] / [Aan])
Verhoud.marker.:
Stelt de beeldverhouding-markeringweergave in. ([Uit] / [9:16] / [4:5] / [1:1] / [4:3] / [13:9] / [14:9] / [15:9] / [16:9]* / [17:9] / [1.66:1] / [1.85:1] / [1.91:1] / [2:1] / [2.35:1] / [2.39:1])

* als de versie van de systeemsoftware (firmware) van de camera 2.00 of hoger is

Veilige zone:
Stelt de veiligheidszoneweergave in. Dit wordt het standaardbereik dat kan worden gehaald door een televisie voor algemeen gebruik. ([Uit] / [80%] / [90%])
Hulpkader:
Stelt in of het geleidingskader moet worden afgebeeld of niet. U kunt controleren of het onderwerp horizontaal of verticaal staat ten opzichte van de grond. ([Uit] / [Aan])

Hint

  • U kunt diverse markeringen tegelijkertijd afbeelden.
  • Positioneer het onderwerp op het kruispunt van [Hulpkader] om verzekerd te zijn van een evenwichtige compositie.

Opmerking

  • De markeringen worden weergegeven wanneer de opnamefunctie in de stand [Film] of [Vertraagd+versneld] is ingesteld of tijdens het opnemen van bewegende beelden.
  • U kunt geen markeringen afbeelden bij gebruik van [Scherpstelvergrot.].
  • De markeringen worden afgebeeld op de monitor. (U kunt de markeringen niet uitvoeren.)