Sluitertijdvoork.

Door de sluitertijd aan te passen, kunt u stilstaande beelden van bewegende voorwerpen opnemen met verschillende effecten, of bewegende beelden opnemen met natuurlijke beweging.

  1. Zet de stilstaande/bewegende beelden/S&Q-keuzeknop in de stand van de gewenste opnamefunctie.
    • Als u S&Q (vertraagd/versneld) selecteert, kunt u [Vertrgd+versnld] of [Time-lapse] selecteren op het scherm [ Opn.modus].
  2. Zet de functiekeuzeknop in de stand S (Sluitertijdvoork.).
  3. Selecteer de gewenste waarde door de voorste keuzeknop/achterste keuzeknop L te draaien.
    • Als na het instellen geen juiste belichting kan worden verkregen, knippert de diafragmawaarde op het opnamescherm. Als dit gebeurt, verandert u de sluitertijd.
  4. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
    Het diafragma wordt automatisch aangepast om tot een juiste belichting te komen.

Hint

  • Wanneer u een lange sluitertijd instelt, gebruikt u een statief om camerabeweging te voorkomen.
  • Wanneer u binnen sportscènes opneemt, stelt u de ISO-gevoeligheid in op een hogere waarde.

Opmerking

  • Het waarschuwingspictogram SteadyShot wordt niet afgebeeld in de functie [Sluitertijdvoork.].
  • Wanneer [NR lang-belicht] is ingesteld op [Aan] en de sluitertijd 1 seconde(n) of langer is, wordt ruisonderdrukking na de opname uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur als de belichtingstijd. U kunt echter niet verder gaan met opnemen zolang de ruisonderdrukking wordt uitgevoerd.
  • De helderheid van het beeld op het scherm kan verschillen van die van het beeld dat in werkelijkheid wordt opgenomen.
TP1001134537