Scherpstelfunctie

Selecteert de scherpstelmethode die geschikt is voor de beweging van het onderwerp.

De manier van omschakelen van de scherpstellingsfunctie is afhankelijk van de bevestigde lens.

  1. Als de lens een scherpstellingsfunctie-keuzeknop heeft, zet u deze in de stand "AF" of "MF".
    • Met een SSM-lens of een SAM-lens die DMF (directe handmatige scherpstelling)* ondersteunen, kunt u de scherpstellingsfunctie omschakelen naar elke functie, inclusief de automatische scherpstellingsfunctie en de de handmatige scherpstellingsfunctie door de camera te bedienen, zelfs wanneer de scherpstellingsfunctie-keuzeknop op de lens in de stand "AF" staat.

    * Alleen SAL18135 (per introductiedatum van deze camera)

  2. MENU (Camera- instellingen1) → [Scherpstelfunctie] → gewenste instelling.
    • Wanneer u de automatische scherpstellingsfunctie wilt gebruiken, zet u de scherpstellingsfunctie-keuzeknop in de stand "AF". Als de scherpstellingsfunctie-keuzeknop op de lens in de stand "MF" staat, zal de scherpstellingsfunctie zijn vergrendeld op [H. scherpst.].
    • Als de lens het hybride fasedetectie-AF-systeem ondersteunt, zal elke automatische scherpstellingsfunctie het hybride fasedetectie-AF-systeem gebruiken als de scherpstellingdetectiemethode in de standaardinstellingen. De scherpstellingdetectiemethode kan worden veranderd door MENU (Camera- instellingen1) → [AF-systeem] te selecteren.

Menu-onderdelen

(Enkelvoudige AF):
Het apparaat vergrendelt de scherpstelling nadat het scherpstellen klaar is. Gebruik dit wanneer het onderwerp stilstaat.

(Automatische AF):
[Enkelvoudige AF] en [Continue AF] worden omgewisseld aan de hand van de beweging van het onderwerp. Als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, vergrendelt het apparaat de scherpstelling wanneer het bepaalt dat het onderwerp stilstaat, of blijft scherpstellen wanneer het onderwerp beweegt. Tijdens ononderbroken opnemen neemt het apparaat automatisch op met continu-AF vanaf de tweede opname.

(Continue AF):
Het apparaat blijft scherpstellen zo lang u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt. Gebruik dit wanneer het onderwerp in beweging is. In de functie [Continue AF] klinkt geen pieptoon wanneer de camera scherpstelt.

(D. handm. sch.):
U kunt na het vergrendelen van de scherpstelling handmatig nauwkeurige aanpassingen maken waardoor u sneller kunt scherpstellen op een onderwerp dan bij handmatig scherpstellen vanaf het begin. Dit is handig in situaties zoals macro-opname.

(H. scherpst.):
Stelt handmatig scherp. Als u niet kunt scherpstellen op het bedoelde onderwerp met behulp van de automatische scherpstelling, gebruikt u de handmatige scherpstelling.

Scherpstellingsindicator

(brandt):
Het onderwerp is scherpgesteld en de scherpstelling is vergrendeld.

(knippert):
Het onderwerp is niet scherpgesteld.

(brandt):
Het onderwerp is scherpgesteld. De scherpstelling wordt continu aangepast aan de hand van de bewegingen van het onderwerp.

(brandt):
Bezig met scherpstellen.

Onderwerpen waarop moeilijk scherpgesteld kan worden met de automatische scherpstelling

  • Donkere en ver verwijderde onderwerpen
  • Onderwerpen met een slecht contrast
  • Onderwerpen waarnaar door glas wordt gekeken
  • Snel bewegende onderwerpen
  • Reflecterend licht of glimmende oppervlakken
  • Flikkerend licht
  • Van achteren belichte onderwerpen
  • Continu herhalende patronen, zoals de gevel van een gebouw.
  • Onderwerpen binnen het scherpstelgebied met verschillende scherpstellingsafstanden

Opmerking

  • Alleen [Continue AF] en [H. scherpst.] zijn beschikbaar in de bewegend-beeldopnamefunctie.

Hint

  • In de functie [Continue AF] kunt u de scherpstelling vergrendelen door de knop ingedrukt te houden die is toegewezen aan de functie [Scherp.vergr.].