SteadyShot-instell.

U kunt opnemen met een geschikte instelling van SteadyShot voor de bevestigde lens.

  1. MENU (Camera- instellingen2)[SteadyShot][Aan].
  2. [SteadyShot-instell.][SteadyShot-aanpas.] → gewenste instelling.

Menu-onderdelen

Automatisch:
Voert de SteadyShot-functie automatisch uit volgens de informatie verkregen vanaf de bevestigde lens.
Handmatig:
Voert de SteadyShot-functie uit volgens de brandpuntsafstand ingesteld bij [SteadyS.brndptsafst.]. (8 mm tot 1000 mm)
  • Controleer de markeringen voor brandpuntsafstand (A) en stel de brandpuntsafstand in.

Opmerking

  • Het is mogelijk dat de SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de camera nog maar net is ingeschakeld, vlak nadat u de camera op een onderwerp hebt gericht, of wanneer de ontspanknop helemaal is ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
  • Bij gebruik van een statief, schakelt u de SteadyShot-functie uit omdat dit een storing kan veroorzaken tijdens het opnemen.
  • [SteadyShot-instell.] is niet beschikbaar wanneer MENU (Camera- instellingen2)[SteadyShot] is ongesteld op [Uit].
  • Als de camera geen brandpuntsafstandinformatie kan krijgen vanaf de lens, werkt de SteadyShot-functie niet correct. Stel [SteadyShot-aanpas.] in op [Handmatig] en stel [SteadyS.brndptsafst.] in overeenkomstig de lens die u gebruikt. De huidig ingestelde waarde van de SteadyShot brandpuntsafstand wordt afgebeeld naast .