Stilstaande beelden opnemen (Slim automat.)

Dit gedeelte beschrijft hoe u stilstaande beelden opneemt in de functie [Slim automat.]. In de functie [Slim automat.] stelt de camera automatisch scherp en bepaalt deze automatisch de belichting aan de hand van de opnameomstandigheden.
  1. Zet de stilstaande/bewegende beelden/S&Q-schakelaar in de stand (Stilstaande beelden) om de stilstaand-beeldopnamefunctie te selecteren.

  2. MENU (Opname) → [Opnamemodus][Opn.modus][Slim automat.].
    De opnamefunctie wordt ingesteld op (Slim automat.).
  3. Richt de camera op het onderwerp.
  4. Gebruik de zoomfunctie om het onderwerp te vergroten.
  5. Druk de ontspanknop tot halverwege in om scherp te stellen.
    Als het beeld scherpgesteld is, wordt de indicator (, enz.) afgebeeld op de externe monitor.
  6. Druk op de ontspanknop.
    Als u de ontspanknop van de camera gebruikt, drukt u deze helemaal omlaag.

De scherpstellingsfunctie zelf selecteren ( Scherpstelfunctie / Scherpstelgebied)

Door [Scherpstelfunctie] in te stellen, bijvoorbeeld door (Enkelvoudige AF) voor landschappen of stilstaande onderwerpen, of (Continue AF) voor bewegende onderwerpen te selecteren, is het gemakkelijker om scherp te stellen op het gewenste onderwerp. U kunt ook de scherpstellingspositie en het scherpstelbereik instellen met behulp van [Scherpstelgebied].


Opnemen terwijl u scherpstelt op de ogen van een mens

De functie [Ond.w.herk. in AF] onder [Onderw.herkenn.] is in de standaardinstellingen ingeschakeld, zodat u de onderwerpherkenningsfunctie onmiddellijk kunt gebruiken.


Beelden opnemen met de scherpstelling vergrendeld op het gewenste onderwerp (scherpstelvergrendeling)

Wanneer u scherpstelt op het onderwerp, wordt de scherpstelling vergrendeld zolang de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden. Verander het beeld naar de gewenste compositie en druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.

  • U kunt de scherpstelling vergrendelen op niet-bewegende onderwerpen. Stel [Scherpstelfunctie] in op (Enkelvoudige AF).
  • Door [Scherpstelgebied] in te stellen op [Midden vast] kunt u gemakkelijker scherpstellen op onderwerpen die zich in het midden van het scherm bevinden.

Hint

  • Als het apparaat niet automatisch kan scherpstellen, knippert de scherpstellingsindicator. Stel het beeld van de opname opnieuw samen of verander de instellingen van de scherpstellingsfunctie of het scherpstelgebied. In de functie [Continue AF], wordt (scherpstellingsindicator) afgebeeld.

Opmerking

  • Een pictogram dat aangeeft dat data wordt geschreven, wordt afgebeeld op de externe monitor na het opnemen. Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het pictogram wordt afgebeeld. Als u dit doet, voorkomt u dat beelden normaal worden opgenomen.
  • Wanneer u opneemt met een korte sluitertijd met een groot-diafragma lens bevestigd, kan de onscherpte-cirkel, veroorzaakt door de bokeh-effect, afgesneden worden vanwege het sluitermechanisme.
  • Wanneer een lens van een andere fabrikant (inclusief een Minolta-/Konica-Minolta-lens) wordt gebruikt, wordt de juiste belichting mogelijk niet bereikt of kan de helderheid van het beeld ongelijkmatig zijn.
  • Wanneer u opneemt met een korte sluitertijd, kan de helderheid van het beeld ongelijkmatig worden, afhankelijk van de opnameomgeving.
  • Als het pictogram (waarschuwing wegens oververhitting) wordt afgebeeld op de externe monitor, is de temperatuur van de camera opgelopen. Schakel de camera uit, laat de camera afkoelen en wacht totdat de camera weer klaar is om op te nemen. Als u de camera blijft gebruiken terwijl het pictogram wordt afgebeeld, kan het opnemen stoppen om het apparaat te beschermen.
  • Wanneer de camera ingeschakeld is, stijgt de inwendige temperatuur van de camera, zelfs wanneer de camera niet opneemt. Als de camera een lange tijd is ingeschakeld, wordt de camera uitgeschakeld of kunt u geen bewegende beelden opnemen. Laat de camera uitgeschakeld en wacht u tot de temperatuur voldoende is afgenomen.
TP1001207970