Creat. uitstraling (stilstaand beeld/bewegende beelden)
"Uitstraling" is een term die verwijst naar het uiterlijk en de indruk van beelden die ontstaan door diverse factoren, zoals kleur, scherpte, helderheid, enz. Met [Creat. uitstraling] kunt u de afwerking van een beeld kiezen door een gewenste uitstraling te selecteren uit de vooraf geïnstalleerde uitstralingen. Daarnaast kunt u contrast, hooglichten, schaduwen, vervaging, verzadiging, scherpte, scherptebereik en helderheid fijnregelen voor elke "uitstraling".
- MENU → (Belichting/kleur) → [Kleur/toon] → [Creat. uitstraling].
- Selecteer de gewenste "uitstraling" of [Aangepaste uitstraling] met de boven-/onderkant van het besturingswiel.
- Om (Contrast), (Hooglichten), (Schaduwen), (Vervaging), (Verzadiging), (Scherpte), (Scherptebereik) en (Helderheid) aan te passen, verplaatst u naar rechts met behulp van de rechterkant van het besturingswiel. Selecteer het gewenste item met de linker-/rechterkant, en selecteer daarna de waarde met de boven-/onderkant.
- Als u [Aangepaste uitstraling] wilt selecteren, verplaatst u naar rechts met de rechterkant van het besturingswiel, en selecteert u daarna de gewenste "uitstraling".
- Met [Aangepaste uitstraling] kunt u dezelfde voorinstellingen voor de "uitstraling" oproepen met iets andere instellingen.
Menu-onderdelen
- ST:
- Standaardafwerking voor een breed scala aan onderwerpen en scènes.
- PT:
- Voor het opnemen van de huid met een zachte tint, ideaal voor het maken van portretten.
- NT:
- De verzadiging en scherpte worden verlaagd om beelden met ingehouden kleurtinten op te nemen. Dit is tevens geschikt voor het opnemen van beeldmateriaal dat moet worden bewerkt op een computer.
- VV:
- De verzadiging en het contrast worden verhoogd om opvallende beelden op te nemen van kleurrijke scènes en onderwerpen, zoals bloemen, voorjaarsgroen, blauwe luchten of zeevergezichten.
- VV2:
- Creëert een beeld met heldere en levendige kleuren met een rijke helderheid.
- FL:
- Creëert een beeld met een stemmige afwerking door scherp contrast toe te passen op de kalme kleuren en de indrukwekkende lucht en kleuren van het groen.
- IN:
- Creëert een beeld met matte texturen door het contrast en de verzadiging te onderdrukken.
- SH:
- Creëert een beeld met heldere, transparante, zachte en levendige stemming.
- BW:
- Voor het opnemen van beelden in zwart-wit.
- SE:
- Voor het opnemen van beelden in sepia.
- Voorkeursinstellingen registreren (Aangepaste uitstraling):
- Selecteer de zes custom uitstralingen (de vakken met de cijfers aan de linkerkant) om de voorkeursinstellingen te registreren. Selecteer daarna de gewenste instellingen met de rechterknop.
U kunt dezelfde voorinstellingen voor de "uitstraling" oproepen met iets andere instellingen.
Gedetailleerder instellen
Op basis van elke "uitstraling" kunnen items zoals contrast naar wens worden aangepast. U kunt niet alleen de vooraf ingestelde "uitstralingen" instellen, maar ook elk [Aangepaste uitstraling], een functie waarmee u uw favoriete instellingen kunt registreren.
Selecteer een onderdeel om in te stellen met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel, en stel daarna de waarde in met de boven-/onderkant van het besturingswiel.
Wanneer een instelwaarde wordt veranderd van de standaardwaarde, wordt een (sterretje) toegevoegd naast het pictogram "Uitstraling" dat wordt afgebeeld op het opnamescherm.
- Contrast:
- Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer het verschil tussen licht en schaduw wordt benadrukt, en hoe groter het effect op het beeld. (–9 tot +9)
- Hooglichten:
- Stelt de helderheid van de heldere gebieden in. Als een hogere waarde wordt geselecteerd, wordt het beeld helderder. (–9 tot +9)
- Schaduwen:
- Stelt in hoe donker de donkere gebieden zijn. Als een hogere waarde wordt geselecteerd, wordt het beeld helderder. (–9 tot +9)
- Vervaging:
- Stelt de mate van vervaging in. Een hogere waarde zorgt voor een sterker effect. (0 tot 9)
- Verzadiging:
- Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe levendiger de kleur. Wanneer een lagere waarde wordt geselecteerd, wordt de kleur van het beeld ingehouden en onderdrukt. (–9 tot +9)
- Scherpte:
- Stelt de scherpte in. Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer de contouren worden benadrukt, en hoe lager de geselecteerde waarde, hoe zachter de contouren worden gemaakt. (0 tot 9)
- Scherptebereik:
- Pas het bereik aan waarin het scherpte-effect wordt toegepast. Door een hogere waarde wordt het scherpte-effect toegepast op fijnere contouren. (1 tot 5)
- Helderheid:
- Stelt het helderheidsniveau in. Een hogere waarde zorgt voor een sterker effect. (0 tot 9)
De ingestelde waarden voor elke "uitstraling" terugstellen
Aangepaste waarden, zoals contrast, die u naar wens hebt veranderd, kunnen collectief worden teruggesteld voor elke "uitstraling". Druk op de (wis-)knop op het aanpassingsscherm voor de "uitstraling" die u wilt terugstellen. Alle aangepaste waarden die zijn veranderd, worden teruggezet op hun standaardwaarden.
Hint
- Voor [Scherpte], [Scherptebereik] en [Helderheid] maakt u een proefopname en controleert u het effect op de monitor, enz. Pas daarna de instelling zo nodig aan.
Opmerking
- [Creat. uitstraling] ligt vast op [-] in de volgende situaties:
- [Slim automat.]
- [Scènekeuze]
- [Beeldprofiel] is ingesteld op iets anders dan [Uit].
- [Log-opname] is ingesteld op [Aan (flexibele ISO)].
- Als deze functie is ingesteld op [BW] of [SE], kan [Verzadiging] niet worden ingesteld.
- In de functie voor bewegende beelden kan [Scherptebereik] niet worden aangepast.