De instellingen voor het scherpstelgebied aanpassen aan de oriëntatie (horizontaal/verticaal) van de camera (V/H AFgeb.schak.)
U kunt instellen of het [Scherpstelgebied] en de positie van het scherpstelkader worden omgeschakeld aan de hand van de oriëntatie van de camera (horizontaal/verticaal). Deze functie is handig bij het opnemen van scènes waarbij u de oriëntatie van de camera vaak moet veranderen, zoals bij portretten of sportscènes.
- MENU → (Scherpstelling) → [Scherpstelgebied] → [V/H AFgeb.schak.] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
- Uit:
- Schakelt het [Scherpstelgebied] en de positie van het scherpstelkader niet om aan de hand van de oriëntatie van de camera (horizontaal/verticaal).
- Enkel AF-punt:
- Schakelt de positie van het scherpstelkader om aan de hand van de oriëntatie van de camera (horizontaal/verticaal). Het [Scherpstelgebied] ligt vast.
- AF-pnt+AF-geb.:
- Schakelt zowel het [Scherpstelgebied] als de positie van het scherpstelkader om aan de hand van de oriëntatie van de camera (horizontaal/verticaal).
Een voorbeeld van wanneer [AF-pnt+AF-geb.] is geselecteerd
- De stippellijn in de bovenste afbeelding geeft het gebied aan waarop u wilt scherpstellen binnen een kijkhoek voor foto's.
(A) Verticaal: [Punt] (linksboven van het onderwerp)
(B) Horizontaal: [Punt] (midden-rechts van het onderwerp)
(C) Verticaal: [Zone] (linksonder van het onderwerp)
- Drie cameraoriëntaties kunnen worden gedetecteerd: horizontaal, verticaal met de kant van de geheugenkaartgleuf omhoog gericht, en verticaal met de kant van de geheugenkaartgleuf omlaag gericht.
Opmerking
- Als de instelling voor [V/H AFgeb.schak.] is veranderd, wordt de scherpstellingsinstellingen voor elke cameraoriëntatie niet behouden.
- Het [Scherpstelgebied] en de positie van het scherpstelkader veranderen niet, zelfs niet wanneer [V/H AFgeb.schak.] is ingesteld op [AF-pnt+AF-geb.] of [Enkel AF-punt] in de volgende situaties:
- Wanneer de opnamefunctie is ingesteld op [Slim automat.]
- Tijdens het opnemen van bewegende beelden
- Tijdens het gebruik van de digitale zoomfunctie
- Terwijl de automatische scherpstelling is geactiveerd
- Tijdens ononderbroken opnemen
- Tijdens het aftellen van de zelfontspanner
- Wanneer [Scherpstelvergrot.] is geactiveerd
- Wanneer u beelden opneemt direct nadat de camera verticaal staat en is ingeschakeld, wordt het eerste beeld opgenomen met de horizontale scherpstellingsinstelling of met de laatste scherpstellingsinstelling.
- De oriëntatie van de camera kan niet worden herkend wanneer de lens omhoog of omlaag is gericht.
TP1001212360