De camera bedienen vanaf een computer (PC-afstandsbedien.f.)

Gebruikt een Wi-Fi- of USB-verbinding, enz. om de camera te bedienen vanaf een computer, inclusief functies zoals opnemen en opslaan van beelden op de computer.

Wanneer de camera en de smartphone met elkaar zijn verbonden, kunt u de camera niet bedienen vanaf een computer. Zorg van tevoren ervoor dat de camera niet is verbonden met een smartphone.

Voor meer informatie over [PC-afstandsbedien.f.], raadpleegt u de volgende URL:

https://support.d-imaging.sony.co.jp/app/imagingedge/l/instruction/4_1_connection/index.php

Hieronder volgt de procedure voor het verbinden van de camera met uw computer door middel van een Wi-Fi-verbinding via een Wi-Fi-accesspoint. Als u een andere verbindingsmethode gebruikt, raadpleegt u "De camera en de computer met elkaar verbinden met behulp van een andere methode dan een Wi-Fi-accesspoint".


  1. Selecteer MENU (Netwerk) → [Wi-Fi][Wi-Fi verbinden][Aan] om de camera te verbinden met het Wi-Fi-accesspoint.
    • Verbind de computer met hetzelfde Wi-Fi-accesspoint.
  2. Selecteer MENU (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b][PC-afstandsbedien.f.][PC-afstandsbed.][Aan].
  3. Selecteer [Toeg.verificatie-info.] om de gegevens, zoals de gebruikersnaam, het wachtwoord en de vingerafdruk, af te beelden.
    • U kunt de gegevens controleren door MENU (Netwerk) → [Netwerkoptie][Toeg.verificatie-info.] te selecteren.
  4. Open Imaging Edge Desktop (Remote) op de computer en voer de informatie voor de toegangsverificatie in.
    U kunt de camera nu bedienen met behulp van Imaging Edge Desktop (Remote).

Menu-onderdelen

PC-afstandsbed.:
Stelt in of de functie [PC-afstandsbed.] moet worden gebruikt of niet. ([Aan] / [Uit])
Verb. zonder koppel.:
Selecteert of de camera moet worden aangesloten op een computer zonder deze te paren wanneer de camera wordt aangesloten op een computer via een bekabeld LAN of een Wi-Fi-accesspoint. ([Inschakelen]/[Uitschakelen])
Koppeling:
Als u verbinding maakt via een Wi-Fi-accesspoint zonder de functie [Toegangsverificatie] te gebruiken, paart u de camera met de computer.
Wi-Fi Direct-inform.:
Beeldt informatie af voor het verbinden van de computer en de camera via Wi-Fi Direct.


De camera en de computer met elkaar verbinden met behulp van een andere methode dan een Wi-Fi-accesspoint

Bij verbinden met behulp van Wi-Fi Direct

Gebruik de camera als een accesspoint en verbind de computer rechtstreeks met de camera via Wi-Fi.

Selecteer MENU (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b][PC-afstandsbedien.f.][Wi-Fi Direct-inform.] om de Wi-Fi-verbindingsinformatie (SSID en wachtwoord) voor de camera af te beelden. Verbind de computer en de camera met behulp van de Wi-Fi-verbindingsinformatie die op de camera wordt weergegeven.

Bij aansluiten met behulp van een USB-kabel

Sluit de USB Type-C-aansluiting van de camera met behulp van een in de winkel verkrijgbare USB-kabel aan op de computer.

Selecteer vervolgens [Opn op afst(PC-afst.bedien.)] op de monitor die is aangesloten op de camera.

Hint

  • In [Instell. opn. op afst.] onder [Verb./PC-afst.b] kunt u de opslagbestemming en het opslagformaat van de stilstaande beelden instellen voor opnemen met PC-afstandsbediening.
  • Wanneer [Toegangsverificatie] is ingesteld op [Uit] en u verbinding maakt via een Wi-Fi-accesspoint, moet u de camera paren met de computer. Selecteer MENU (Netwerk) → [Verb./PC-afst.b][PC-afstandsbedien.f.][Koppeling] na stap 1 en paar daarna de camera en de computer met behulp van Imaging Edge Desktop (Remote) op de computer. De paringsinformatie wordt gewist wanneer u de camera initialiseert.
TP1001215836