Cam-inst. oproep.
Stelt u in staat een beeld op te nemen nadat de gewenste opname-instellingen zijn opgeroepen die zijn geregistreerd met [Cam.-inst.geheug].
-
Stel de camera in op de gewenste opnamefunctie met behulp van de stilstaande/bewegende beelden/S&Q-keuzeknop.
-
Zet de functiekeuzeknop in de stand 1, 2 of 3 ( Cam-inst. oproep.).
- Om instellingen op te roepen die zijn opgeslagen op de geheugenkaart, selecteert u MENU → (Opname) → [Opnamemodus] → [Cam-inst. oproep.] en selecteert u het gewenste nummer.
Hint
- Als u instellingen oproept die zijn geregistreerd op de geheugenkaart, worden de instellingen opgeroepen vanaf de geheugenkaart die is geplaatst in de gleuf opgegeven in [Media select.]. U kunt de geheugenkaartgleuf controleren door MENU → (Opname) → [Opnamemodus] → [Media select.] te selecteren.
- Instellingen die zijn geregistreerd op een geheugenkaart met een andere camera met hetzelfde modelnummer, kunnen worden opgeroepen met deze camera.
Opmerking
- Als u [Cam-inst. oproep.] instelt na het voltooien van de opname-instellingen, krijgen de geregistreerde instellingen voorrang en kunnen de oorspronkelijke instellingen ongeldig worden. Controleer de indicators op het scherm voordat u opneemt.
- Als de instelling van de gleuf waarin de beelden worden opgenomen wordt gewijzigd, worden de opname-instellingen pas toegepast als het schrijven naar de geheugenkaart is voltooid, zelfs wanneer de functiekeuzeknop in de stand 1/2/3 wordt gezet.