WPS-Push
Als uw accesspoint een Wi-Fi Protected Setup (WPS)-knop heeft, kunt u het accesspoint eenvoudig in dit apparaat registreren.
Voor informatie over de beschikbare functies en instellingen van uw accesspoint, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van het accesspoint, of neemt u contact op met de beheerder van het accesspoint.
Stel van tevoren [Wi-Fi verbinden] in op [Aan].
-
MENU →
(Netwerk) → [Wi-Fi] → [WPS-Push]. -
Druk op de Wi-Fi Protected Setup (-WPS)-knop op het accesspoint om verbinding te maken.
Opmerking
-
[WPS-Push] werkt alleen als de beveiligingsinstelling van uw accesspoint is ingesteld op WPA* of WPA2, en uw accesspoint ondersteuning biedt voor de registratiemethode met de Wi-Fi Protected Setup (WPS)-knop. Als de beveiligingsinstelling is ingesteld op WEP* of WPA3, of als uw accesspoint geen ondersteuning biedt voor de registratiemethode met de Wi-Fi Protected Setup (WPS)-knop, voert u [Toegangspunt instel.] uit.
* Als de systeemsoftware van de camera (firmware) versie 5.01 of hoger is, worden draadloze verbindingen met behulp van WEP of WPA niet ondersteund.
- Om een veilige draadloze LAN-verbinding te garanderen, adviseren wij u ten zeerste een accesspoint met de beveiligingsinstellingen WPA3 of WPA2 te gebruiken.
- Verbinding maken met een accesspoint zonder beveiligingsinstellingen kan ertoe leiden dat u wordt gehackt, kwaadwillige derden toegang krijgen of kwetsbaarheden worden aangevallen. Tenzij u een specifieke reden heeft, adviseren wij u niet een accesspoint zonder beveiligingsinstellingen te gebruiken.
- Het is belangrijk dat u de beveiligingsinstellingen instelt wanneer u een draadloos LAN gebruikt. Wanneer zich een beveiligingsprobleem voordoet omdat geen veiligheidsmaatregelen zijn getroffen of als gevolg van onvermijdelijke omstandigheden bij gebruik van een draadloos LAN, draagt Sony geen verantwoordelijkheid voor verlies of schade.
- Een verbinding is misschien niet mogelijk of de communicatieafstand kan korter zijn afhankelijk van de omgevingsomstandigheden, zoals het soort materiaal van de muur en de aanwezigheid van obstakels of radiogolven tussen het apparaat en het accesspoint. In dat geval verandert u de plaats van het apparaat of plaatst u het apparaat dichter bij het accesspoint.

