Menu [Network]

De volgende tabellen beschrijven de functie en instellingen van elk menu-item.

[Network] – [Network Setup]

Voert het hulpmiddel voor netwerkinstelling uit.

Menu-item Instelling subonderdeel Standaard fabriekswaarde Beschrijving
[Setup for Mobile App] Start het hulpmiddel voor netwerkinstelling.
[LAN Type Select] [Wireless LAN AP 2.4G] / [Wireless LAN AP 5G] / [Wireless LAN ST] / [Wired LAN] / [Off] [Off] Hiermee kunt u de LAN-verbindingsmethode instellen.
Voor modellen die de 5 GHz-band niet ondersteunen, worden [Wireless LAN AP 2.4G] en [Wireless LAN AP 5G] vervangen door [Wireless LAN AP].
[Show Authentication]

Geeft de gebruikersnaam en het wachtwoord voor toegangsverificatie weer als tekst en QR-code.

Opmerking

  • De gebruikersnaam en het wachtwoord worden automatisch gegenereerd en ingesteld op de camera op het moment van aankoop. Zorg er bij het instellen van uw gebruikersnaam en wachtwoord voor dat anderen de instellingen niet kunnen zien.
[Edit Authentication] [User Name]

Stelt de gebruikersnaam in voor toegangsverificatie.

Opmerking

  • Voer tot 16 geldige invoertekens in. De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
    Alfabetische tekens (hoofdletters en kleine letters), numerieke tekens, symbolen (! % + , - . = -)
[Input Password]

Stelt het wachtwoord in voor toegangsverificatie.

Opmerking

  • Het aantal geldige invoertekens is 8 tot 16 alfanumerieke tekens/symbolen en er moeten zowel letters als cijfers worden gebruikt. De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
    Alfabetische tekens (hoofdletters en kleine letters), numerieke tekens, symbolen (! % + , - . = -)
[Generate Password] – [Execute] / [Cancel] Genereert automatisch een wachtwoord voor toegangsverificatie.
[Execute]: Functie uitvoeren.

[Network] – [Wireless LAN]

Regelt instellingen voor draadloos LAN.

Menu-item Instelling subonderdeel Standaard fabriekswaarde Beschrijving
[Setting] [Access Point (2.4GHz)] / [Access Point (5GHz)] / [Station Mode] / [Off] [Off]

Selecteert de werkmodus van de draadloze LAN-verbinding.

Voor modellen die de 5 GHz-band niet ondersteunen, worden [Access Point (2.4GHz)] en [Access Point (5GHz)] vervangen door [Access Point Mode].

Opmerking

  • Dit apparaat biedt geen ondersteuning voor gelijktijdig gebruik van draadloos LAN en bekabeld LAN.
[Channel] Geeft het draadloze LAN-kanaal weer.
(Alleen toegangspuntmodus)
[Camera SSID & Password] Geeft de SSID en het wachtwoord van dit apparaat weer.
(Alleen toegangspuntmodus)
[Regenerate Password] Hiermee wordt het wachtwoord voor de toegangspuntmodus opnieuw gegenereerd.
(Alleen toegangspuntmodus)
[Camera Remote Control] Geeft aan of bediening op afstand vanaf een mobiel apparaat is ingeschakeld, dat via draadloos LAN op dit apparaat is aangesloten in de stationmodus.
(Alleen stationmodus)
[Connected Network] Geeft het toegangspunt van het aangesloten draadloze LAN-netwerk weer.
(Alleen stationmodus)
[Scan Networks] Detecteert de toegangspunten van de draadloze LAN-netwerken en geeft een lijst weer.
(Alleen stationmodus)
[WPS] [Execute] / [Cancel]

Brengt een verbinding tot stand met WPS (Wi-Fi Protected Setup).
[Execute]: Functie uitvoeren.
(Alleen stationmodus)

Opmerking

  • Verbinding via WPS kan niet tot stand worden gebracht met apparaten waarvan de beveiligingsinstellingen niet geconfigureerd zijn.
[Manual Register] Stelt het toegangspunt van het draadloze LAN-netwerk in om verbinding te maken.
(Alleen stationmodus)
[SSID]

Stelt de SSID in waarmee het toegangspunt verbinding moet maken.

Opmerking

  • Voer 1 tot 32 geldige invoertekens in. De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
    Alfabetische tekens (hoofdletters en kleine letters), numerieke tekens, symbolen (- . @ _ ( ) ! " # $ % & ' * + , / : ; < = > ? [ \ ] ^ ` { | } ~)
[Security] Stel het type beveiliging in voor het toegangspunt waarmee verbinding moet worden gemaakt.
[Password]

Stelt het wachtwoord in waarmee het toegangspunt verbinding moet maken.

Hint

  • Wanneer de beveiliging is ingesteld op [WPA2] of[WPA3]: *******. Wanneer de beveiliging is ingesteld op [None]: (leeg)

Opmerking

  • Hieronder wordt het aantal geldige invoertekens weergegeven.
    • Wanneer ingesteld op [WPA2]: 8 tot 63 tekens
    • Wanneer ingesteld op [WPA3]: 8 tot 128 tekens
    • Wanneer ingesteld op [None]: 0 tekens
    De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
    Alfabetische tekens (hoofdletters en kleine letters), numerieke tekens, symbolen (- . @ _ ( ) ! " # $ % & ' * + , / : ; < = > ? [ \ ] ^ ` { | } ~)
[DHCP] Schakelt DHCP in of uit.
[IP Address]

Stelt het IP-adres van dit apparaat in wanneer [DHCP] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[Subnet Mask]

Stelt het subnetmasker van dit apparaat in wanneer [DHCP] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[Gateway]

Stelt de standaardgateway van dit apparaat in wanneer [DHCP] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[DNS Auto] Schakelt automatische DNS-acquisitie in/uit wanneer [DHCP] is ingesteld op [On].
[Primary DNS Server]

Stelt de primaire DNS-server van dit apparaat in wanneer [DNS Auto] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[Secondary DNS Server]

Stelt de secundaire DNS-server van dit apparaat in wanneer [DNS Auto] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[IP Address] Geeft het IP-adres van het apparaat weer.
[Subnet Mask] Geeft het subnetmasker van het apparaat weer.
[MAC Address] Geeft het MAC-adres weer van de draadloze LAN-interface van dit apparaat.

[Network] – [Wired LAN]

Regelt instellingen voor bekabeld LAN.

Menu-item Instelling subonderdeel Standaard fabriekswaarde Beschrijving
[Setting] [On] / [Off] [Off]

Schakelt bekabeld LAN in/uit.

Opmerking

  • Dit apparaat biedt geen ondersteuning voor gelijktijdig gebruik van draadloos LAN en bekabeld LAN.
[Camera Remote Control] [Enable] / [Disable] [Disable] Stelt in of bediening op afstand moet worden ingeschakeld vanaf een apparaat dat via bekabeld LAN op dit apparaat is aangesloten.
[Detail Settings] Hiermee worden de eigenschappen van het bekabelde LAN geconfigureerd.
[DHCP] Schakelt DHCP in of uit.
[IP Address]

Stelt het IP-adres van dit apparaat in wanneer [DHCP] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[Subnet Mask]

Stelt het subnetmasker van dit apparaat in wanneer [DHCP] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[Gateway]

Stelt de standaardgateway van dit apparaat in wanneer [DHCP] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[DNS Auto] Schakelt automatische DNS-acquisitie in/uit wanneer [DHCP] is ingesteld op [On].
[Primary DNS Server]

Stelt de primaire DNS-server van dit apparaat in wanneer [DNS Auto] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[Secondary DNS Server]

Stelt de secundaire DNS-server van dit apparaat in wanneer [DNS Auto] is ingesteld op [Off].

Opmerking

  • Gebruik de knoppen ▲/▼ om voor elk segment een adres in het bereik 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 in te voeren.
[IP Address] Geeft het IP-adres van het apparaat weer.
[Subnet Mask] Geeft het subnetmasker van het apparaat weer.
[MAC Address] Geeft het MAC-adres van het apparaat weer.
[AP Mode Type] [Type1 (Standard)] / [Type2] [Type1 (Standard)]

[Network] – [USB Tethering]

Regelt instellingen met betrekking tot USB-tethering.

Menu-item Instelling subonderdeel Standaard fabriekswaarde Beschrijving
[Setting] [On] / [Off] [Off] Schakelt de USB-tetheringfunctie van dit apparaat in of uit.
[Camera Remote Control] [Enable] / [Disable] [Disable] Schakelt bediening op afstand via USB-tethering van "Monitor&Control", "Creators' App for enterprise" of een andere applicatie voor mobiele apparaten in/uit.
[IP Address] Geeft het IP-adres van het apparaat weer.
[Subnet Mask] Geeft het subnetmasker van het apparaat weer.

[Network] – [Bluetooth]

Regelt instellingen voor Bluetooth.

Menu-item Instelling subonderdeel Standaard fabriekswaarde Beschrijving
[Setting] [On] / [Off] [Off] Schakelt de Bluetooth-functie in/uit.
[Pairing] [Execute] / [Cancel] Koppelt dit apparaat met een Bluetooth-apparaat.
[Execute]: Functie uitvoeren.
[Manage Paired Device] Hiermee wordt het gekoppelde Bluetooth-apparaat weergegeven/verwijderd.
[Device Address] Geeft het Bluetooth-adres van dit apparaat weer.

[Network] – [File Transfer]

Regelt instellingen met betrekking tot de bestandsoverdracht.

Menu-item Instelling subonderdeel Standaard fabriekswaarde Beschrijving
[Auto Upload] [On] / [Off] [Off]

Schakelt automatische overdracht van originele clips in/uit.

Opmerking

  • Wanneer [Project] – [Simul Rec] – [Setting] is ingesteld op [On], worden clips die zijn opgenomen op de geheugenkaart in kaartsleuf B niet automatisch geüpload.
[Auto Upload (Proxy)] [On] / [Off] / [Chunk] [Off]

[On]: Schakelt automatische overdracht van proxyclips in.
[Off]: Schakelt automatische overdracht van proxyclips uit.
[Chunk]: Brengt automatisch proxyclips over die zijn opgenomen in segmenten zonder te wachten tot de opname is beëindigd.

Opmerking

  • Wanneer [Project] – [Simul Rec] – [Setting] is ingesteld op [On], worden clips die zijn opgenomen op de geheugenkaart in kaartsleuf B niet automatisch geüpload. [Chunk] is ook grijs en kan niet worden geselecteerd.
[Default Upload Server] Selecteert de bestemmingsserver voor bestandsoverdracht. De hier geselecteerde server wordt de automatische overdrachtsbestemming voor originele clips en proxyclips en de overdrachtsbestemming voor clips vanuit het pictogrammenscherm.
Geeft de [Display Name]-instelling weer die is geconfigureerd in [Server Settings1] t/m [Server Settings3].
[Clear Completed Jobs] [Execute] / [Cancel] Hiermee wist u voltooide overdrachtstaken uit de takenlijst.
[Execute]: Functie uitvoeren.
[Clear All Jobs] [Execute] / [Cancel] Hiermee wist u alle overdrachtstaken uit de takenlijst.
[Execute]: Functie uitvoeren.
[View Job List] Geeft de lijst met overdrachtstaken weer.
[Server Settings1] [Display Name] Stelt de naam in die wordt weergegeven in de instellingen van de overdrachtsbestemming.
[Service] – [FTP] [FTP] Geeft het type server weer.
[Host Name] Stelt de hostnaam van de transmissiebestemmingsserver in.
[Port] (1 t/m 65535) 21 Stelt het poortnummer in van de transmissiebestemmingsserver.
[User Name] Stelt de gebruikersnaam in voor verificatie van de verbinding met de transmissiebestemmingsserver.
[Password] Stelt het verificatiewachtwoord in voor de verbinding met de transmissiebestemmingsserver.
[Passive Mode] – [On] / [Off (Active Mode)] [Off (Active Mode)] Schakelt passieve modus in of uit.
[Destination Directory] Stelt de naam in van de overdrachtsdoelmap.
[Using Secure Protocol] – [On] / [Off] [Off] Stelt in of er gebruik moet worden gemaakt van beveiligde FTP-overdracht (FTPES) ([On]) of niet ([Off]).
[Root Certificate] – [Load] / [Clear] / [None] [None]

Laadt een root certificate voor veilige FTP-overdracht en wist instellingen.

Opmerking

  • Schrijf het certificaat naar de hoofdmap van een geheugenkaart. Stel de bestandsnaam als volgt in.
    certification.pem (PEM-indeling)
    De maximale certificaatgrootte die kan worden geladen, is 1 MB per certificaat.
[Root Certificate Status] – [Loaded] / [No Certificate] [No Certificate] Geeft de laadstatus van het hoofdcertificaat weer voor veilige FTP-overdracht.
[Reset] – [Execute] / [Cancel] Zet de [Server Settings1]-instellingen terug op de standaardwaarden.
[Execute]: Functie uitvoeren.
[Server Settings2] Gelijk aan [Server Settings1]
[Server Settings3] Gelijk aan [Server Settings1]

[Network] – [Stream]

Regelt instellingen voor streaming.

Menu-item Instelling subonderdeel Standaard fabriekswaarde Beschrijving
[Setting] [On] / [Off] [Off] Schakelt streaming in/uit.
[Destination Select] Selecteert de verbindingsbestemming van de streaming.
Geeft de [Display Name]-instelling weer die is geconfigureerd in [RTMP/RTMPS 1] t/m [RTMP/RTMPS 3] en [SRT-Caller 1] t/m [SRT-Caller 3].
[RTMP/RTMPS 1] Stelt een RTMP/RTMPS-streamingverbinding in.
[Display Name] Stelt de naam in die wordt weergegeven in [Destination Select].
[Codec] [H.264/AVC] Geeft de codec van de streamingvideo weer.
[Resolution] – 3840×2160P / 1920×1080P / 1280×720P 1920×1080P Stelt de resolutie van de streamingvideo in.
[Bit Rate] [9Mbps] Stelt de bitrate van de streamingvideo in.
[Destination URL] Stelt de URL in van de server waarmee verbinding moet worden gemaakt.
[Stream Key] Stelt de stream key in die wordt gebruikt voor streaming.
[RTMPS Certificate] – [Load] / [Clear] / [None] [None]

Laadt/wist een standaardcertificaat.

Opmerking

  • Schrijf het certificaat naar de hoofdmap van een geheugenkaart. Stel de bestandsnaam als volgt in.
    RTMPS_certification.pem (PEM-indeling)
    De maximale certificaatgrootte die kan worden geladen, is 1 MB per certificaat.
[RTMPS Certificate Status] – [Loaded] / [Default] [Default] Geeft de laadstatus van het certificaat weer voor de RTMPS-verbinding.
[Reset] – [Execute] / [Cancel] Zet de instellingen terug op de standaardwaarden.
[Execute]: Functie uitvoeren.
[RTMP/RTMPS 2] Gelijk aan [RTMP/RTMPS 1]
[RTMP/RTMPS 3] Gelijk aan [RTMP/RTMPS 1]
[RTMPS Default Certificates] [Replace] – [Execute] / [Cancel] Laadt standaardcertificaten van een geheugenkaart die in kaartsleuf B is geplaatst.
[Execute]: Functie uitvoeren.
[Reset] – [Execute] / [Cancel] Initialiseert de instellingen van de standaardcertificaatgroep.
[Execute]: Functie uitvoeren.
[Status] [Preinstall] Geeft de status van de standaardcertificaatgroep weer.
[SRT-Caller 1] Stelt een SRT-streamingverbinding in.
[Display Name] Stelt de naam in die wordt weergegeven in [Destination Select].
[Codec] [H.264/AVC] Geeft de codec van de streamingvideo weer.
[Resolution] – 1920×1080P / 1280×720P 1920×1080P Stelt de resolutie van de streamingvideo in.
[Bit Rate] [9Mbps] Stelt de bitrate voor streaming in.
[Destination URL] Stelt de URL in van de server waarmee verbinding moet worden gemaakt.
[Port] (1 t/m 65535) 7001 Stelt de poort voor de streaming zendbestemming in.
[Latency] (20ms t/m 8000ms) [120 ms] Stelt de latentie van de streamingdistributie in.
[TTL] (1 t/m 255) [64 times] Stelt de time-to-live (TTL) -waarde in voor streaming.
[Encryption] – [None] / [AES-128] / [AES-256] [None] Stelt de versleutelingsmethode voor streaming in.
[Passphrase] Stelt de wachtwoordzin in die wordt gebruikt voor versleuteling voor streaming.
[ARC] – [On] / [Off] [On] Schakelt ARC in/uit tijdens het streamen.
[Reset] – [Execute] / [Cancel]

Zet de instellingen terug op de standaardwaarden.

[Execute]: Functie uitvoeren.

[SRT-Caller 2] Gelijk aan [SRT-Caller 1]
[SRT-Caller 3] Gelijk aan [SRT-Caller 1]

[Network] – [Network Reset]

Herstelt de netwerkinstellingen.

Menu-item Instelling subonderdeel Beschrijving
[Reset] [Execute] / [Cancel] Herstelt de netwerkinstellingen.
[Execute]: Functie uitvoeren.
TP1001680815