Beeldstabilisatie gebruiken

U kunt vervaging van het beeld als gevolg van schudden tijdens het opnemen onderdrukken door de beeldstabilisatiefunctie in te schakelen.

  1. Stel [Shooting] – [SteadyShot] – [Setting] in op [Active]/[Standard] in het hoofdmenu.

    [Standard]: Vermindert vervaging van vastgelegde beelden veroorzaakt door cameratrilling.

    [Active]: Past krachtigere correctie toe dan [Standard] voor het corrigeren van sterkere camerabewegingen, zoals opnemen tijdens het lopen. De kadrering verschuift lichtjes naar de telezijde.

    [Off]: Schakelt de beeldstabilisatiemodus uit.

    U kunt [SteadyShot], [SteadyShot Active] of [SteadyShot Standard] toewijzen aan een toewijsbare knop en vervolgens omschakelen tussen [Standard], [Active] en [Off] met elke druk op de knop. Zie voor meer informatie over de schakelvolgorde de beschrijving van [Project] – [Assignable Button] in het hoofdmenu in het volgende onderwerp.
    Menu [Project]

    De instelling wordt weergegeven op het opnamescherm.

    U kunt ook de beeldstabilisatie omschakelen tussen [Standard], [Active] en [Off] met behulp van het directmenu.

Hint

  • [Active] kan niet worden geconfigureerd tijdens het opnemen in de Slow & Quick Motion-modus.
  • Stel bij het opnemen met een statief voor stabiliteit de beeldstabilisatie in op [Off]. Als u langzame zwenk-/kantelbewegingen uitvoert met beeldstabilisatie ingesteld op [Standard] of [Active], kan het beeld mogelijk vervormd raken.
  • Bij langzame zwenk-/kantelbewegingen kan het beeld ook vervormd raken als u uit de hand opnames maakt. Als dit gebeurt, pas dan de instelling voor beeldstabilisatie aan.
TP1001680762