Het overdragen van bestanden voorbereiden

U kunt een opgenomen proxyclip of originele clip overdragen naar een server op internet of naar een server op het lokale netwerk.

Verbind via de volgende procedures dit apparaat met internet of met een lokaal netwerk.
Verbinding met internet maken via draadloos LAN
Verbinding met het internet maken via USB-tethering
Verbinding met het internet maken via bekabeld LAN

Een bestemming van een bestandsoverdracht registreren

Registreer vooraf een server waarnaar bestanden met de clips moeten worden overgedragen.

  1. Selecteer [Network] – [File Transfer] – [Server Settings1]/[Server Settings2]/[Server Settings3] in het hoofdmenu.
  2. Het configuratiescherm overdrachtsbestemming verschijnt.
  3. Stel alle items in op het configuratiescherm overdrachtsbestemming.

    Configuratie-onderdeel Beschrijving
    [Display Name]

    Voer de naam van de server in die moet worden weergegeven in de overdrachtsbestemmingslijst.

    Opmerking

    • 1 tot 16 geldige invoertekens. De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
      Alfabetische tekens (hoofdletters en kleine letters), numerieke tekens, symbolen (! # $ % & ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ ] ~)
    [Service] Geeft het servertype weer.
    [FTP]: FTP-server
    [Host Name]

    Voer het adres van de server in.

    Opmerking

    • 1 tot 255 geldige invoertekens. De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
      Alphabetic characters (uppercase and lowercase), numeric characters, symbols (. -)
    [Port]

    Voer het poortnummer van de server in waarmee verbinding moet worden gemaakt.

    Opmerking

    • 1 tot 5 geldige invoertekens. Alleen numerieke tekens zijn geldige invoertekens.
    [User Name]

    Voer de gebruikersnaam in.

    Opmerking

    • 0 tot 255 geldige invoertekens. De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
      Alfabetische tekens (hoofdletters en kleine letters), numerieke tekens, symbolen (- . @ _ ( ) ! " # $ % & ' * + , / : ; < = > ? [ \ ] ^ ` { | } ~)
    [Password]

    Voer het wachtwoord in.

    Opmerking

    • 0 tot 255 geldige invoertekens. De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
      Alfabetische tekens (hoofdletters en kleine letters), numerieke tekens, symbolen (- . @ _ ( ) ! " # $ % & ' * + , / : ; < = > ? [ \ ] ^ ` { | } ~)
    [Passive Mode] Schakel passieve modus in of uit.
    [Destination Directory]

    Voer de naam van de map op de bestemmingsserver in.

    Opmerking

    • Originele clips worden overgedragen naar de map "Main" in de map die is opgegeven als de overdrachtsbestemming.
    • Tijdens het bewerken geeft "" tekens aan die niet kunnen worden gewijzigd. Als deze tekens in een mapnaam worden gebruikt kan correcte werking niet worden gegarandeerd. Als u wilt bewerken, verwijder dan alle tekens en voer opnieuw een waarde in.
    • Als er tekens worden ingevoerd die ongeldig zijn op de doelserver die is opgegeven bij [Destination Directory], worden bestanden verzonden naar de hoofdmap van de gebruiker. Welke tekens ongeldig zijn verschilt, afhankelijk van de server.
    • 0 tot 128 geldige invoertekens. De volgende tekens zijn geldige invoertekens.
      Alfabetische tekens (hoofdletters en kleine letters), numerieke tekens, symbolen (! # $ % & ' ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ ] ~)
    [Using Secure Protocol] Stel in of beveiligde FTP-overdrachten moeten worden uitgevoerd.
    [Root Certificate]

    Laad/wis een certificaat.

    • [Load]: Selecteer [Set] in stap 3 om een CA-certificaat te importeren.

    Opmerking

    • Het te laden certificaat moet in PEM-indeling staan met de bestandsnaam "certification.pem" en moet worden geschreven naar de hoofdmap van de geheugenkaart die in kaartsleuf B is geplaatst.
    • [Clear]: Selecteer [Set] in stap 3 om een CA-certificaat te wissen.
    • [None]: laad of wis geen certificaat.

    Opmerking

    • Stel de klok van dit apparaat in op de juiste tijd voordat u een CA-certificaat importeert.
    • Afhankelijk van de opname-indeling kan [Load]/[Clear] niet worden uitgevoerd voor een certificaat, omdat de opnamebewerking prioriteit heeft.
    • Bij lage spanning kan [Load]/[Clear] niet worden uitgevoerd voor een CA-certificaat.
    [Root Certificate Status] Geeft de laadstatus van het certificaat weer.
    [Reset] De [Server Settings1]/[Server Settings2]/[Server Settings3]-instellingen terugzetten op de standaardwaarden.
  4. Wanneer u klaar bent, selecteert u [Set] om de instellingen toe te passen.

Opmerking

  • Selecteer altijd [Set] na het wijzigen van de instellingen. De instellingen worden niet toegepast als [Set] niet is geselecteerd.
TP1001680790