Problemen oplossen

Voeding

Symptoom Oorzaak Oplossing
Het apparaat gaat niet aan. De netadapter is niet goed aangesloten op de DC IN-aansluiting. Steek het netsnoer zo ver als mogelijk in.
Het netsnoer is niet goed aangesloten op de netadapter of het stopcontact. Steek het netsnoer zo ver als mogelijk in.
De LAN-kabel is niet goed aangesloten tussen de PoE++-voeding en het apparaat. Zorg ervoor dat u de kabel zo ver insteekt dat hij inklikt.
De LAN-kabel is aangesloten op de OPTION-aansluiting maar niet op de LAN-aansluiting. Sluit de LAN-kabel correct aan op de LAN-aansluiting.
Het apparaat is aangesloten op een voeding die geen PoE++ (IEEE802.3bt type 4 klasse 8) ondersteunt. Sluit aan op een voeding die PoE++ (IEEE802.3bt type 4 klasse 8) ondersteunt.
De totale stroomafname is groter dan het nominale maximum van de PoE++-voeding. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de PoE++-voeding.
Een netwerkkabel is aangesloten met een categorie die geen PoE++-voeding ondersteunt. Gebruik een netwerkkabel van categorie 5e of hoger die u aansluit op de LAN-aansluiting.
De camera, de PoE++-voeding en de randapparaten zijn niet aangesloten op de aarde. Sluit de camera, de PoE++-voeding en de randapparaten aan op de aarde.

Beelduitvoer

Symptoom Oorzaak Oplossing
Geen beelduitvoer. Aangesloten apparaten zijn niet correct aangesloten. Sluit de aangesloten apparaten correct aan.
Eerste installatie is niet voltooid. Voer de eerste installatie uit met de webapp.
Geen beeld vanaf de HDMI-aansluiting. Er is een signaal geconfigureerd dat niet wordt ondersteund door het HDMI-uitvoerdoelapparaat. Wijzig de HDMI-uitvoerindeling of gebruik een apparaat dat het uitvoersignaal ondersteunt.
U gebruikt een kabel die de HDMI-uitvoerindeling niet ondersteund. Gebruik een kabel die de gebruikte HDMI-indeling ondersteunt.
Geen beeld vanaf de SDI-aansluiting. U gebruikt een kabel die de SDI-uitvoerindeling niet ondersteund. Gebruik een kabel die de gebruikte SDI-indeling ondersteunt.
De monitor die is aangesloten op de SDI-aansluiting ondersteunt het uitvoersignaal niet. Gebruik een monitor die de gebruikte SDI-indeling ondersteunt.
De uitvoerindeling is ingesteld voor RAW-uitvoer. Wijzig de opname-indeling naar een instelling die niet RAW is.
De HDMI-uitvoer is ingesteld op SD-resolutie. Stel de HDMI-uitvoer in op een andere resolutie dan SD.
Geen beeld vanaf de glasvezelaansluiting of vervormd beeld. De module die u gebruikt voldoet niet aan de SFF- of SMPTE-norm of aan Power Level I (1,0 W). Raadpleeg "Een glasvezelsignaal uitvoeren".
Geen beeld of vervormd beeld bij gebruik van externe synchronisatie. Er wordt geen extern synchronisatiesignaal ingevoerd dat geschikt is voor de geconfigureerde videosignaalindeling. Voer een synchronisatiesignaal in dat geschikt is voor de geconfigureerde videosignaalindeling.
Ruis in de audio. De camera, de PoE++-voeding en de randapparaten zijn niet aangesloten op de aarde. Sluit het apparaat, de PoE++-voeding en de randapparaten aan op de aarde.
Het apparaat wordt gebruikt in een omgeving met apparaten die sterke elektrische en magnetische velden genereren (zoals tv-/radiozenderantennes, amateurradiozenders, luchtverversingsmotoren, voedingstransformators). Blijf uit de buurt van apparaten die sterke elektrische en magnetische velden genereren.
Het objectief, de objectiefsteun en de aandrijfeenheid maken contact met het apparaat of een object in de omgeving en er klinkt abnormaal geluid.
  • Bevestig het objectief correct.
  • Controleer op obstakels in de buurt van de camera.

Afstandsbediening

Infraroodafstandsbediening

Symptoom Oorzaak Oplossing
De infraroodafstandsbediening werkt niet als u op een knop drukt. Bediening met de infraroodafstandsbediening is uitgeschakeld. Stel [Technical] > [IR Remote] > [Setting] in op [On] in het webmenu.
De batterij is leeg of verkeerd-om ingestoken. Gebruik de infraroodafstandsbediening dichtbij de IR-sensor van het apparaat. Als het voedingslampje knippert, vervangt u de batterij.
Eerste installatie is niet voltooid. Voer de eerste installatie uit met de webapp.
Zwenken/kantelen verloopt langzaam. De zwenk-/kantelsnelheid vanaf de infraroodafstandsbediening is ingesteld op normale modus. Zet SETUP-schakelaar 4 op het aansluitblok van het apparaat in de stand ON.
Een andere camera dan de bedoelde camera reageerde. Het infraroodsignaal wordt opgevangen door een andere camera dan de bedoelde camera. Stel [Technical] > [IR Remote] > [Setting] in op [Off] in het webmenu van de camera die u niet wilt bedienen.

RM-IP500

Symptoom Oorzaak Oplossing
De camera reageert niet op de afstandsbediening RM-IP500. De voeding van de camera is niet aangesloten. Controleer dat het POWER-lampje van het apparaat groen of oranje brandt.
De camera of afstandsbediening is niet verbonden met het netwerk. Controleer de verbindingen van het apparaat en de afstandsbediening.
De eerste installatie van de camera is niet voltooid. Voer de eerste installatie uit met de webapp.
VISCA over IP-communicatie is niet ingeschakeld. Zet SETUP-schakelaar 3 op het apparaat-aansluitpaneel in de stand ON en start het apparaat opnieuw op.
Het IP-adres van de camera is gewijzigd. Controleer het IP-adres van de camera met [Network] > [Wired LAN] in het webmenu of cameramenu.
Het IP-adres van de camera is gewijzigd met AUTO IP SETUP op de afstandsbediening RM-IP500. Er is meer dan 20 minuten verlopen sinds de camera is ingeschakeld. Start het apparaat opnieuw op. Het IP-adres kan binnen 20 minuten na inschakelen van het apparaat AUTO IP SETUP worden gewijzigd met.

Webapp

Symptoom Oorzaak Oplossing
Kan geen verbinding maken met een webbrowser. Er is geen LAN-kabel van categorie 5e of hoger aangesloten. Sluit een LAN-kabel aan van categorie 5e of hoger.
Niet correct aangesloten op een LAN of het netwerk functioneert niet goed. Controleer dat de Link-led van de LAN-aansluiting brandt. Als de Link-led niet brandt, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder.
De voeding van de camera is niet aangesloten. Raadpleeg het gedeelte "Voeding" hierboven.
Er is geen geldig IP-adres geconfigureerd voor het apparaat. Stel het netwerk terug.
Het geconfigureerde IP-adres wordt gebruikt op een ander apparaat. Controleer dat de IP-adressen van de randapparaten uniek zijn.
Het geconfigureerde subnet-masker komt niet overeen met het gebruikte netwerk-subnet. Stel het netwerk terug.
Het apparaat wordt gebruikt op hetzelfde lokale netwerk via een proxyserver. Wijzig de configuratie zo dat er geen proxyserver wordt gebruikt.
De geconfigureerde standaard-gateway van het apparaat is niet correct. Stel het netwerk terug.
Het ingevoerde webadres is incorrect. Voer het juiste webadres in en probeer het opnieuw.
De HTTP-poort is incorrect. Geef het cameramenu weer op een externe monitor en controleer de instelling [Network] > [Wired LAN] > [HTTP Port]. Als er een waarde hoger dan 80 is geconfigureerd, voeg dan het HTTP-poortnummer toe aan de hostnaam of het IP-adres dat u invoert in de browser.
Voorbeeld: als de HTTP-poort is ingesteld op 8080, voer dan http://<IP-adres>:8080 in
HTTP-poortnummer van het apparaat wordt gefilterd of geblokkeerd. Wijzig het HTTP-poortnummer van het apparaat naar een poortnummer dat niet wordt gefilterd of geblokkeerd.
Een oude cache van de webbrowser zorgt voor problemen. Verwijder de cache van de webbrowser.
Kan geen verbinding maken met de webapp met de 2D-code (QR-code). Het gebruikte apparaat ondersteunt mDNS niet. Gebruik een apparaat dat mDNS ondersteunt.
Als u een apparaat gebruikt dat mDNS niet ondersteunt, voert u het IP-adres rechtstreeks in de webbrowser in.
De tablet of computer is verbonden met een ander netwerk dan de camera. Verbind de tablet of computer met hetzelfde netwerk als het apparaat.
Kan geen verbinding maken met de webapp door handmatige invoer van het webadres. Het gebruikte apparaat ondersteunt mDNS niet. Gebruik een apparaat dat mDNS ondersteunt.
De tablet of computer is verbonden met een ander netwerk dan de camera. Verbind de tablet of computer met hetzelfde netwerk als het apparaat.
Het verificatievenster wordt voortdurend weergegeven. U hebt niet de juiste gebruikersnaam en het juiste wachtwoord ingevoerd. Voer de geregistreerde gebruikersnaam en het wachtwoord in. Als u de gegevens van de geregistreerde gebruikers bent vergeten, raadpleeg dan "De RESET-schakelaar" in "Aansluitblok" om de gebruikersgegevens voor de netwerkverbinding te initialiseren.
De gebruikersnaam en het wachtwoord kunnen zijn gewijzigd door een gebruiker die is aangemeld vanuit een andere webbrowser. Vraag de juiste gebruikersnaam en het juiste wachtwoord op bij de apparaatbeheerder.
Het camerabeeld verschijnt niet in de webapp. De HDMI-uitvoer van de camera is ingesteld op 720×480 of 720×576. Wijzig de resolutie van de HDMI-uitvoer van het apparaat.
Er is een HDMI-monitor aangesloten die het HDMI-uitvoersignaal van de camera niet ondersteunt. Verwijder de HDMI-monitor of gebruik een HDMI-monitor die de HDMI-uitvoerinstellingen ondersteunt.
Het apparaat is opnieuw opgestart en de sessie is verbroken. Wacht ongeveer een minuut en laad de webbrowser opnieuw.
Een oude cache van de webbrowser zorgt voor problemen. Verwijder de cache van de webbrowser.
De resolutie van het camerabeeld in de webapp is laag. De resolutie voor videostream 3 die door de webapp wordt gebruikt is laag ingesteld. Verhoog de waarde met [Stream] > [Video Stream] > [Size 3] in het webmenu.
Het cameramenu verschijnt niet wanneer u op de knop [Menu] drukt. Het cameramenu is zo geconfigureerd dat het niet wordt meegenomen in het HDMI-uitvoersignaal. Stel [Monitoring] > [Output Display] > [HDMI/Stream] in op [On] in het webmenu.
De waarde van een instelling in het instellingenvenster wordt niet correct bijgewerkt/weergegeven. Het instellingenvenster van de webapp geeft niet automatisch de instellingen weer die in een andere webapp zijn gewijzigd. Druk op de knop [Reload] onderaan het instellingenvenster van de webapp. De waarden van de instellingen in het weergegeven instelscherm worden opnieuw geladen en bijgewerkt.
De instellingen van de tijdelijke internetbestanden hebben een invloed. Verwijder de cache van de webbrowser.
Kan configuratiebestand of logboek niet downloaden. De functie voor het downloaden van bestanden van de webbrowser is uitgeschakeld. Schakel de functie voor het downloaden van bestanden van de webbrowser in.
Het instellingenvenster van de webapp kan worden geopend, maar u kunt geen handelingen verrichten in het live-bedieningsscherm en het afspeel-bedieningsscherm. Het actiescherm van de webapp is vergrendeld. Zet de actievergrendelingsschakelaar rechtsboven in de webapp in de stand (Bediening ontgrendeld).
Het duurt even voordat het webapp-scherm wordt weergegeven. Het streambeeld van het apparaat wordt door meerdere gebruikers tegelijkertijd bekeken. Verlaag het aantal gebruikers dat tegelijkertijd de webapp kan gebruiken.
Het beeld is vervormd of schokt. De videogegevens worden niet correct overgebracht door opstopping in het communicatiepad. Verlaag de streambitsnelheid, stel de codec van [Video Stream 3] > [Size] in op de kleinste optie of verlaag de snelheid om voor een marge te zorgen in de communicatieband.
Er zijn meerdere webbrowsers gestart op de tablet die geheugen bezet houden. Sluit alle webbrowsers die op de achtergrond worden uitgevoerd.
Er staan te veel webbrowser-tabbladen open, waardoor de werking wordt vertraagd. Sluit alle niet-gebruikte tabbladen.
De webbrowsercache en webbrowsergeschiedenis zijn zó vol dat de werking wordt vertraagd. Wis de cache van de webbrowser.

Filmen

Camera

Symptoom Oorzaak Oplossing
Het beeld bij het begin en einde van een zwenk-/kantelactie is vervormd. Het beeld kan vervormd zijn als de beeldstabilisatiefunctie van het objectief is ingeschakeld. Schakel de beeldstabilisatiefunctie van het objectief uit.
Beeldhoek verandert zonder actie van de gebruiker. Er is lensadem opgetreden. Raadpleeg "Ademcompensatie".
Kan niet scherpstellen, zoomen of het diafragma aanpassen. De schakelaars op het objectief zijn misschien verkeerd ingesteld. Raadpleeg "De objectiefschakelaars controleren".

Zwenken/kantelen

Symptoom Oorzaak Oplossing
Kan het zwenken/kantelen niet terugstellen. De zwenk-/kantelvergrendeling staat in de stand LOCK. Schuif de zwenk-/kantelvergrendeling naar de stand UNLOCK.
Camera stopt niet op de verwachte plek. Het camerablok is uit balans. Beweeg het camerablok vooruit-achteruit naar een geschikte positie, zoals beschreven bij "Een objectief bevestigen" en schakel het apparaat opnieuw in.
Er is een objectief gemonteerd dat zwenken en kantelen niet ondersteunt. Raadpleeg de compatibiliteitsgegevens van het objectief en monteer een objectief dat zwenken/kantelen ondersteunt. Schakel dan het apparaat opnieuw in.
Kan zwenken/kantelen niet terugstellen. Voer het terugstellen van zwenken/kantelen uit zoals beschreven bij "De zwenk-/kantelfunctie terugstellen".
Er is een onverwachte kracht uitgeoefend op de camerakop waardoor een zwenk-/kantelfout is opgetreden.
Camera keert niet terug naar voren wanneer u op de knop (Zwenken/kantelen terug) drukt. De plafondmontagemodus is ingeschakeld. Stel [Pan-Tilt] > [P/T Direction] > [Ceiling] in het webmenu in conform de daadwerkelijke installatie en schakel dan het apparaat opnieuw in. Bij plafondmontage zit het camerablok op de voorkant van de camera.
Zwenken/kantelen is beperkt. Er is een zwenk-/kantelbereiklimiet geconfigureerd. Wis zo nodig de bereiklimieten voor zwenken/kantelen zoals beschreven bij "P/T Range Limit".
Er is een onverwachte kracht uitgeoefend op de camerakop waardoor een zwenk-/kantelfout is opgetreden. Voer het terugstellen van zwenken/kantelen uit zoals beschreven bij "De zwenk-/kantelfunctie terugstellen".
Zwenken/kantelen ging de verkeerde kant op. De plafondmontagemodus wijkt af van de werkelijke montagestand. Stel [Pan-Tilt] > [P/T Direction] > [Ceiling] in het webmenu in conform de daadwerkelijke installatie.
Instellingen met betrekking tot de zwenk-/kantelrichting zijn gewijzigd. Controleer de instelling [Pan-Tilt] > [P/T Direction] in het webmenu.
Het beeld beweegt niet soepel bij het begin en einde van een zwenk-/kantelactie. De instelling voor versnelling-vertraging voor zwenk-/kantelacties is te hoog. Verlaag de instelling voor versnelling-vertraging voor zwenk-/kantelacties zodat de beweging bij het begin en einde van zwenk-/kantelacties soepeler verloopt met [Pan-Tilt] > [P/T Acceleration] > [Ramp Curve] in het webmenu of cameramenu. Hierdoor zal het objectief er langer over doen om de maximale snelheid te bereiken.
Zwenken/kantelen is gestopt. Het camerablok is uit balans. Beweeg het camerablok vooruit-achteruit naar een geschikte positie, zoals beschreven bij "Een objectief bevestigen" en schakel het apparaat opnieuw in.
De instelling Ramp Curve (versnelling-vertraging) is te hoog voor het gemonteerde objectief. Als u een groot objectief hebt gemonteerd, verlaag dan de waarde [Pan-Tilt] > [P/T Acceleration] > [Ramp Curve] in het webmenu of cameramenu.
U gebruikt een groot objectief. Neem contact op met uw Sony-servicevertegenwoordiger.
Het apparaat wordt geblokkeerd bij zwenken/kantelen. De klemhendel voor de bevestigingsschroef van de objectiefsteunvoet raakt de camera. Draai de klemhendel voor de bevestigingsschroef van de objectiefsteunvoet zodat hij omhoog wijst.
De klemhendel voor de objectiefsteun raakt de camera. Draai de klemhendel voor de objectiefsteun zodat hij omhoog wijst.
De vergrendelingsbeugel voor de camerakop raakt de camera. Controleer of de vergrendelingsbeugel voor de camerakop helemaal in de stand LOCK staat.
Abnormale geluiden tijdens het zwenken/kantelen. De camera is uit balans. Beweeg het camerablok vooruit-achteruit naar een geschikte stand zodat de schuifvoet horizontaal staat.
De instelling Ramp Curve (versnelling-vertraging) is te hoog voor het gemonteerde objectief. Als u een groot objectief hebt gemonteerd, verlaag dan de waarde [Pan-Tilt] > [P/T Acceleration] > [Ramp Curve] in het webmenu of cameramenu.
De camerakop is niet op zijn plek vastgezet en u hoort een geluid van beweging tijdens het gebruik. Stel vergrendelingsbeugel voor de camerakop in de stand LOCK.
Kan een voorkeurspositie niet opslaan. Een voorkeuze kan niet worden opgeslagen als u Clear Image Zoom-gebruikt. Stel de Clear Image Zoom-verhouding terug naar 1×. (Status waarbij de verhouding niet wordt weergegeven rechts van (Zoomverhouding))
De kadrering is verschoven wanneer u een voorkeurspositie afspeelt. De temperatuur van de omgeving is misschien sterk gewijzigd tussen het opslaan van een voorkeurspositie en het afspelen ervan. Sla de voorkeurspositie opnieuw op.
Het objectief wordt niet gekalibreerd. Voer de kalibratie uit met [Technical] > [Lens] > [Lens Calibration] in het cameramenu.
Er is een ander objectief bevestigd dan het objectief dat was bevestigd toen de voorkeuze op werd geslagen. Of de zoompositie voor handmatige zoom is anders. Sla de voorkeurspositie opnieuw op.
Het kadrerings-bedieningspaneel in de webapp is grijs en kan niet worden gebruikt. Zwenken/kantelen is niet beschikbaar wanneer het pictogrammenscherm wordt weergegeven en tijdens afspelen. Geef het afspeel-bedieningsscherm weer en verlaat het pictogrammenscherm of stop het afspelen.
Zwenken/kantelen is niet beschikbaar wanneer het camerabeeld niet kan worden weergegeven in de webapp. Raadpleeg "De webapp" in "Problemen oplossen".
De zwenk-/kantelvergrendeling staat in de stand LOCK. Schuif de zwenk-/kantelvergrendeling naar de stand UNLOCK.
"Execute Pan-Tilt Reset" wordt weergegeven in het kadrerings-bedieningspaneel in de webapp. Er is een onverwachte kracht uitgeoefend op de camerakop waardoor een zwenk-/kantelfout is opgetreden. Voer het terugstellen van zwenken/kantelen uit zoals beschreven bij "De zwenk-/kantelfunctie terugstellen".

Opnemen/afspelen

Symptoom Oorzaak Oplossing
Bij het indrukken van de knop START/STOP wordt opname niet gestart. De geheugenkaart is vol. Vervang de geheugenkaart door een kaart met voldoende vrije opslagruimte.
De geheugenkaart moet worden hersteld. Herstel de geheugenkaart zoals beschreven bij "Geheugenkaarten herstellen".
Het opname-/tallylampje is geconfigureerd als tallylampje, zodat de opnamestatus niet kan worden afgelezen van het lampje. Configureer het opname-/tallylampje als opnamelampje, zoals beschreven in "Een tallysignaal aansluiten".
Audio-opname is niet mogelijk. Er is geen microfoon aangesloten. Sluit een microfoon of geluidsapparaat aan op de AUDIO IN-aansluiting van het aansluitblok.
De instelling [Master Input Level] is op zijn laagst ingesteld. Pas [Master Input Level] aan.
Opgenomen geluid klinkt vervormd. De audioniveau-instelling is te hoog. Pas [CH1 Input Level] t/m [CH4 Input Level] en [Master Input Level] aan.
Wanneer u de microfoon in een luidruchtige omgeving gebruikt, zoals een live-concertzaal, past u eerste [AUDIO IN CH1 MIC Ref.] en [AUDIO IN CH2 MIC Ref.] aan.
Opgenomen geluid heeft een hoog ruisniveau. De audioniveau-instelling is te laag. Pas de instellingen [Audio Input Level] en [Audio] > [Audio] > [Audio Input] > [AUDIO IN CH1 MIC Ref.] of [AUDIO IN CH2 MIC Ref.] aan.
Clips kunnen niet worden afgespeeld. De clip wordt momenteel bewerkt. Clips kunnen niet worden afgespeeld als u de bestandsnamen of mappen heeft gewijzigd, of als de clip in gebruik is op een computer. Dit is geen defect.
De clip is opgenomen met een andere camera dan dit apparaat. Clips die zijn opgenomen met een andere camera dan dit apparaat kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of weergegeven op de correcte grootte. Dit is geen defect.

Bestandsoverdracht

Symptoom Oorzaak Oplossing
Het uploaden van een bestand mislukt. De gebruikersnaam en het wachtwoord op de server zijn niet correct. De gebruikersnaam en het wachtwoord op de server zijn mogelijk niet correct. Voer de juiste waarden in.

IP-streamen

Symptoom Oorzaak Oplossing
Streamen is niet beschikbaar. De gebruikersnaam of het wachtwoord is onjuist ingevoerd in de client-toepassing voor het bekijken van streams vanaf het apparaat. Als de streamindeling van het apparaat is ingesteld op [RTSP], [SRT-Listener] of [NDI|HX], dan moet u in de client-toepassing de gebruikersnaam en het wachtwoord invoeren die voor dit apparaat zijn ingesteld. Voer de correcte gebruikersnaam en het juiste wachtwoord in.
Het streamprotocol is niet ingesteld. Selecteer het doelprotocol met [Stream] > [Stream Setting] in het webmenu.
Zes of meer RTSP-sessies zijn ingesteld. Stel het aantal sessies in op vijf of minder.
Het UDP-poortnummer is verkeerd ingesteld. Stel het poortnummer en andere instellingen voor het doelprotocol in met [Stream] > [Stream] > [Stream Setting] in het webmenu.
UDP-communicatie wordt geblokkeerd. Controleer de instellingen van uw beveiligingssoftware.
Er wordt geen geluid gestreamd. De audio-uitvoerstream is ingesteld op [Off]. Stel [Stream] > [Audio Stream] > [Setting] in op [On] in het webmenu.
De stream-verbinding werd verbroken. De protocolinstellingen of streamcodec-instellingen zijn gewijzigd tijdens het streamen. Stel de protocolinstelling en streamcodec-instellingen in voordat u gaat streamen.
De beeldgrootte van [Video Stream 1] kan niet worden in gesteld op 4096×2160 of 3840×2160. De beeldgrootte is 1920×1080 wanneer [Output Format] is ingesteld op HDMI. De beeldgrootte voor streamen kan niet hoger worden ingesteld dan de HDMI-beeldgrootte. Wijzig de HDMI-beeldgrootte met [Monitoring] > [Output Format] in het webmenu.
De beeldsnelheid van [Video Stream 1] kan niet worden ingesteld op 60 FPS of 50 FPS. De beeldsnelheid voor streamen is ingesteld op 29.97 of lager. De beeldsnelheid voor streamen wordt begrensd door de systeemfrequentie. Wijzig de systeemfrequentie met [Rec Format] > [Frequency] in het webmenu.
Geen toegang tot [Video Stream 3]. [Video Stream 3] ondersteunt geen RTSP/SRT/NDI. Gebruik [Video Stream 1] of [Video Stream 2].
Het RTSP-/SRT-scherm wordt niet correct bijgewerkt/weergegeven. Het poortnummer dat wordt gebruikt voor RTSP of SRT wordt gefilterd of geblokkeerd. Wijzig het RTSP- of SRT-poortnummer naar een poort die niet wordt gefilterd of geblokkeerd door apparaten die de stream ontvangen. Of wijzig het poortnummer dat voor RTSP of SRT wordt gebruikt op het apparaat.
Het beeld is vervormd of schokt. De videogegevens worden niet correct overgebracht door opstopping in het communicatiepad. Verlaag de streambitsnelheid of stel de codec van [Video Stream 2] ([Codec 2]) in op [Off] om voor een marge te zorgen in de communicatieband.
De volgorde van de videopakketten is gewijzigd binnen het communicatiekanaal. Gebruik dezelfde internetaanbieder aan apparaatzijde en ontvangerzijde.
Niet gedetecteerd als NDI-apparaat. Het streamprotocol is niet ingesteld op NDI|HX. Het streamprotocol moet ingesteld zijn op NDI|HX als u het apparaat wilt detecteren als NDI-apparaat. Stel [Stream] > [Stream Setting] in op [NDI|HX] in het webmenu.
Kan niet worden gebruikt als NDI-apparaat. Er is geen NDI|HX-licentie geïnstalleerd. Installeer een NDI|HX-licentie. U kunt controleren of er een NDI|HX-licentie is geïnstalleerd met [Stream] > [Stream] > [Stream Setting] > [NDI|HX] > [License] in het webmenu.

Verbinding met externe apparaten

Externe synchronisatie

Symptoom Oorzaak Oplossing
Kan niet synchroniseren met externe bron. Er wordt geen extern synchronisatiesignaal ingevoerd dat geschikt is voor de geconfigureerde videosignaalindeling. Voer een synchronisatiesignaal in dat geschikt is voor de geconfigureerde videosignaalindeling.
Het apparaat is dubbel-afgesloten. Het apparaat heeft een ingebouwde 75 Ω-afsluiting. Verbind rechtstreeks met een signaalbron (één op één) of gebruik een distributeur (splitter).

Tally

Symptoom Oorzaak Oplossing
Het tallylampje gaat niet branden. De helderheid van het tallylampje is ingesteld op Off. Stel de gewenste helderheid in met [Technical] > [Tally] > [Tally Lamp Brightness] in het webmenu.
Het opname-/tallylampje is geconfigureerd als opnamelampje. Configureer het opname-/tallylampje als tallylampje zoals beschreven in "Een tallysignaal aansluiten".
RM-IP500 is aangesloten en VISCA over IP is uitgeschakeld. Zet SETUP-schakelaar 3 op het aansluitblok van het apparaat in de stand ON.
De OPTION-aansluiting is onjuist of de doelpin is niet kortgesloten naar de aarde. Sluit pin 7 of pin 8 van de OPTION-aansluiting kort naar GND zoals beschreven in "Een tallysignaal aansluiten".

Objectiefcontroller

Symptoom Oorzaak Oplossing
[Communication Error] wordt weergegeven in (Camerastatus). De camera kan niet communiceren met de objectiefcontroller. Controleer de verbinding tussen het apparaat en de objectiefcontroller en zet vervolgens het apparaat en de objectiefcontroller uit en weer aan.
[Rotation Error] wordt weergegeven in (Camerastatus). Een draaifout is opgetreden in de objectiefcontroller. Het opgeslagen zoombewegingsbereik en het objectiefbewegingsbereik komen misschien niet overeen. Initialiseer de objectiefcontroller.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant van de objectiefcontroller.
[System Error] wordt weergegeven in (Camerastatus). Een systeemfout is opgetreden in de objectiefcontroller. Controleer de verbinding tussen het apparaat en de objectiefcontroller. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de objectiefcontroller en initialiseer de objectiefcontroller, of zet het apparaat en de objectiefcontroller uit en weer aan.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant van de objectiefcontroller.
[Unknown Error] wordt weergegeven in (Camerastatus). Een onbekende fout is opgetreden in de objectiefcontroller. Controleer de verbinding tussen het apparaat en de objectiefcontroller. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de objectiefcontroller en initialiseer de objectiefcontroller, of zet het apparaat en de objectiefcontroller uit en weer aan.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant van de objectiefcontroller.