Lijst met ondersteunde functies
In de volgende tabel vindt u de ondersteunde functies en de bijbehorende gebruiksomstandigheden.
| Bedieningspaneel | Functies van het apparaat | Gebruiksomstandigheden |
|---|---|---|
| IRIS | Het diafragma handmatig aanpassen | – |
| AUTO IRIS | Auto Iris in-uitschakelen | – |
| ND | Aanpassen van de lichtdoorlatendheid in variabele ND-modus en schakelen tussen voorkeursposities | – |
| MASTER GAIN | De versterking handmatig aanpassen (stappen van 3 dB) | Ingeschakeld als de opnamemodus is ingesteld op de modus Custom en [Shooting] > [ISO/Gain/EI] > [Mode] is ingesteld op [dB] in het cameramenu. |
| WHITE (R/B) | De witbalans (R Gain/B Gain) handmatig aanpassen | Ingeschakeld als [White Mode] is ingesteld op [Memory A (R/B)] of [Memory A (T/T)]. |
| WHITE (Color Temp) | De witbalans (kleurtemperatuur/tint) handmatig aanpassen
|
|
| AWB | Automatisch aanpassen witbalans | – |
| ATW | De functie ATW (automatisch volgen van de witbalans) in-uitschakelen | Ingeschakeld als de opnamemodus is ingesteld op de modus Custom. |
| BLACK R/B | Aanpassen van de zwartbalans | Ingeschakeld als de opnamemodus is ingesteld op de modus Custom. |
| MASTER BLACK | Het masterniveau voor zwart aanpassen |
|
| DETAIL |
|
|
| User Matrix |
|
|
| Multi Matrix |
|
|
| Knee | De kniecorrectiefunctie in-/uitschakelen De functie automatische knie in-/uitschakelen Het kniepunt en de compressieverhouding instellen |
|
| BARS | De kleurbalken in-uitschakelen | |
| SHUTTER |
|
Wanneer automatische sluiter is ingeschakeld, blijft automatische sluiter functioneren, zelfs als u de sluiter in-/uitschakelt of de sluitersnelheid wijzigt vanaf de RCP. Wanneer de sluiter is ingesteld op [Angle], wordt de sluiter in-uitschakelen of wijzigen van de sluitersnelheid vanaf de RCP niet ondersteund. |
| CALL/Tally | Ondersteunt weergave van CALL/Tally-functie | Ingeschakeld als [Technical] > [Tally] > [Tally Control] is ingesteld op [External] in het webmenu. |
Opmerking
- Nadat u het apparaat geconfigureerd hebt om te voldoen aan de bedrijfsomstandigheden van de functie die u wilt gebruiken, schakelt u de verbinding tussen het apparaat en de RCP/MSU/CNA-2 in. Als u de gebruiksomstandigheden wijzigt nadat de verbinding is ingeschakeld, kan onverwacht gedrag optreden.

