SteadyShot-inst. (bewegende beelden)

U kunt opnemen met een geschikte instelling van SteadyShot voor de bevestigde lens.

  1. MENU (Camera- instellingen2)[SteadyShot][Aan].
  2. [SteadyShot-inst.][SteadyShot-aanp.] → gewenste instelling.

Menu-onderdelen

Automatisch:
Voert de SteadyShot-functie automatisch uit volgens de informatie verkregen vanaf de bevestigde lens.
Handmatig:
Voert de SteadyShot-functie uit volgens de brandpuntsafstand ingesteld bij [ Brandptsafst.]. (8mm-1000mm)
  • Controleer de markeringen voor brandpuntsafstand en stel de brandpuntsafstand in.

Opmerking

  • Het is mogelijk dat de functie SteadyShot niet optimaal werkt wanneer de camera nog maar net is ingeschakeld of vlak nadat u de camera op een onderwerp hebt gericht.
  • Bij gebruik van een statief enz., schakelt u de SteadyShot-functie uit omdat dit een storing kan veroorzaken tijdens het opnemen.
  • [SteadyShot-inst.] is niet beschikbaar wanneer MENU (Camera- instellingen2)[SteadyShot] is ingesteld op [Uit].
  • Als de camera geen brandpuntsafstandinformatie kan krijgen vanaf de lens, werkt de SteadyShot-functie niet correct. Stel [SteadyShot-aanp.] in op [Handmatig] en stel [ Brandptsafst.] in overeenkomstig de lens die u gebruikt. De momenteel ingestelde waarde voor de SteadyShot-brandpuntsafstand wordt naast (pictogram camerabeweging) vermeld.
  • Bij gebruik van een SEL16F28-lens (los verkrijgbaar) met een teleconverter, enz., stelt u [SteadyShot-aanp.] in op [Handmatig] en stelt u de brandpuntsafstand in.
  • Als een lens die is uitgerust met een SteadyShot-schakelaar is bevestigd, kunnen de instellingen alleen worden gewijzigd met behulp van die schakelaar op de lens. U kunt de instellingen niet wijzigen met behulp van de camera.