Opnemen van bewegende beelden in super slow motion (HFR-instellingen)
Door op te nemen met een hogere beeldfrequentie dan het opnameformaat, kunt u bewegende beelden opnemen in super slow motion.
- Zet de functiekeuzeknop in de stand (Hoge beeldsnelheid).Het opname-instelscherm wordt afgebeeld.
- MENU → (Camera- instellingen2) → [HFR-instellingen] en selecteer de gewenste instellingen voor [Opname-instell.], [Beeldsnelheid], [Voorkeuze-instell.] en [OPNAME-tijd].
- U kunt de gewenste belichtingsfunctie instellen door MENU → (Camera- instellingen2) → [Belichtingsmodus].
- Richt de camera op het onderwerp en pas de instellingen aan, zoals de scherpstelling.
- U kunt ook andere instellingen veranderen, zoals de scherpstellingsfunctie, ISO-gevoeligheid, enz.
- De scherpstelling wordt vergrendeld zodra de camera in de opname-standby-stand staat, zelfs wanneer de automatische scherpstelling wordt gebruikt. Als u niet kunt scherpstellen op het bedoelde onderwerp met behulp van de automatische scherpstelling, gebruikt u de handmatige scherpstelling.
- Druk op het midden van het besturingswiel.Het opname-instelscherm wordt gesloten en de camera wordt in de opname-standby-stand gezet.
- In de opname-standby-stand kunt u de belichting niet instellen, niet scherpstellen, de zoomfunctie niet gebruiken, enz. Als u de opname-instellingen wilt veranderen, drukt u nogmaals op het midden van het besturingswiel om terug te keren naar het opname-instelscherm.
- Druk op de MOVIE (bewegend-beeld)-knop.Als [OPNAME-tijd] is ingesteld op [Starttrigger]:
Bewegende beelden opnemen (vastleggen) begint. Wanneer nogmaals op de MOVIE-knop wordt gedrukt, of wanneer de opneembare tijdsduur is verstreken, stopt het opnemen van bewegende beelden en begint de camera de opgenomen bewegende beelden te schrijven naar de geheugenkaart.
Wanneer [OPNAME-tijd] is ingesteld op [Eindtrigger] of [Eindtrigger half]:
Het opnemen van bewegende beelden stopt en de camera begint de opgenomen bewegende beelden te schrijven naar de geheugenkaart.
Menu-onderdelen
- Opname-instell. :
- Selecteert de beeldfrequentie van de bewegende beelden uit [60p 50M]/[50p 50M], [30p 50M]/[25p 50M], en [24p 50M*].
* Alleen wanneer [NTSC/PAL schakel.] is ingesteld op NTSC.
- Beeldsnelheid :
- Selecteert de beeldfrequentie voor opnemen uit [240fps]/[250fps], [480fps]/[500fps] en [960fps]/[1000fps].
- Voorkeuze-instell. :
- Selecteer uit [Kwaliteitsvoorkeuze] wat het belangrijkste is voor de beeldkwaliteit, en selecteer uit [Opn.tijdsvoorkeuze] wat het belangrijkste is voor de tijdsduur van de bewegende beelden.
- OPNAME-tijd :
- Selecteert of gedurende een ingestelde tijdsduur moet worden opgenomen nadat u op de MOVIE-knop drukt ([Starttrigger]), of dat gedurende een ingestelde tijdsduur moet worden opgenomen totdat u op de MOVIE-knop drukt ([Eindtrigger]/[Eindtrigger half]).
Beeldfrequentie
Bij opnemen van bewegende beelden in super slow motion neemt de camera op met een kortere sluitertijd dan het aantal opgenomen frames per seconde. Bijvoorbeeld, wanneer [Beeldsnelheid] is ingesteld op [960fps], zal de sluitertijd per frame korter zijn dan ongeveer 1/1000 seconde om 960 frames per seconde op te nemen. Om deze sluitertijd te kunnen handhaven, is voldoende omgevingslicht noodzakelijk tijdens het opnemen. Als er onvoldoende omgevingslicht is, wordt de ISO-gevoeligheid hoger waardoor meer ruis ontstaat.
Kortste opnameafstand
Het beeld wordt onscherp wanneer het onderwerp te dichtbij is, zoals bij een macro-opname.Neem op vanaf de minimale opnameafstand (W-kant: ongeveer 8 cm, T-kant: ongeveer 100 cm (vanaf de lens)) of verder.
Timing van de opname
Afhankelijk van de instelling van [OPNAME-tijd], is de relatie tussen het moment waarop u op de MOVIE-knop drukt en het opgenomen gedeelte van de bewegende beelden, zoals hieronder afgebeeld.
Het opnemen van bewegende beelden (vastleggen) begint zodra op de MOVIE-knop wordt gedrukt. Wanneer nogmaals op de MOVIE-knop wordt gedrukt, of wanneer de opneembare tijdsduur is verstreken, stopt het opnemen van bewegende beelden en begint de camera de opgenomen bewegende beelden te schrijven naar de geheugenkaart.
(A): Het punt waarop op de MOVIE-knop wordt gedrukt
(B): Het opgenomen gedeelte
(C): Het schrijven naar de geheugenkaart wordt uitgevoerd (u kunt niet beginnen met de volgende opnamesessie.)
Het bufferen (tijdelijk bewegende beelden opnemen op de camera) begint zodra de camera in de opname-standby-stand staat. Wanneer de capaciteit van de buffer is gevuld met de opgenomen gegevens, worden de oudste gegevens overschreven door de nieuwste. Wanneer u op de MOVIE-knop drukt, begint de camera met het schrijven van de bewegende beelden met de ingestelde tijdsduur, teruggerekend vanaf dat punt op de geheugenkaart.
- Met [Eindtrigger] worden bewegende beelden opgenomen met de maximale tijdsduur. Met [Eindtrigger half] worden bewegende beelden opgenomen voor de helft van de maximale tijdsduur. Met [Eindtrigger half], is ook de benodigde tijd voor het schrijven naar de geheugenkaart korter dan met [Eindtrigger].
Eindtrigger half
(A): Het punt waarop op de MOVIE-knop wordt gedrukt
(B): Het opgenomen gedeelte
(C): Het schrijven naar de geheugenkaart wordt uitgevoerd (u kunt niet beginnen met de volgende opnamesessie.)
(D): Het bufferen wordt uitgevoerd
Het opnemen opnieuw uitvoeren
U kunt het opnemen annuleren door [Annuleren] op het scherm te selecteren. Echter, de bewegende beelden die tot op het punt waarop werd geannuleerd zijn opgenomen, worden opgeslagen.
Weergavesnelheid
De weergavesnelheid verschilt zoals hieronder aangegeven, afhankelijk van de toegewezen [Beeldsnelheid] en [Opname-instell.].Beeldsnelheid | Opname-instell. | ||
---|---|---|---|
24p 50M* | 30p 50M/25p 50M | 60p 50M/50p 50M | |
240fps/250fps | 10 keer langzamer | 8 keer langzamer/10 keer langzamer | 4 keer langzamer/5 keer langzamer |
480fps/500fps | 20 keer langzamer | 16 keer langzamer/20 keer langzamer | 8 keer langzamer/10 keer langzamer |
960fps/1000fps | 40 keer langzamer | 32 keer langzamer/40 keer langzamer | 16 keer langzamer/20 keer langzamer |
* Alleen wanneer [NTSC/PAL schakel.] is ingesteld op NTSC.
[Voorkeuze-instell.] en opnameduur
Voorkeuze-instell. | Beeldsnelheid | Effectief aantal pixels afgelezen van de beeldsensor | Opnameduur |
---|---|---|---|
Kwaliteitsvoorkeuze | 240fps/250fps | 1824×1026 | Ong. 4 seconden |
480fps/500fps | 1824×616 | Ong. 3 seconden | |
960fps/1000fps | 1244×420 | ||
Opn.tijdsvoorkeuze | 240fps/250fps | 1824×616 | Ong. 7 seconden |
480fps/500fps | 1292×436 | Ong. 7 seconden/ong. 6 seconden | |
960fps/1000fps | 912×308 | Ong. 6 seconden |
Weergaveduur
Bijvoorbeeld, als u opneemt gedurende ongeveer 4 seconden met [Opname-instell.] ingesteld op [24p 50M]*, [Beeldsnelheid] ingesteld op [960fps] en [Voorkeuze-instell.] ingesteld op [Opn.tijdsvoorkeuze], zal de weergavesnelheid 40 keer langzamer zijn en zal de weergaveduur ongeveer 160 seconden (ongeveer 2 minuten en 40 seconden) zijn.
* Alleen wanneer [NTSC/PAL schakel.] is ingesteld op NTSC.
Opmerking
- Geluid wordt niet opgenomen.
- De bewegende beelden worden opgenomen in het XAVC S HD-formaat.
- Het kan enige tijd duren om het opnemen te beëindigen nadat op de MOVIE-knop is gedrukt. Wacht totdat de camera in de opname-standby-stand staat voordat u de volgende opnamesessie start.