CAMERAPROFIEL

U kunt tot 99 camera-instellingen opslaan als het cameraprofiel op een geheugenkaart om alles gemakkelijk op elk moment te kunnen oproepen.

Bovendien kunt u, als u meerdere camcorders met dezelfde instellingen nodig hebt, de gewenste instellingen laden op alle camera's via de geheugenkaart.

  1. MENU-knop - (OVERIGE) - [CAMERAPROFIEL] - selecteer de geheugenkaart ([GEHEUGENKAART A] of [GEHEUGENKAART B]).

Beschrijving van menu-items

LADEN:

Het cameraprofiel wordt geladen en de instellingen worden uitgevoerd.
Selecteer het te laden cameraprofiel met de ////SET-knop en selecteer [JA] op het bevestigingsscherm.
De camcorder start opnieuw op en het geladen cameraprofiel wordt actief.


OPSLAAN:

Het cameraprofiel wordt opgeslagen.
Selecteer [NIEUW BESTAND] of een bestaande profielnaam met de ////SET-knop en selecteer [JA] op het bevestigingsscherm.


VERWIJDEREN:

Het cameraprofiel wordt verwijderd.
Selecteer het te verwijderen cameraprofiel met de ////SET-knop en selecteer [JA] op het bevestigingsscherm.

Opmerking

  • Het cameraprofiel wordt mogelijk niet correct weergegeven als de bestandsnaam wordt gewijzigd op de computer, of als de stroom wordt uitgeschakeld tijdens het aanmaken.
  • Door de geheugenkaart te formatteren, worden ook de opgeslagen cameraprofielen verwijderd.
  • Een cameraprofiel dat is opgeslagen op een camcorder met een andere modelnaam, of dat bewerkt is op een computer, kan niet worden geladen.

Hint

  • Items die niet kunnen worden opgeslagen zijn onder meer instelwaarden voor menu's, beeldprofielen, knoppen, enz. U kunt deze instelwaarden allemaal samen opslaan in het cameraprofiel.
  • Wanneer u [NIEUW BESTAND] selecteert voor [OPSLAAN], wordt het cameraprofiel [01] genoemd (als het voor het eerst wordt opgeslagen).
  • Als u een bestaand cameraprofiel selecteert wanneer u het profiel opslaat, zullen de huidige waarden worden overschreven.
  • U kunt geen computer gebruiken om opgeslagen instellingen te bewerken.