De lensring gebruiken
Door de voorste lensring (A) en de achterste lensring (B) te draaien, kunt u de zoom- en scherpstellingsfuncties intuïtief gebruiken. U kunt ook de toewijzing van de zoom- en scherpstellingsfuncties aan de voorste lensring en de achterste lensring omwisselen met behulp van [Lensring instellen].
Pictogrammen en functienamen worden als volgt op het scherm aangegeven.
Bijv.:
: Stel de zoomvergroting in door de achterste lensring (B) te draaien.
: Stel de scherpstelling in door de voorste lensring (A) te draaien, en stel de zoomvergroting in door de achterste lensring (B) te draaien.